Achtergrond

‘Sputterend woonbeleid ondermijnt aanpak dak- en thuisloosheid’

Ludo Serrien

Ondanks het Vlaams actieplan tegen dak- en thuisloosheid en de vele inspanningen in het werkveld, wordt er nog te weinig voortgang geboekt. De sleutel tot succes ligt immers op een terrein dat sputtert: wonen. Twee experten maken een balans op.

© Unsplash / Devon Divine

Voorkomen en beëindigen

Tot enkele jaren geleden raakte de aanpak van dak- en thuisloosheid vaak niet verder dan het zorgen voor een goede opvang en het bestrijden van overlast.

Feantsa, de Europese organisatie die rond thuisloosheid werkt, legde in 2010 de lat hoger. Haar oproep over ‘ending homelessness’ had impact op het beleid in heel wat Europese landen en regio’s. De oproep is even eenvoudig als mobiliserend: voorkom zo veel mogelijk dat mensen thuisloos worden en beëindig zo snel mogelijk dat mensen thuisloos zijn.

‘Een op zes uithuiszettingen leidt tot thuisloosheid.’

De drie pijlers van het Vlaams actieplan tegen dak- en thuisloosheid liggen helemaal in de lijn van deze Europese oproep. Veel mensen komen door uithuiszetting op straat of in de opvang terecht. Eerste pijler: met preventieve woonbegeleiding vermijden dat mensen hun woonst verliezen.

Voor jongeren is de overgang naar meerderjarigheid een reëel risico op thuisloosheid. Daarom is woongerichte hulp aan jongvolwassenen de tweede preventieve pijler.

Het derde, meer curatieve luik is gericht op thuislozen die zich bevinden in de opvangcentra, op straat of op meer verborgen plekken. Zaak is hier om zo snel mogelijk woongerichte oplossingen te creëren. Vooral voor mensen die langdurig thuisloos zijn, wordt het ‘housing first’ principe naar voor geschoven.

Van uithuiszetting naar thuisloosheid

We nemen de eerste pijler onder de loep. Preventieve woonbegeleiding moet voorkomen dat mensen uit hun huis worden gezet. In 2020 dreigden in Vlaanderen zo’n 10.000 huishoudens uit hun huurwoning te worden gezet, meestal wegens wanbetaling.

“Die huishoudens balanceren op de rand van dak- en thuisloosheid,” waarschuwt expert Danny Lescrauwaet van SAM, steunpunt Mens en Samenleving. “We weten uit onderzoek dat één op zes vorderingen tot uithuiszetting uiteindelijk leidt tot een opname in de thuislozenzorg. Elk jaar zijn dat er ongeveer 1600.”

Preventieve woonbegeleiding

Preventieve woonbegeleiding is een krachtig instrument om te voorkomen dat mensen op straat of in de thuislozenzorg komen. Voor professor Koen Hermans (KU Leuven) is dit een van de meest effectieve interventies in het sociaal werk.

Nederland pakte onlangs uit met spectaculaire resultaten: het aantal uithuiszettingen zou herleid zijn tot nul. Men speelt daar heel kort op de bal. Elke betalingsachterstand moet men meteen melden, waarna de huurder door de gemeente wordt gecontacteerd. De gemeente koppelt dat ook terug naar de verhuurder. “Dat is duidelijk een brug te ver, omdat dit de relatie tussen verhuurder en huurder kan verslechteren”, zegt Koen Hermans.

“Bovendien blijft de vraag of die focus op betalingsachterstand thuisloosheid kan vermijden. Het risico op thuisloosheid wordt immers bepaald door verschillende kwetsbaarheidsfactoren. Uit onze telling van dak- en thuislozen in 2020 bleek dat er verschillende aanleidingen zijn voor het verlies van woonzekerheid. Niet alleen huurachterstal, maar ook psychische en relationele problemen. Betalingsachterstand kan wel een vertrekpunt zijn om contact te leggen.“

Beperkte focus dwingt tot realisme

Toch zet men ook in Vlaanderen vooral in op mensen met huurachterstal. Die scherpe afbakening noopt tot realisme: enkel met de beperkte begeleidingscapaciteit van hulpverleners van de OCMW’s en Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) zal het niet lukken om in te grijpen op alle risico’s van thuisloosheid.

‘Hoe sneller men van een dreigende uithuiszetting op de hoogte is, hoe groter de kans dat men ze nog kan vermijden.’

Danny Lescrauwaet: “Meldpunten kunnen heel belangrijk worden. Hoe sneller men van een dreigende uithuiszetting op de hoogte is, hoe groter de kans dat men ze nog kan vermijden.” Maar meteen tempert hij dat enthousiasme: “Het Vlaams actieplan rekent voor die meldpunten op het initiatief en het geld van de lokale overheid. Vlaanderen voorziet er zelf geen middelen voor.”

Minder thuisloze jongvolwassenen

Woongerichte hulp voor jongvolwassenen is een tweede preventieve strategie. De aandacht voor jongvolwassenen komt niet uit de lucht gevallen: in alle landen zijn er beduidend meer jongvolwassenen dak- of thuisloos dan andere leeftijdsgroepen.

Voor veel jonge mensen begint hier een lang traject van chronische thuisloosheid. Vermijden dat ze thuisloos worden, is dan ook een zeer preventieve maatregel.

‘Vermijden dat jonge mensen thuisloos worden, is zeer preventief.’

Het specifieke actieplan jongvolwassenen trekt aan heel wat touwtjes. De bovengrens van de jeugdhulp werd opgetrokken naar 25 jaar, rondetafels bereiden jongeren beter voor op het verlaten van de jeugdhulp, en voor een hondertal jongvolwassenen met een jeugdhulpverleden worden kleinschalige wooneenheden voorzien. Bovenlokale netwerken zoals A Way Home zetten in op al deze opportuniteiten.

Ook hier is kiezen verliezen: met de focus op jongeren die uit de jeugdhulp stromen, vat je slechts een deel van de risicogroep. Danny Lescrauwaet: “Jongeren worden soms ook thuisloos na een moeilijke of conflictueuze thuissituatie. Ze belanden dan in een onzekere woonsituatie, vaak verborgen als sofasurfer of kraker. Het komt erop aan om elke beginnende carrière van dak- en thuisloosheid zo snel mogelijk te stoppen, niet alleen die van jongeren uit de jeugdhulp. Dat blijkt ook uit de thuislozentellingen.”

Nog meer preventie

Gaat het over preventie, dan blijven ook andere risicogroepen te veel onder de radar. Daarom pleit Koen Hermans voor nog meer variatie en systematiek in de preventie van dak- en thuisloosheid, naar het voorbeeld van de ‘preventiealliantie’ onder impuls van Judith Wolf in Nederland.

“We moeten nog meer aandacht besteden aan mensen die het psychiatrisch ziekenhuis, de gevangenis of het opvangcentrum voor vluchtelingen verlaten. Deze instellingsverlaters lopen een groot risico op dak- en thuisloosheid. Elk type instellingsverlater vraagt een specifieke aanpak. Voor wie ontslag onvoorspelbaar is, kunnen transitwoningen de overgang minder bruusk maken.”

‘Instellingsverlaters lopen groot risico om dakloos te worden.’

In een ideale wereld ligt de lat bij duurzame oplossingen waarbij alle instellingsverlaters automatisch stabiel kunnen wonen. Alleen is dat erg moeilijk, want samen met de thuislozen die uit de opvang komen, zijn deze ‘ex-en’ niet erg welkom op de woonmarkt.

Housing First voor chronisch thuislozen

Als mensen toch thuisloos worden, moeten woongerichte oplossingen een uitweg bieden. De ambitie van deze derde pijler is om langdurige en chronische thuisloosheid terug te dringen met Housing First: zorg meteen voor een woonst met begeleiding, in plaats van een soms uitzichtloos traject in de thuislozenopvang. Housing First is dan ook heel effectief: meer dan 90 procent van de cliënten behoudt zijn woonst na twee jaar begeleiding.

 ‘Housing First is heel effectief: meer dan 90 procent van de cliënten behoudt zijn woonst.’

Onlangs maakte Vlaams minister Beke hiervoor nog 1,57 miljoen euro vrij en ook de federale overheid, komt met een nieuw budget over de brug in haar ‘Federaal plan Armoedebestrijding’. “Dat is uiteraard positief,” zegt Danny Lescrauwaet, “maar in vergelijking met andere Europese regio’s blijft die investering vrij beperkt.”

Een lege doos

Het uitrollen van Housing First stuit bovendien op een groot probleem: de wooncrisis.

Bij de toelichting van zijn investeringsplan dak- en thuisloosheid, zag Vlaams minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) die bui hangen. Hij maakte een belangrijke kanttekening: “Uiteraard is hiervoor meer nodig dan louter een investering in het hulpverleningsaanbod. Vandaar een oproep om de krachten te bundelen, zodat lokale besturen en huisvestingsactoren binnen het eigen of extern patrimonium kijken welke woningen hiervoor ingezet kunnen worden.”

‘Er is meer nodig dan investeren in hulpverlening.’

Die oproep riskeert op een koude steen te vallen. Een recente uitspraak van de Brusselse staatssecretaris Ben Haou (PS) wijst erop dat Housing First cliënten niet meteen moeten rekenen op voorrang: “Dat is een ‘fast lane’ naar een sociale woning. Je loopt het risico dat mensen vrijwillig een situatie van dakloosheid organiseren om sneller aan een sociale woning te geraken. Met het huidige aantal daklozen in Brussel zou dat ook betekenen dat anderen vier jaar lang geen woning kunnen krijgen.”

Als alle sociale huisvestingsmaatschappijen die analyse volgen, zullen beloftevolle woongerichte oplossingen voor chronisch daklozen helaas een lege doos worden.

Sneller doorstromen naar wonen

Ook voor de mensen die vandaag in de opvang zitten, is het perspectief op een woonst niet evident. Koen Hermans: “Het werkveld werkt hard aan een betere doorstroming, onder meer via begeleid wonen. Maar de Vlaamse regering zet onvoldoende deuren open.”

“De nieuwe toewijzingscriteria voor sociale woningen gaan het voor deze doelgroepen nog moeilijker maken. De toewijzing zal vooral chronologisch gebeuren, met daar bovenop nog de voorwaarde van lokale binding. Aan mensen zonder vaste verblijfplaats vragen wat hun lokale binding is: kan het nog cynischer?”

‘Aan mensen zonder vast verblijfplaats vragen wat hun lokale binding is: kan het nog cynischer?’

“De gemeenten kunnen wel een lokaal doelgroepenplan maken, maar wie daarin dan echt aan de bak zal komen blijft onduidelijk. Zeker kleinere gemeenten zitten niet te wachten op thuislozen, psychiatrische patiënten en ex-gedetineerden.”

Kunnen noodwoningen soelaas bieden? Danny Lescrauwaet: “De Vlaamse regering gaf een injectie aan het lokale aanbod van noodwoningen. Noodwoningen zijn samen met studio-opvang een gezinsvriendelijker alternatief voor de collectieve opvang en nachtopvang. Maar het blijft een tijdelijke oplossing. De effectiviteit van noodwoningen staat of valt opnieuw met doorstroming naar stabiel wonen.”

Heft in eigen handen

Kortom: de ambities van al die actieplannen botsen op een sociaal woonbeleid dat steeds minder uitzicht biedt. Ondanks investeringen in bijkomende sociale woningen blijft er een groot tekort en jarenlange wachttijden. Vlaanderen is op dit punt een van de slechtste leerlingen van Europa.

Verbaast het dan dat veel sociaal werkers en sociaalwerkorganisaties die begaan zijn met armoede en thuisloosheid, zich scharen achter De Woonzaak, een initiatief dat via juridische weg een beter woonbeleid wil afdwingen?

Het is slechts één illustratie van een bredere tendens: om de wooncrisis te bestrijden, nemen burgers en middenveldorganisaties het heft in eigen handen. Sommige welzijnsorganisaties creëren een woonaanbod. Zo proberen CAW’s hun patrimonium voor collectieve opvang om te vormen naar zelfstandige en woonzekere units. Buurt- en opbouwwerkers ontwikkelen op hun beurt alternatieve woonvormen. Intussen blijven ze met de moed der wanhoop zoeken naar betaalbare woningen op de huurmarkt.

Het perfecte alibi

Is dat voor de Vlaamse regering geen perfect alibi om de inspanningen rond sociaal wonen nog meer te temperen?

Koen Hermans vindt van niet: “Die innoverende wooninitiatieven worden soms met argusogen bekeken omdat ze het recht op een sociale woning zouden privatiseren. Toch vind ik het een daadkrachtige vorm van politiserend sociaal werk. Door zelf een aanbod te creëren, ben je goed geplaatst om de politieke verantwoordelijkheid aan te kaarten en de overheid verder uit te dagen.”

‘Je moet ook niet zitten wachten op de overheid. Politiserend sociaal werk is niet alleen actie voeren, maar ook concrete initiatieven opzetten.’

“Je moet ook niet alleen maar zitten wachten op de overheid. Politiserend sociaal werk is niet alleen actie voeren, maar ook concrete initiatieven opzetten, net om de overheid op een andere manier uit te dagen om meer structurele maatregelen te nemen. Zo zijn trouwens ook eerst de opvangcentra en later de sociale verhuurkantoren ontstaan. In Finland toonde Y-Foundation zelfs aan dat het mogelijk is om een bouwmaatschappij op te richten die stabiele huisvesting biedt aan dak- en thuislozen.”

Grondrechten opnemen

De aanpak van thuisloosheid is vooral een zaak van sociale grondrechten. Ook op dat vlak ligt er nog veel werk op de plank.

‘Huurpremies worden nog te weinig opgenomen.’

Kwetsbare groepen hebben recht op een huurpremie waarmee ze toch een plaats kunnen verwerven op de woonmarkt. Danny Lescrauwaet: “Het is geen wondermiddel, maar wel een middel dat op korte termijn, zeker in combinatie met woonbegeleiding, zeer effectief is in de strijd tegen thuisloosheid. Hopelijk komt er een verruiming van dit stelsel, zodat meer mensen in aanmerking komen.”

Dat veronderstelt natuurlijk wel dat mensen op de hoogte zijn van die premies. Niets is minder waar: de bestaande huurpremies worden nog te weinig opgenomen. Dat is een vorm van onderbescherming: mensen hebben recht op premies en tegemoetkomingen, maar maken daar te weinig gebruik van.

Koen Hermans: “Het is duidelijk dat onderbescherming, maar ook het voorwaardelijk maken van bepaalde rechten het risico op dak- en thuisloosheid vergroot. Zo is een referentieadres hebben een belangrijke opstap naar sociale rechten, maar in sommige steden en gemeenten worden daar voorwaarden aan gekoppeld. De procedure is ook lang en ondoorzichtig, waardoor mensen die in de gemeente niet zo welkom zijn, aan het lijntje worden gehouden. Een ander voorbeeld is de ambtelijke schrapping, het is enorm moeilijk om dat weg te werken.”

Om die grondrechten aan te pakken, rekent Vlaams minister Wouter Beke onder meer op het geïntegreerd breed onthaal, een lokaal netwerk van CAW’s, OCMW’s en mutualiteiten. Of dit ook een hefboom zal zijn voor dak- en thuislozen, valt nog af te wachten.

Actieplannen als katalysator

Maken al deze acties, met hun plussen en minnen, een verschil? Is het aantal dak- en thuislozen al gedaald?

De thuislozentellingen die al enkele jaren opgezet worden, lenen zich nog niet voor grote conclusies. Toch kunnen praktijkwerkers vaststellen dat de nieuwe aanpak al heel wat mensen in een meer stabiele woonsituatie bracht.

Koen Hermans: “De actieplannen zijn een soort katalysator. Het helpt om de juiste focus te leggen. Vooral in steden zoals Antwerpen en Gent zien we dat er daardoor grote en concrete stappen vooruit zijn gezet. Steden en gemeenten die nu nog achterblijven, moeten vroeg of laat aanpikken. Maar, wat mij betreft mag dat allemaal wat minder vrijblijvend.”

Ook Danny Lescrauwaet besluit dat er nog heel wat werk op de plank ligt: “Vlaanderen voert nog te veel een sectoraal beleid, met te weinig engagementen vanuit wonen. De aanpak van dak- en thuisloosheid moet intersectoraal zijn en op alle beleidsniveaus: Vlaams, federaal en lokaal. We zitten in de goede richting, maar de aanpak is nog lang niet zo omvattend als in andere Europese regio’s.”

Reacties [1]

  • Elke Bortels

    Ik ben de opleiding maatschappelijk werk aan het doen in Hasselt. Mijn hart ligt bij mensen en mijn toekomst in het werkveld ook. Toch ben ik nu zelf in de problemen gekomen door een een breuk waarbij mijn ex zijn huis verkocht heeft. Ik kan nergens naartoe, geen enkele organisatie kan me helpen en iedereen zegt dat ik alles gedaan heb wat ze me kunnen aanraden. Mijn domiciel zit in schrapping en binnen een maand word ik dakloos met mijn 2 kinderen.

    Ik heb bij instanties gevraagd om een uitzondering te maken voor een 2 slaapkamer appartrment of huis omdat ik mijn kinderen in co ouderschap heb, dit mag enkel als de co ouderschap officieel is. Kortom niemand luistert, iedereen stuurt door en van hulp komt niets in huis.

    Als ik al alle instanties ken en hulp gevraagd heb, hoe moet het dan zijn voor iemand die niets afweet van het sociale werkveld? Voor hulpvragers in België kan geen uitzondering gemaakt worden maar voor vluchtelingen wel, dit is wraakroepend. Echte hulp is nodig!

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.