Therapie en de buitenwereld
De Sint-Jozefskliniek in de West-Vlaamse gemeente Pittem ontvangt dagelijks tweehonderd patiënten. Een veertigtal daarvan zijn jongvolwassenen tussen 18 en 24 jaar die er een psychotherapeutisch traject volgen op maat van hun leeftijd. “Het zijn jongeren die vastgelopen zijn en niet meer functioneren in het dagelijks leven”, vertelt gezinstherapeut en beleidspsycholoog Isabel D’hont.
‘De jongeren functioneren niet meer in het dagelijks leven.’
“De jongeren worstelen allemaal met hun identiteit: wie ben ik, wie wil ik worden, hoe kan ik als gezonde volwassene op mijn eigen benen staan? Er ligt niet altijd een groot trauma aan de basis van hun worsteling. De verhalen zijn erg divers. Er zijn jongeren met verlieservaringen of moeilijke scheidingen, maar evenzeer met een autismespectrumstoornis of ADHD.”
Een deel van de jongvolwassenen volgt een ambulant traject, veertien jongeren zijn in volledige opname. “Maar zelfs wie hier residentieel verblijft, slaapt hier uiteindelijk maar drie nachten per week”, zegt Lieselot Vergaerde, creatief en ervaringsgericht therapeut. “Met onze jongvolwassenen werken we op twee sporen. Naast het psychotherapeutische spoor, staat altijd ook het realiteitsspoor: het contact met de buitenwereld aanhalen en behouden. Dat is erg belangrijk.”
Ouders, broers en zussen vormen een belangrijk deel van die buitenwereld. Maar bij de meeste jongeren in Pittem staat de relatie met het gezin onder spanning. En dat laten de hulpverleners niet blauwblauw. Ze kiezen er resoluut voor om met de context aan de slag te gaan. Het is zelfs een voorwaarde voor de opname.
Waarom kiezen jullie ervoor om de gezinsleden van jullie patiënten zo nauw te betrekken?
Isabel: “In de kinder- en jeugdpsychiatrie is ouders betrekken heel evident, maar dan worden jongeren achttien en houdt dat op. Eigenlijk is dat niet zo logisch. Het blijven hun kinderen en het gaat niet goed met hen. Ze maken zich zorgen.”
“Ook voor de jongere speelt het gezin op die leeftijd nog een belangrijke rol. Ze groeien doorheen het therapietraject, maar als ze dan naar huis gaan en daar groeien ze niet mee, is dat moeilijk. In de gezinsgesprekken hebben we het over hoe het hier loopt, hoe het thuis gaat en hoe we linken kunnen leggen. We krijgen via deze weg ook belangrijke info over het levensverhaal en de ontwikkeling van de jongere. En we zien zelf de dynamiek tussen ouder en kind.”
‘Vaak hebben ouders ook kwetsuren die meespelen in de interactie met hun kinderen.’
Lieselot: “Bij de meeste jongeren staat de relatie met het gezin onder spanning. Dat betekent niet altijd dat er echt een slechte band is met de ouders. Je voelt soms net veel connectie. Maar spanning is er altijd. Dat is ook niet verwonderlijk: wanneer jongeren in opname komen, hebben ze vaak al een hele weg afgelegd. Ouders, broers en zussen voelen zich machteloos, lopen soms al jaren op eieren of reageren krampachtig op de worstelingen van de jongere.”
Isabel: “Met de gezinsgesprekken proberen we moeilijke dingen bespreekbaar te maken. We proberen te voelen wat er te voelen valt. Dat kan best heftig zijn. Vaak hebben ouders ook kwetsuren die meespelen in de interactie met hun kinderen. Voor de ouders is het vaak echt wennen om hun kwetsbaarheid te tonen.”
Ik kan me voorstellen dat niet elke jongere staat te springen voor een therapiesessie met de ouders?
Isabel: “Gezinstherapie is zeker niet populair. Het is ook een beetje raar om met een vreemde en je ouders te moeten spreken over moeilijke dingen. Zeker in het begin geeft dat veel stress. Je moet zowel bij de ouders als de jongere een mandaat verwerven. We werken hoe dan ook met de context, maar zoeken wel naar een manier die voor de jongere comfortabel is. Ze krijgen eerst tijd om hier rustig te landen.”
Lieselot: “Op het moment dat ik word ingeschakeld voor sessies met het gezin kennen de jongeren mij al als hun creatief therapeut. Dan voel je dat ze ongerust zijn omdat ze me plots moeten delen. Of ze zijn bezorgd dat ik dingen uit onze therapie zal delen met de ouders. Dat doe ik natuurlijk niet. We leggen enkel de worstelingen binnen het gezin bloot.”

Isabel (rechts): “Voor de ouders is het vaak echt wennen om hun kwetsbaarheid te tonen.”
© Sociaal.Net / Lisa Develtere
Isabel, jij begeleidt ook maandelijks ouderavonden. Wat is daar de bedoeling van?
Isabel: “Ouders zetten hun kind hier af en dat is natuurlijk spannend. In de oudergroep maken ze kennis met andere ouders, het ziekenhuis en hoe we hier werken. We praten er ook over hoe het als ouder is om je kind te zien worstelen, hoe ze zichzelf staande kunnen houden en hoe ze om kunnen gaan met broers en zussen.”
“Niet alle ouders komen naar de oudergroep. Hun persoonlijke situatie maakt het bijvoorbeeld moeilijk om te komen. En sommigen durven niet komen uit schaamte. Ik probeer hen dan te motiveren om toch één keer mee te doen. En als ze dan voelen dat de andere ouders ook gewone mensen zijn, die hetzelfde meemaken, blijven ze meestal komen. Ze vinden veel steun bij elkaar.”
“Voor broers en zussen hebben we ook een praatgroep. Hen motiveren om te komen is moeilijk. Ze vinden het eng of ze zijn het beu dat alles de hele tijd draait rond hun broer of zus. Het is eigenlijk goed om dat net te benoemen en te horen hoe anderen daarmee omgaan.”
Wat als gezinstherapie niet volstaat om de brokken in het gezin te lijmen?
Isabel: “Als de gezinsgesprekken vastlopen, gooien we het over een andere boeg en komt Lieselot me helpen met EGL-therapie.”
Lieselot: “EGL staat voor ervaringsgericht leren. Het is een therapievorm waar samen ervaringen opdoen centraal staat. Ik hanteer vooral creatieve en spelmethodieken, maar we hebben hier ook een therapeut die beweging en sport als insteek gebruikt.”
Isabel: “Een schoon verhaal is dat van twee zussen, laten we hen Els en Lore noemen. Ze waren altijd twee handen op één buik. Samen vormden ze een front tegen hun ouders. Tot Els een suïcidepoging ondernam. Lore reageerde erg boos. Els, die net verwacht had dat haar zus haar zou begrijpen, voelde zich in de steek gelaten.”
‘Toen ze bij ons opgenomen werd, praatte ze al twee jaar niet meer met haar zus.’
“Beide meisjes waren zo ontgoocheld in elkaar dat het escaleerde en tot een breuk kwam. Toen Els bij ons opgenomen werd, praatte ze al twee jaar niet meer met haar zus. Maar al die tijd woonden ze wel nog onder hetzelfde dak, zaten ze samen aan tafel en gingen ze zelfs met het gezin op vakantie. Altijd gehuld in stilzwijgen. Ik was erg geraakt door de situatie. We moeten die breuk herstellen, vond ik, want dit kan toch niet?”
En gewone gezinstherapie bracht geen zoden aan de dijk?
Isabel: “Ik probeerde dat wel, maar ik heb de situatie erger gemaakt. Met veel zelfvertrouwen dacht ik: we gaan dat hier wel even oplossen. Ik nodigde de zussen uit voor een gesprek, samen met de individuele begeleider van Els. Maar het was vreselijk.”
“Het lukte me niet om een gesprek op gang te brengen. De zussen vonden het ook jammer dat het niet lukte. Ze zagen het als een laatste kans en die was nu mislukt. Erger nog, we hebben de tragische situatie letterlijk in beeld gebracht: ze keken elkaar niet aan, zaten van elkaar weggedraaid en spraken enkel tegen mij en de begeleider.”
“Achteraf voelde ik me heel schuldig. Maar met het team besloten we dat we niet wilden opgeven. We vroegen de zussen of we nog een kans kregen, deze keer met Lieselot aan het roer. Gelukkig zeiden ze ja.”

Lieselot (rechts): “Als therapeut moet je je durven smijten. Je moet mee spelen en kunnen verdragen dat er onverwachte dingen gebeuren.”
© Sociaal.Net / Lisa Develtere
Wat deed jij vervolgens, Lieselot?
Lieselot: “Ik blinddoekte de zussen en vroeg hen om aan puzzelstukken te voelen en aan elkaar te beschrijven wat ze voelden. Voelden ze hetzelfde, dan staken ze het puzzelstuk in de lucht. Het was een manier om hen te doen communiceren over iets heel eenvoudigs.”
“Zodra de blinddoeken af waren, keerden de zussen zich weer van elkaar af en praatten ze enkel tegen ons. Maar er was iets gebeurd, dat voelde je. We hebben een zaadje geplant en dat voorzichtig tot groei laten komen. In vijf sessies, met telkens enkele weken tussen, liet ik de zussen samen dingen doen.”
‘Het was echt mooi om te zien.’
“Al in de tweede sessie begon het er goed uit te zien. Ik had hen een eiland laten tekenen met de vraag wat zij nodig hebben op zo’n eiland. Toen kwamen ze tot de conclusie dat ze eigenlijk dezelfde dingen willen. Ze vroegen zich hardop af: ‘Waar zijn we elkaar dan verloren?’ Het was echt mooi om te zien.”
“Gaandeweg kwam er ook thuis wat meer toenadering. De grootste doorbraak kwam er toen ze zelf een sessie voor ons in elkaar moesten boksen. Ze hebben thuis heel veel plezier beleefd aan die opdracht: wat zullen we hen eens laten doen?”
Hoe gaat het vandaag met de zussen?
Isabel: “Goed! Ze zijn zelfs samen gaan studeren, dezelfde richting.”
Lieselot: “Ze zijn ons super dankbaar, zeggen ze. In het gezin loopt nog steeds niet alles op rolletjes, maar de zussen vormen weer één front. En samen zijn ze beter gewapend tegen de situatie.”
Waarom werkt zo’n aanpak volgens jullie?
Isabel: “Bij veel mensen helpt het om te praten, maar dat werkt niet altijd. Soms moet je dingen gewoon ervaren en voelen. Dat overstijgt het praten. Het beklijft veel meer. Bij dit soort therapie moet je de controle een beetje loslaten. Je weet niet wat er gaat komen. Terwijl je bij gesprekstherapie vooraf kan nadenken over wat je wil zeggen. Er zit een filter op.”
‘Soms moet je dingen gewoon ervaren en voelen. Het beklijft veel meer.’
Lieselot: “Ook als therapeut moet je je durven smijten. Je moet mee spelen en kunnen verdragen dat er onverwachte dingen gebeuren. Maar het is meer dan improviseren en spelen. We reflecteren ook op wat er gebeurt.”
Isabel: “Ik merk dat Lieselot zich, doordat ze de gezinsleden nog niet kent, veel kan permitteren. Ze benoemt wat ze ziet mislopen, bijvoorbeeld, en is niet op haar mondje gevallen en durft zaken openlijk benoemen. Daar schrikken ze dan soms van, maar dan kan je dat weer bespreken.”
Loopt het altijd goed af?
Isabel: “Soms kunnen we niet meer doen dan het probleem in beeld brengen. Zo was er een gezin dat altijd ruzie had. Je zag tijdens de sportieve spelletjes die we deden hoe weinig afstemming er was, vooral door de mama. De papa probeerde wel, maar de mama wilde eigenlijk enkel winnen.”
“De dochter verlangde connectie, maar het werd heel duidelijk dat de mama dat niet kan. In de gezinsgesprekken ging het ook over de jeugd van de mama, waardoor de dochter wel een beetje begrijpt hoe dat komt. Uiteindelijk konden we niet meer dan zeggen: ‘Het is wat het is. Wij gaan je mama niet kunnen veranderen.’”
“Ze moest aanvaarden dat ze geen nauwe band met haar mama kon hebben, of toch zeker nu niet. Vaak is herstel mogelijk, maar soms is breken beter. Door een breuk te installeren kan je het conflict bij iedereen laten rusten. Bijvoorbeeld door de jongere op kot te laten gaan en elkaar slechts enkele keren per jaar te zien op feestdagen.”
‘Vanuit afstand komt er soms wel weer toenadering. Het kan het besef teweegbrengen dat ze misschien toch geen breuk willen.’
Lieselot: “Vanuit die afstand komt er soms wel weer toenadering. Het kan het besef teweegbrengen bij iedereen dat ze misschien toch geen breuk willen. Daarvoor moet je de tijd soms zijn werk laten doen.”
Isabel: “Het is wel belangrijk dat je de ouders ruimte hebt gegeven om hun verhaal te doen vanuit hun kwetsuur. En dat de ouders de kant van de jongere hoorden. Heel vaak zien we dan dat tijd, verdere therapie en het gaandeweg gaan liggen van die hevige emoties, terug een beetje herstel mogelijk maken. Het wordt natuurlijk nog niet meteen een happy family, maar ze blijven wel betrokken. Dat kan waardevol zijn op latere belangrijke momenten, zoals wanneer de persoon zelf kinderen krijgt, of bij een overlijden.”

Isabel (rechts): “Door een breuk te installeren kan je het conflict bij iedereen laten rusten.”
© Sociaal.Net / Lisa Develtere
Geen evidente boodschap aan een jongere: ‘Je kan beter breken met je ouders’?
Isabel: “Heel vaak zeggen de jongeren zelf dat ze het niet meer zien zitten. Maar tegelijk is hun verlangen naar die band met de ouders heel groot. Het is heel dubbel en verwarrend. Bij de ouders zie je eenzelfde dynamiek. Ook zij willen een band met hun kind, maar elke poging daartoe eindigt in ontgoocheling.”
“Als team is het natuurlijk erg spannend om aan te sturen op zo’n breuk. We snappen dat dat moeilijk is. Want er is geen garantie dat er ooit herstel mogelijk zal zijn. Maar wat we wel weten, is dat als het zo verderloopt, het alleen maar zal escaleren. De enige kans op herstel is via een breuk.”
Wat doen jullie als de relatie met de ouder toxisch is?
Isabel: “Dat zien we bij jongeren waar sprake was van misbruik, maar zeker ook bij KOPP-kinderen (Kinderen van Ouders met Pyschische Problemen, nvdr.). Jongeren die zich losgetrokken hebben, soms gevlucht zijn. Zoals onlangs een meisje dat gevoelsmatig helemaal ontregeld was, net door die slechte relatie met de mama.”
‘Je hebt maar één leven en je moet voor jezelf kiezen.’
“Ze vroeg ons om gesprekken op te starten met haar mama, maar we hebben dat geweigerd, want dit is haar veilige plek. Dat is natuurlijk heel pijnlijk. We maakten duidelijk dat we haar verlangen begrijpen. Toch is de realiteit dat een gezonde relatie niet mogelijk is. Toen ze zonder het tegen ons te zeggen terug contact gezocht had met haar, merkten we dat meteen, ze was helemaal overstuur.”
Lieselot: “Het vraagt ook tijd voordat de jongere kan inzien: mijn mama of papa is gewoon zo. Het is belangrijk dat wij hen meegeven dat de relatie hen alleen maar zou kwetsen, hoe jammer dat ook is. Je hebt maar één leven en je moet voor jezelf kiezen.”
Wat als een ouder de jongere de breuk verwijt?
Isabel: “Dan is het zaak om dat manipulatieve gedrag en het geïnduceerde schuldgevoel goed te bespreken met de jongere. We hebben het over welke problematiek van de ouder aan de basis ligt van hun gedrag. En geven de jongere erkenning voor hoe ze zich daarbij voelen.”
Lieselot: “Het betekent veel dat er iemand met hen meevoelt. Want de buitenwereld heeft niet altijd begrip voor zo’n breuk. Maar niet iedere ouder heeft onvoorwaardelijk lief of is er voor zijn of haar kind. Sommige ouders manipuleren, verwaarlozen of doen hun kind juist pijn. Als de jongere uiteindelijk voor zichzelf kiest, zouden ze zich er eigenlijk niet voor moeten verantwoorden. Als je dat niet zelf meemaakt, moet je daar ook geen oordeel vellen.”
Reacties [2]
Mooi artikel met veel gevoel die je verschillende inkijken geeft die je anders nooit zou kunnen maken.
Echt top wat jullie doen en hoe jullie het aanpakken.
Respect!
Ik heb veel respect voor het werk van deze therapeuten. Toch spreek ik als therapeut niet graag over een breuk tussen ouder en kind. Nagy leerde me dat “de band tussen ouder en kind onverbrekelijk is. Je kan wel deze band ontkennen”.
Ik spreek liever over gepaste afstand en nabijheid leren hanteren. En ja daar is soms een tijd geen contact of gefaseerd contact, soms zelf een contactverbod voor nodig. Maar dan installeer je denk ik meer ruimte en kansen in de toekomst voor mogelijk herstel of gebaren van contact, hoe klein ook. Dan kan afstand respecteren opnieuw gekaderd worden als een liefdevolle actie in de onverbrekelijke band tussen ouder en kind.
Inge Jacobs
Individuele, relatie en gezinstherapeut (eigen praktijk Wijnegem)
Familietherapeut en hoog conflictscheiding coach vzw De Touter Berchem