Debat over voedselhulp
Er woedt een debat over voedselhulp. Jaar na jaar doen meer mensen in België er beroep op. “Een bewijs van een falend armoedebeleid”, klonk het onlangs op Sociaal.Net. “Voedselhulp is niet oké”, was een andere veelzeggende titel van een opiniestuk.
Wat is er dan mis met voedselhulp? Voedselhulp is een voorbeeld van ‘warme’ of ‘directe’ solidariteit met mensen die het moeilijk hebben. Daartegenover staat de ‘koude’ of ‘indirecte’ solidariteit van de welvaarstaat. Volgens critici zit de verhouding tussen die twee scheef. Ze roepen op om meer in te zetten op structurele armoedebestrijding.Segaert, B., van Uffelen, N. en Van Wonterghem, C. (Eds.) (2020), Noodhulp onder protest: voedselbanken als wapen voor sociale grondrechten, Universitair Centrum Sint-Ignatius Antwerpen.
Machtsverschillen
De discussie kadert binnen een bredere historische evolutie: het sociaal werk neemt steeds meer afstand van een christelijk geïnspireerde, paternalistische kijk op hulp- en dienstverlening gebaseerd op liefdadigheid.
‘Sociaal werk neemt afstand van een paternalistische kijk op hulp.’
Hulp was daarbij een gunst, eerder dan een recht. Dit zet machtsverschillen tussen een ‘gever’ en ‘ontvanger’ in de verf, bijvoorbeeld door de nadruk te leggen op het belang van dankbaarheid.
Vandaag staat de rechtenbenadering steeds meer centraal in het sociaal werk. Kijk maar naar de globale definitie van het sociaal werk, die enkele jaren geleden aangepast werd. Streven naar rechtvaardigheid en realiseren van rechten zijn belangrijke leidraden geworden, al is er ook discussie over dit referentiekader.
Andere invalshoek
Antropologe Amira Mittermaier nodigt je met haar boek ‘Giving to God: Islamic charity in revolutionary times’ uit om vanuit een heel andere, niet-westerse, invalshoek naar voedselhulp te kijken.
Ze laat je kennismaken met een islamitische ethiek van naastenliefde. Ze beschrijft de dagelijkse praktijk van hulp geven en ontvangen in Caïro. Mittermaier bracht veel tijd door bij liefdadigheidsorganisaties, ramadantafels, heiligdommen en khidmas, soefiruimtes voor gastvrijheid.
‘Mittermaier laat je kennismaken met een islamitische ethiek van naastenliefde.’
Een ander deel van haar veldwerk speelde zich af op het Tahrirplein, waar in de periode van haar onderzoek een revolutionaire strijd om sociale rechtvaardigheid plaatsvond. De activisten op het Tahrirplein beschouwden de religieuze praktijken van naastenliefde als een belemmering voor meer structurele sociale rechtvaardigheid die zij nastreven.
Verschillende visies op armoede
Mittermaier schetst fijngevoelig de dialoog tussen deze revolutionaire strijd enerzijds en de vele praktijken van naastenliefde anderzijds. Het boek beschrijft ontmoetingen met armoede en de verschillende visies die daarover circuleren. Haar schrijfstijl dompelt je onder in deze voor velen onbekende leefwereld.
De auteur schreef dit boek niet vanuit een sociaalwerkinvalshoek maar vanuit een antropologisch perspectief. Toch is deze publicatie verplichte literatuur binnen het vak ‘Stad, diversiteit en transnationaal sociaal werk’ van de Master Sociaal Werk aan de Universiteit Antwerpen. Het boek is immers op veel vlakken een eyeopener, zeker voor sociaal werkers die werken in een superdiverse context.
Confrontatie met je eigen referentiekader
De kunst van het sociaal werk is het erkennen en loslaten van het eigen referentiekader. Dat lijkt misschien een open deur, maar door het lezen van ‘Giving to God’ merk je hoe stevig die uitdaging is.
Je eigen referentiekader voelt immers zo vanzelfsprekend dat je je er vaak niet eens bewust van bent. De verschillen met ‘de ander’ bevinden zich dan ook op onverwachte terreinen. Dat illustreert het boek treffend.
Dankbaarheid overbodig
De waarden en ideeën over dankbaarheid en liefdadigheid die Mittermaier tegenkomt in Egypte staan haaks op de westerse waarden en ideeën waarmee ze opgroeide. Zo schrijft ze een dankwoord in haar boek. Zo’n dankwoord staat symbool voor de vanzelfsprekendheid van dankbaarheid en de onderliggende verwachting van wederkerigheid die heerst in de westerse cultuur.
‘Mensen die voedsel ontvingen, bedankten hier zelden tot nooit voor.’
Dit staat in schril contrast tot het ethos van liefdadigheid in Egypte. Voor veel mensen die Mittermaier er ontmoette, is het uiten van dankbaarheid voor hulp overbodig. Mensen die voedsel ontvingen, bedankten hier zelden tot nooit voor. Voor de mensen die hun leven wijdden aan het bereiden van deze maaltijden was dit volstrekt normaal.
Sommige van deze vrijwilligers zeiden bovendien dat ze helemaal niet gaven om de armen. Ze schonken voedsel in de naam van God en rechtvaardigden armoede met het oog op het hiernamaals.
Poort naar het paradijs
In het Egyptische verhaal van naastenliefde is God alomtegenwoordig. De mensen die in Caïro voedsel geven aan armen, doen dat niet vanuit een humanitaire logica van zorg en mededogen. Het heeft niets te maken met gevoelens van solidariteit, medeleven of schuldgevoel. Het gaat niet om mensenrechten of een strijd voor sociale rechtvaardigheid.
‘Alle giften komen van God en zijn ook gericht aan God. Mensen die voedselhulp ontvangen hebben er recht op. Ze hoeven niet dankbaar te zijn.’
Waar deze voedselhulp dan wel om draait, is een islamitisch geïnspireerde ethiek die gericht is op het goddelijke. Degenen die ‘aan God’ willen geven, hebben de armen nodig om hun vroomheid uit te oefenen. De armen vormen met andere woorden hun poort naar het paradijs.
Alle giften worden gezien als komende van God en zijn ook gericht aan God. Vanuit dit standpunt hebben mensen die voedselhulp ontvangen hier dan ook recht op. Ze hoeven niet dankbaar te zijn of wederkerigheid na te streven. Er is immers geen verticale of hiërarchische relatie tussen gever en ontvanger. Dat leidt tot een heel specifieke ethiek van geven en ontvangen.
Goddelijk minimumloon
We maken in het boek kennis met Shaykh Salah. Hij deelt dagelijks aalmoezen uit vlakbij een moskee. Hij ziet zichzelf slechts als de gevende hand. Het is namelijk God die de aalmoezen geeft.
Net daarom is het niet aan hem om het onderscheid te maken tussen ‘deserving’ en ‘non-deserving poor’. Het is aan God. Salah ziet aalmoezen dan ook als een ‘goddelijk minimumloon’ of goddelijke rechtvaardigheid, die losstaat van de sociale rechtvaardigheid die door de staat georganiseerd dient te worden.
Plaats van religie in sociaal werk
In het westerse debat over armoedebestrijding is God de grote afwezige. De plaats die religie of spiritualiteit vandaag krijgt of inneemt in het formeel sociaal werk, is erg beperkt.Schrooten, M. en Trappers, A. (2019), ‘Sociaalwerkpraktijken in religieuze organisaties’ in M. Schrooten, R. Thys, en P. Debruyne (Eds.), Sociaal schaduwwerk. Over informele spelers in het welzijnslandschap, Politeia, pp. 95–105.In gesprek gaan met cliënten over thema’s als zingeving, levensbeschouwing of spirituele ervaringen is voor veel sociaal werkers een uitdaging.
‘In het westerse debat over armoedebestrijding is God de grote afwezige.’
Je eigen geloof of spiritualiteit inbrengen in een professionele relatie wordt al snel gezien als minder professioneel. Gelovige sociaal werkers botsen vaak op een onuitgesproken neutraliteitsnorm.van ’t Hof, E. (2013), ‘We hebben het er nooit over. Levensbeschouwelijk kapitaal in welzijnswerk voldoende benut?’ Tijdschrift Voor Sociale Vraagstukken, 3, 36–39.
Toch blijven religie en zingeving van belang in onze samenleving. Deze thema’s negeren, zorgt ervoor dat heel wat relevante dynamieken en systemen verborgen blijven.Cloke, P. Thomas, S. and Williams, A. (2013), ‘Faith in Action: Faith-based Organizations, Welfare and Politics in the Contemporary City’, in Cloke, P., Beaumont, J., and Williams, A. (Eds.), Working faith: Faith-based Organisations and Urban Social Justice. (pp. 1-24). Milton Keynes, Paternoster.
Sociaal schaduwwerk
Binnen het sociaal werk zien we de realisatie van sociale rechtvaardigheid vooral als de opdracht van formele sociale infrastructuren. Eerder onzichtbare informele sociale infrastructuren, al dan niet religieus geïnspireerd, vormen vaak een blinde vlek.
We mogen dit sociaal schaduwwerk niet miskennen. De verschillende praktijken van ‘geven’ die door Mittermaier beschreven worden, bewijzen het belang van dergelijke informele infrastructuren.
‘Daar waar de overheid faalt om acute noden in te vullen, zet sociaal schaduwwerk zich in voor de meest kwetsbare burgers.’
Daar waar de overheid faalt om acute noden in te vullen, zet sociaal schaduwwerk zich in voor de meest kwetsbare burgers die vaak maar moeilijk bereikt worden door formele sociaalwerkorganisaties.
Niet louter subsidiair
Toch is sociaal schaduwwerk niet louter subsidiair. Het is namelijk in de vitale coalities tussen formele en informele sociaalwerkpraktijken en met behulp van concrete interventies van een responsieve overheid dat de echte verantwoorde vermaatschappelijking van de zorg kan plaatsvinden.
Tegelijk is er nog een lange weg te gaan vooraleer de samenwerking tussen formele en informele sociaalwerkactoren echt tot stand kan komen. Van Dam, S. en Raeymaeckers, P. (2017), ‘Migrants in the periphery: migrant organisations and their networks’ in European Journal of Social Work, 20(6), 921-934.
Inzichten bieden over niet-westerse noties van solidariteit is een belangrijk begin.
Gezichtsveld verbreden
‘Giving to God’ herinnert ons eraan dat we als sociaal werker blijvend kritisch moeten reflecteren over de context waarin we zelf gevormd zijn, over onze referentiekaders en hun impact op het eigen handelen.
De westerse visie is niet noodzakelijk de enige juiste of relevante visie voor ons werk. Net daarom is het belangrijk om over de grenzen heen te kijken en ons gezichtsveld te verbreden. Zeker omdat andere werkelijkheden zich niet enkel in Egypte, Thailand, Rusland of Brazilië afspelen, maar ook in ons eigen land.
Food for thought
Deze etnografie reikt veel materiaal aan om verder na te denken over de opdracht van sociaal werk. Het boek maakt pijnlijk duidelijk hoe het neoliberale emancipatorische beleid in Egypte leidde tot een groeiende kloof tussen arm en rijk en een falend overheidssysteem. De terugtredende overheid vult niet meer onvoorwaardelijk alle sociale noden en basisrechten in.
‘Neoliberale principes zetten binnen ons sociaal beleid de toon.’
De neoliberale principes van doorgedreven individualisering, eigen verantwoordelijkheid en voorwaardelijkheid van rechten zetten ook binnen ons sociaal beleid de toon. In die zin kunnen we in ‘Giving to God’ een pleidooi zien om deze principes als sociaal werker niet zomaar te aanvaarden. We moeten ons bewust zijn van de politieke sturing van het sociaal werk. Het is tevens onze plicht om hier kritisch tegenover te durven staan en onze plek binnen dit debat op te eisen.
De vraag waarop het sociaal werk nu eigenlijk moet ingrijpen, is er een die al sinds het ontstaan van de professie meegaat. Wat ons betreft is dat een en-en verhaal: goed sociaal werk grijpt in op individueel niveau, maar moet ook politiserend werken om structurele verandering te realiseren.
Reacties [3]
Jullie artikel zet vragen over hoe sociaal werk zich dient te positioneren op scherp en daagt mijn eigen referentiekader en professionele socialisatie uit. Ik ben ondertussen (op aanraden van één van de auteurs ;-)) het boek aan het lezen – stukje bij beetje. Boeiend. Het zet mijn eigen perspectief op religieuze liefdadigheid als vorm van solidariteit op de kop. Jullie stuk zet aan tot gesprek en misschien wel meningsverschil. De plaats van religieuze overtuiging in een professionele context is er geen evidente en komt met vragen en bemerkingen. Jullie laten een onderbelichte kant zien, dat het oog mogelijkheden biedt, en dat zet mij alvast aan het denken. Ben benieuwd of die uitnodiging ‘om het er over te hebben’ breed opgepikt zal worden? Ik hoop van wel.
Kan me terugvinden in wat je schrijft
Interessante bijdrage!
Maar ik heb veel moeite met de tweede alinea van de inleiding, waarin gesproken wordt over warme (intermenselijk) en koude (van overheidswege) solidariteit, en die laatste gelijkgeschakeld wordt met structurele armoedebestrijding (en de eerste dus niet).
Hier zit een denkfout: het armoedebeleid van de overheid kan ook niet structureel zijn, denk aan de ééneuromaaltijden. ‘Warme’ solidariteit kan ook structureel zijn, denk aan de vereniging die de drempel voor mensen in armoedesituaties probeert te slechten door de eigen deelnameprijzenpolitiek onder de loep te nemen, of de buurtbewoners en opbouwwerkers die samen met mensen met armoede-ervaring in gesprek gaan met de lokale overheid.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies