Opinie

‘Als we mensen minder willen vastbinden, moeten we ons meer met hen verbinden’

Wim Simons

Wim Simons werkt als psychiater op een intensieve dienst in psychiatrisch ziekenhuis ‘Sint-Annendael’. Hij reageert op het debat rond isolatie en dwang in de psychiatrie. “Onze zorg moet nog meer persoonlijk worden. Daar vragen patiënten en familieleden naar.”

dwang

© Unsplash / Kevin Laminto

Mensonwaardige toestanden

Een paar weken geleden getuigde Laura De Houwer over haar pijnlijke ervaringen met dwang en isolatie in een psychiatrisch ziekenhuis ergens in Vlaanderen. De titel spreekt boekdelen: ‘In die kale isoleercel verloor ik mijn laatste restje waardigheid’. Er volgden heel wat reacties.

‘Als psychiater raken deze getuigenissen me persoonlijk.’

De geestelijke gezondheidszorg worstelt al langer met isolatie en dwang. ‘Eenzame opsluiting is het ergste’, zo stond in 2017 te lezen op Sociaal.Net. Af en toe laait het debat pro of contra isolatie weer op. Experts ontwikkelden een richtlijn die ontsporingen moet voorkomen. Toch blijven mensonwaardige toestanden opduiken.

Als psychiater op een intensieve dienst die inzet op herstelgerichte zorg, raken deze getuigenissen me persoonlijk. In de eerste plaats omwille van het leed dat mensen ervaren en moeten verwerken. Maar ook omdat ik weet hoe hard de psychiatrische ziekenhuizen en hun medewerkers vandaag bouwen aan een herstelondersteunende geestelijke gezondheidszorg.

Toch loopt het dus soms nog fout.

De relatie tussen patiënt en hulpverlener

Mijn diagnose: veel goede wil, aangepaste architectuur en heldere richtlijnen zijn noodzakelijke maar onvoldoende voorwaarden voor goede zorg. Want doorheen alle drukte en dreigende crisissituaties, is er nog een belangrijke factor die bepaalt of draaiboeken, instructies en richtlijnen ook menselijk en respectvol toegepast worden: de relatie tussen patiënt en hulpverlener. Ik ervaar dat als een cruciale factor.

Hulpverleners zijn mensen. Mensen die via opleiding een bepaalde expertise onder de knie hebben. Daardoor kunnen ze professionele hulp bieden. Maar het zijn ook mensen die kozen voor een job in de geestelijke gezondheidszorg. Ze worden geraakt door het lijden van mensen in psychische nood.

Soms zijn die nood en het bijhorend gedrag ook voor die geëngageerde hulpverleners overweldigend, moeilijk meteen te begrijpen of ronduit bedreigend. Dat brengt ook hen ‘uit hun gewone doen’. Ook aan hun zijde duiken sterke emoties op waardoor professionele expertise kan vervagen.

De persoon van de hulpverlener

Op die uitzonderlijke momenten kunnen procedures een krampachtige houvast worden.

Dat is wat ook de Nederlandse verpleegkundige en sociaal wetenschapper Bauke Koekkoek beschrijft in het boek ‘De kwestie verwarde personen’. Menselijke onmacht en professionele escalatie geven aanleiding tot alles, behalve bevredigende oplossingen.

‘Ook hulpverleners ervaren sterke emoties waardoor professionele expertise kan vervagen.’

Je ziet diezelfde problematiek ook opduiken in het contact met mensen die door persoonlijkheidsproblemen hun gedrag niet onder controle hebben. Onvoorspelbaarheid loert voortdurend om de hoek en dat tekent ook de zorgcontacten met deze mensen. Ook hier wordt een sterk appél gedaan op de persoon van de hulpverlener. Ook hier kunnen emotionaliteit en onmacht escaleren.

Weinig boodschap

Patiënten en hun familie hebben weinig boodschap aan die bedenkingen. Mogen zij van professionele hulpverleners niet verwachten dat ze handelen binnen de grenzen van hun kennis en expertise? Het is wenselijk dat ze geraakt worden door het lijden en uitgesproken emoties van patiënten. Maar mag je niet verwachten dat ze ook in uitzonderlijk heftige situaties onvoorwaardelijk de meester blijven van de eigen gevoelens?

Zo eenvoudig is dat niet, precies omdat hulpverleners mensen zijn. Voor alle duidelijkheid: die evidentie is vooral een troef en kracht. De diepgang van de therapeutische relatie tussen patiënt en hulpverlener heeft een enorme impact op het succes van een behandeling. De aard van de interactie tussen twee mensen, het wederzijds geraakt worden, maken het verschil.

De Nederlandse onderzoeker Andries Baert omschrijft daarbij het belang van presentie: “…dat je als zorggever met de mens in nood een relatie opbouwt, waarin je elkaar goed leert kennen, waarin je dichtbij mag komen en waarin je heel goed leert begrijpen wie hij is en wie jij voor hem of haar kunt zijn. Als je je zorg zó op die ander kunt afstemmen, dan weet je in allerlei situaties heel precies wat je wel en niet moet doen. Dit draagt er ook toe bij dat mensen gezien en gehoord worden, dat ze meetellen, ook als hun problemen niet (direct) opgelost kunnen worden.”

Geraakt, niet ontwricht

Zorg mag dus niet minder persoonlijk worden. Integendeel: als we mensen veiligheid willen bieden maar ook minder willen vastbinden, moeten we net meer met hen verbinden. Zorg moet nog meer persoonlijk worden. Daar vragen patiënten en familieleden naar.

‘Zorg moet nog meer persoonlijk worden.’

De kunst, meer dan een kunde, ligt er voor de zorgverleners in om van ‘persoonlijk geraakt’ niet te belanden in ‘persoonlijk ontwricht’.

Dat laatste is niet zo vanzelfsprekend. Niet alleen omdat de intensiteit en stress in crisissituaties en -afdelingen hoog is. Maar ook omdat die bekwaamheid doorheen opleidingen niet voldoende kan ontwikkeld worden. Het is meer een permanent leerproces en evenwichtsoefening.

Kansen voor menswaardige zorg

Hier ligt een kans om professionaliteit en verantwoordelijkheid verder aan te scherpen. Dat kan door het hoofdstuk ‘preventie’ uit de richtlijn nog veel concreter in de praktijk te brengen: voluit en genereus inzetten op de bevordering van zelfkennis en reflectie, zowel op niveau van de hulpverlener als dat van de teams.

Want het multideskundige team dat een taal verwerft om elkaar hierin te ondersteunen en bij te sturen, biedt enorme kansen tot verstevigen van menswaardige zorg. Hier ligt de hoeksteen van het voorkomen van overmatige professionele afstandelijkheid, burn-out en desillusie.

‘Ontwikkel een structureel kader voor permanente zelfreflectie.’

Theoretische opleidingen, presentaties, visieteksten en richtlijnen zijn dus belangrijk. Maar niet voldoende om ook actief in te grijpen op de persoonlijke ruimte van elke hulpverlener. Want die ruimte bepaalt of ze meester kunnen blijven van hun geraakt zijn, ook en vooral door zeer heftige emoties. Die ruimte bepaalt of sociale professionals ook tijdens periodes van ernstig ontspoord tot zelfs bedreigend gedrag, respectvol en nabij kunnen blijven.

Zelfreflectie en intervisie

De opdracht voor organisaties binnen de geestelijke gezondheidszorg is duidelijk: ontwikkel een structureel kader voor die permanente zelfreflectie en intervisie, voor alle zorgmedewerkers.

Zo’n kader zorgt ervoor dat de visie zich nestelt in elke onderhuidse vezel van de hulpverleners en altijd voorop blijft staan, ook in de meest turbulente omstandigheden. Het geeft vleugels aan de creativiteit bij de zoektocht naar gepaste oplossingen bij elke onverwachte situatie.

De inhoud van dat kader hoeft niet strak ingevuld te worden. De richtlijn kan er zeker inspirerend, maar hoeft er niet beperkend in te zijn. Sommige organisaties kiezen voor verbindende communicatie, andere voor geweldloos verzet en nog andere bouwen een eigen concept uit. Geschiedenis, missie en identiteit van de zorgorganisatie bepalen welk kader hen het best past.

Hoopgevende reactie

Ook het betrokken psychiatrisch ziekenhuis reageerde op de getuigenis van Laura De Houwer. Het stelt vandaag nog sterker in te zetten op supervisie waarin zorgverleners voortdurend kritisch kunnen reflecteren over hun handelen. Daarbij is ook ruimte om de eigen zorgnoden of moeilijkheden aan te geven.

Dat kader moet in elk geval aanwezig zijn, naast de nieuwe richtlijn, aangepaste architectuur en goede wil. Want alleen door de combinatie van al die elementen kunnen competente en geëngageerde hulpverleners voldoende ‘gewoon’ blijven doen in de heftige chaos van het ‘ongewone’ waarin ze samen met de patiënt en familie terechtkomen.

Reacties [3]

  • GV Keizer

    Sterk en herkenbaar artikel. Ik hoop dat er over vrijheidsbeperkende aanpak bij jonge kinderen op het speciaal onderwijs ook meer onderzoek en publicaties zullen komen. Zelf werkzaam in de psychiatrie maar ook moeder van een zoon op het SO zie ik dat de inzichten die gelukkig steeds meer doorsijpelen in de psychiatrie nog lang niet het onderwijs hebben bereikt waar isolatieruimtes nog de norm zijn en onderdeel van verouderde protocollen.

  • Iris Turck

    Het doet me goed te lezen dat dit inzicht hier en daar verschijnt. Dat ook hulpverleners in de toekomst worden begeleid in (tweezijdige) noodzakelijke zelfreflectie. Zo kunnen hulpvragers ‘diagnosestiltes’ meer en meer achterwege laten.
    Investeer, in oa. een herstelplan ggz na covid, ook in deze persoonlijker (kwalitatievere) zorgcoaches! Ze kunnen een belangrijke bemiddelende en destigmatiserende rol spelen. Te kostelijk? Ba nee, gebruik wie/wat er al is en toon wat lef!

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.