Opinie

Een pleidooi voor raketijsjes en humanitaire hulp in Gaza

Sofie de Smet

Onderzoeker Sofie de Smet is psychologe in het team Transculturele Traumazorg aan Vluchtelingen (PraxisP, KU Leuven). Samen met collega’s van Gaza University werkt ze ook aan een onderzoeksproject rond geestelijke gezondheidszorg in Gaza. Wanneer haar zoontje plots in het ziekenhuis belandt, dwalen haar gedachten steeds af naar Gaza.

© Unsplash / Norbert Levajsics

Moordmachine

Laatst werd mijn jong ouderschap onverwacht verstoord door een ongeluk bij mijn vierjarig zoontje. Een lentedag bij vrienden maakte plaats voor een nachtelijk bezoek aan en verblijf in UZ Leuven. Kinderlijke vreugde op een trampoline mondde uit in een complexe armbreuk.

Een oude vriend van me antwoordde op mijn noodkreet via WhatsApp (en ja ik had internet-ontvangst) “Moordmachines”. Trampolines zijn moordmachines? Ik denk aan al die Belgische tuinen met een trampoline. Ik word boos. Maar onmiddellijk aarzel ik over mijn boosheid.

Ik denk aan Gaza, iets wat ik wel vaker doe de laatste tijd. Daar zijn geen trampolines meer, maar andere moordmachines – wapens en raketten – draaien er overuren.

Een beetje vakantie

Ondanks de angst, pijn en tranen van mijn zoontje en mijn schuldgevoel als ouder wordt ons verblijf in het ziekenhuis ook een beetje vakantie.

‘Ik kan niet anders dan voortdurend denken aan Gaza.’

De lentezon schijnt en de warmte vult ook onze harten door de gesprekken en blikwissels met andere ouders, verpleegkundigen, artsen en telefoontjes met vrienden en collega’s.

Ik kan niet anders dan voortdurend denken aan Gaza. Aan hoe het daar moet zijn voor een ouder in een ziekenhuis. Of beter, een ouder die voor een kind een ziekenhuis zoekt, maar enkel ruïnes aantreft.

Amputaties zonder verdoving

We moeten enkele uren wachten voor mijn zoontje geopereerd kan worden. Ik word boos en maak me zorgen om de gevolgen, die misschien onherroepelijk kunnen zijn.

Tegelijk aarzel ik weer. Ik denk aan Gaza, waar breuken niet meer verzorgd kunnen worden.

‘Sinds het blokkeren van de humanitaire hulp, is er een gebrek aan medicijnen.’

Dat doe ik terwijl mijn borst aan een kolfmachine hangt (geen moordmachine trouwens, maar een levensreddende machine voor mijn babydochter). Ondertussen lees en onderteken ik een papier waarmee ik toestemming geef voor een volledige narcose. Ik denk na over de gevolgen van een narcose.

Ik denk opnieuw aan Gaza. Ik hoorde van een collega die met Artsen zonder Grenzen werkt in de Gazastrook dat kinderen er onverdoofd operaties en amputaties moeten ondergaan. Sinds het blokkeren van de humanitaire hulp, is er een gebrek aan verdovingsmiddelen en medicijnen.

Levensgevaarlijk

Na lang wachten – weer aarzel ik, want wat is lang? – worden we eindelijk naar de operatiekamer gebracht. Net voor de narcose vult de operatiekamer zich met meerdere artsen en verplegers. Ze stellen mijn zoontje en mezelf gerust.

Een groot televisiescherm wordt voor de neus van mijn zoontje geschoven. Wat hij graag wil kijken? Ik word ongemakkelijk bij de vele schermtijd sinds het ongeluk. Tegelijk voel ik schroom en denk ik aan Gaza.

‘Die erkenning van mijn angst, stelt me gerust.’

Mijn zoontje slaapt en ik mag de operatiekamer verlaten. Op weg naar buiten moet ik even diep ademhalen om mijn tranen te beheersen. De verpleegster die me naar buiten begeleidt, stopt even, kijkt me aan, en vraagt of het met me gaat.

Die ene blik, die erkenning van mijn angst van mens tot mens, stelt me gerust. “Hoe is het gebeurd?”, vraagt de verpleegster. “Trampoline”, antwoord ik. “Levensgevaarlijk”, reageert ze. Ik denk aan Gaza.

Lang wachten

Tijdens de operatie drinken mijn partner en ik een koffie in de cafetaria. Ik twijfel of ik ook een cola zou nemen. Wat is de mogelijke impact van die cola in het ondersteunen van het oorlogsgeweld? Ik kies voor een wafel en koop er ook een voor mijn zoontje, voor na de operatie. Voedsel is hier zo onvoorwaardelijk. Ik denk aan Gaza.

Na lang wachten – weer aarzel ik of ik dit lang wachten mag noemen – kan ik weer naar mijn zoontje. Hij zal binnenkort wakker worden en dan is het goed als een van de ouders daarbij is. Mijn partner en ik voerden nog een korte strijd over wie bij dit belangrijk moment mag zijn. Keuzestress? Ik denk aan Gaza en de vele kinderen die zonder ouders wakker worden.

Raketijsjes

Ik wacht bij mijn zoontje dat heel langzaam ontwaakt. Stilletjes begint hij te bewegen. “Dorst”, zegt hij. De verpleegster brengt onmiddellijk een flesje water met een rietje. Ze tovert uit haar schort een ijsje. En niet zomaar een ijsje, maar een raketijsje in prachtige kleuren. Ik denk aan Gaza.

‘Kinderen in Gaza verdienen het bewaken van fundamentele mensenrechten.’

Terwijl mijn zoontje geniet van zijn ijsje, denk ik aan Gaza. Het contrast kan niet groter zijn. De voorbije maanden raakte er amper humanitaire hulp binnen. Maar ook voor de humanitaire blokkade verliep de hulpverlening al ontzettend moeizaam. Door het voortdurend geweld van het Israëlische leger is ook de veiligheid van hulpverleners bovendien in groot gevaar.

De hulp die er nu binnengelaten wordt via de omstreden Gaza Humanitarian Foundation terwijl het wapengeweld gewoon verdergaat, is onvoldoende en levensgevaarlijk. Een staakt-het-vuren en een grootschalige stroom aan humanitaire hulp door VN-organisaties en onafhankelijke ngo’s in alle regio’s van Gaza is broodnodig.

Kinderen in Gaza verdienen het bewaken van fundamentele mensenrechten en dat elke raket een ijsje is.

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.