Ouders met vragen
Het ‘Huis van het Kind’ gaat uit van een aantal noden die leven bij ouders van opgroeiende kinderen. Zo hebben ouders bij de opvoeding nood aan feedback en ondersteuning. Ze stellen zich vragen over de ontwikkeling, gezondheid en opvoeding van hun kind.
‘Een ouder kan verdwalen in die complexe mix.’
Verschillende mensen en diensten staan klaar om een luisterend oor te bieden, een geruststellend gesprek aan te gaan of een oplossing uit te werken. Een ouder kan verdwalen in die complexe mix van ondersteunende familie, vrienden, buren, schoolpoorten, huisartsen, onthaalouders, kinderpsychologen en opvoedingswinkels.
Daarom is er niks mis met een ‘Huis van het Kind’ dat het aanbod van preventieve gezinsondersteuning samenbrengt op een centrale plek in de buurt. Zo vinden ouders makkelijker hun weg.
Uiteenlopende bewoners
Geen enkel ‘Huis van het Kind’ is hetzelfde. In elke Vlaamse gemeente wonen in de verschillende kamers andere diensten. Zo kan een huis plaats bieden aan een consultatiebureau Kind en Gezin, een kinderopvanginitiatief, een babysitdienst, de plaatselijke Gezinsbond, pre- en postnatale gym, vakantie- of naschoolse opvang, een opvoedingswinkel of spelotheek.
Die bonte mix mondt overal uit in een mooie wisselwerking tussen professionals, vrijwilligers, ouders en kinderen.
Kind eerst
Toch is er een huizenhoog probleem: de aandacht gaat te exclusief naar het opgroeiende, jonge kind. Twee groepen worden naar het achterkamertje verwezen: jongeren en ouders.
Die éénzijdige focus op het kind is niet toevallig. De verschuiving van het ouderlijk perspectief naar het kind is in de Westerse wereld al enkele decennia aan de gang. In sommige landen, zoals Nederland, is de verschuiving zo ver gevorderd dat men het samengaan van beide perspectieven verlaten heeft. Men beschouwt er het kind nog als enige doelgroep van de professionele opvoedingshulp.
‘De aandacht gaat exclusief naar het opgroeiende kind.’
Ten onrechte zet zo’n ‘kind eerst’-benadering de ouderlijke functies tussen haakjes. Kijk naar de pleegzorg. Daar krijgen pleegouders, gesteund door machtige professionele groepen, ‘in het belang van het kind’ meer macht toebedeeld ten koste van de wettelijke ouders.
Ongezonde driehoeksverhouding
Gelukkig is deze ‘pedagogisering van de samenleving’ in Vlaanderen nog niet compleet doorgeslagen. Maar we zijn wel goed op weg.Depaepe, M. (2003), De pedagogisering achterna, Leuven, Acco.In ontwikkelingssamenwerking wordt het als vanzelfsprekend beschouwd dat een kind het best geholpen wordt door de ouders te helpen. In Vlaanderen is deze vanzelfsprekendheid verdwenen.
‘Ouders voelen zich onbegrepen en mislukt.’
Alle aandacht wordt afgestemd op het kind, waardoor een ongezonde driehoeksverhouding ontstaat tussen hulpverlener, ouder en kind. De aandacht van de ouder voor het kind wordt gedeeld met de hulpverlener. Als ondersteuning of hulpverlening noodzakelijk zijn, dan zijn daar ook goede redenen voor. Maar vaak klopt die verhouding niet meer: de hulpverlener stelt zich gelijk aan de ouders of, erger nog, overtroeft ze.
Daardoor voelen ouders zich onbegrepen en mislukt. Gevolg: enkel zelfzekere ouders wenden zich nog tot de hulpverlener.
Vicieuze cirkel
Zo ontstaat er een vicieuze cirkel. Een ouder met opvoedingsnood voelt zich niet erkend door de hulpverlener. De hulpverlener gaat deze ouder als onverschillig beschouwen. De ouder krijgt nog meer onbegrip en stempels te verwerken. Hij haakt af en vraagt geen hulp meer.
De oorzaak van deze falende samenwerking tussen ouders en hulpverleners wordt kernachtig verwoord in de volgende treffende vaststelling. “Het is merkwaardig om vast te stellen dat een zaal vol jeugdhulpverleners, de meeste onder hen zelf ouder, over ouders kan spreken alsof het een andere diersoort is.”Van der Pas, A. (2003), A serious case of neglect: the parental experience of child rearing. Outline for a psychological theory of parenting, Delft, Eburon.
Het kan anders
Om deze ouders opnieuw te laten geloven in de kracht van hulpverlening, is er zeer intensieve, dure en aanklampende hulp nodig. Maar het kan ook anders, met een hulpverlening die ook oog heeft voor het ouderlijk perspectief.
‘Ouders begrijpen is een kunst.’
Ouders begrijpen is een kunst. Maar je kan wel leren om die onder de knie te krijgen. Opleidingen moeten dan hun aanbod bijstellen. Zo wordt aan de Vlaamse hogescholen en universiteiten ouderbegeleiding amper onderwezen. En onbekend maakt onbemind.
Succes of frustratie
Ondertussen roeien we met de riemen die we hebben. Hulpverleners die er niet in slagen om onbevooroordeeld aan ouders hun vertrouwen te geven, zullen er ook niet in slagen om het vertrouwen van de ouders te krijgen. Dat moet frustrerend zijn. Je doet je werk graag, maar je ziet geen resultaat.
Gelukkig zijn er ook heel wat jeugdhulpverleners die zich afvragen wat ze kunnen doen om ouders meer en beter bij hun werk te betrekken. Ze voelen aan dat goed meewerkende ouders tot betere en snellere resultaten leiden. Zij die erin slagen om het vertrouwen van de ouders te krijgen, slagen meestal ook in hun hulpverleningsopdracht.
Huis van de Ouders
Ook een andere naam kan een stevige duw in de rug geven van een meer succesvolle samenwerking. Het ‘Huis van de Ouders’ legt de focus op ouderschap en opvoeding. Het vermindert de argwaan die elke ouder ten opzichte van een hulpverlener heeft.
Ouders weten van nature dat ze zich kwetsbaar moeten opstellen, willen ze geholpen worden in hun opvoedingsnood. Ze moeten die kwetsbaarheid tonen aan een onbekende hulpverlener. Ze moeten erop vertrouwen dat hij er geen misbruik van maakt. Het is cruciaal dat elke medewerker in een ‘Huis van de Ouders’ de ouders meteen vertrouwen schenkt, zich open opstelt en goed luistert.
‘Leg de focus op ouderschap en opvoeding.’
Ons voorstel om de aandacht te verleggen naar ouders, is niet uit de lucht gegrepen. Als het gaat over de oorsprong van de huidige ‘Huizen van het Kind’ dan verwijst het Vlaams Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning naar Noord-Europese modellen van ‘Family Centers’, vrij vertaald ‘Gezinscentra’. Ook daar zijn de ouders de rechtstreekse doelgroep, de kinderen de onrechtstreekse.“The fundamental basis for the family center is that the well-being of children is strongly linked to that of their parents. Well-being of parents is connected to the resources to respond to their children’s needs. By reinforcing the parenting skills of mums and dads and supporting the marital relationship, it is possible to improve the child’s chances of a secure and happy childhood.” (Nordic Council of Ministers (2012), Family centre in the Nordic countries – a meeting point for children and families, Copenhagen).
Ook aandacht voor jongeren
Die andere naamkeuze lost nog een ander probleem op: de te sterke focus op het jonge kind. Want een ‘Huis van de Ouders’ staat open voor ouders van alle minderjarigen, in bepaalde gevallen ook jongvolwassenen.
Die verruiming naar (ouders van) jongeren is broodnodig. Een belangrijk deel van onze jongeren kampt, in verschillende gradaties, met gevoelens van depressie. Geeft een jongere daarrond signalen, dan is het voor zijn leefomgeving niet gemakkelijk om snel accurate informatie in te winnen of hulp in te roepen.
‘De verruiming naar jongeren is broodnodig.’
Geen ‘Huis van de Ouders’ zonder een antennepost van een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg. Deze moet niet enkel voor de ouders maar ook voor de jongere zelf ter beschikking staan.
Inplanting
Ook het ‘Huis van de Ouders’ moet een centrale plek in de buurt zijn. Dit wijkgebonden aspect is belangrijk. Want die huizen moeten voor iedereen bereikbaar zijn en aansluiten bij de vertrouwde omgeving en plaatselijke gewoontes.
Projecten die een ganse zorgregio, zoals in Oostende, moeten bedienen, bereiken niet het gewenste doel. Wellicht zijn ze op dit ogenblik het meest haalbare. Toch zijn het slechte voorbeelden. Een beperkt maar lokaal ingeplant aanbod, is beter dan een ruim aanbod dat enkel voor modale ouders bereikbaar is.
Lokale overheid aan het stuur
Er is maar één instantie geschikt om dit initiatief te nemen: de overheid. De Vlaamse minister geeft aan dat een initiatief wel vanuit de Vlaamse Gemeenschap aangestuurd kan worden, maar zegt er onmiddellijk bij dat moet nagegaan worden welk bestuursniveau het best aangewezen om het project uit te voeren. Ons antwoord is simpel: de lokale overheid.
‘De lokale overheid moet dit initiatief uitvoeren.’
Dat wil niet zeggen dat de lokale overheid het allemaal zelf moet doen. Private organisatie kunnen erkend worden om het project te organiseren, maar dan wel onder Vlaamse en lokale kwaliteitsvoorwaarden en –toezicht.
Van ons
Alleen zo kunnen de ‘Huizen van de Ouders’ uitgroeien tot de eerste voorziening die écht vraaggestuurd zal werken. Het is een huis dat warm aanvoelt en waar ook ouders zich welkom voelen. Het is ‘van’ en niet ‘voor’ de ouders, dat voelt als ‘van ons’ en niet ‘van een ander voor ons’. Voor veel ouders en hun kinderen zal dit ook een betere thuis opleveren.
Reacties [4]
De verandering van de benaming (oorspronkelijk de aanleiding van dit artikel, omdat K&G dit afdeed als een semantische discussie) van ‘Huis van het Kind’ naar ‘Huis van het Gezin’ of – wellicht beter – ‘Gezinscentrum’ zou al een hele grote (tussen)stap vooruit zijn. Al blijf ik er bij dat de primaire doelgroep de ‘Grootbrengers’ van opgroeiende kinderen en jongeren is. Dat de vlag de lading niet dekt wijt ik vooral aan het feit dat jeugdhulpverleners doordrongen zijn van het kindperspectief. Daarom een voortdurend pleidooi om ook het ouder(s)perspectief in het curriculum van de onderwijsinstellingen op te nemen. Anderzijds ben ik verheugd door de vaststelling dat her en der de verschuiving al ingezet is.
Altijd goed om gevoed te worden door interessante artikels. De plaats van de jongeren en de plaats van de ouders binnen de Huizen van het Kind verdient inderdaad aandacht. Huizen van het kind lopen het gevaar te veel te focussen op babies en peuters vanuit het feit dat ze samenwerken met de consultatiebureau’s, inloopteams, spel- en ontmoetingsruimtes, lokale diensten preventieve gezinsondersteuning (welkom in het bos met de vele bomen), allemaal gericht naar gezinnen met jonge kinderen. Daarom ben ik ook zo blij dat we in het Huis van het Kind Leuven (dat trouwens al bestond voor het decreet) samenwerken met een zeer breed palet van partners, waarbij de aandacht voor ouders en jongeren ook bestaat. En waarbij de lancune, waarvan de auteur in het artikel spreekt, wordt erkend en aangepakt. In die zin is het niet verstandig om alle Huizen van het Kind over dezelfde kam te scheren.
Maar dit artikel verdient aandacht en mag gebruikt worden bij de verdere uitbouw van deze huizen.
De pedagogisering van de samenleving, daar valt wat over te zeggen. Toch even de kanttekening plaatsen dat hulpverleners in sociaal werk nog steeds opgeleid worden tot breeddenkende professionals met oog voor de netwerken waar elk van ons in vervat zit: het sociale en familiale netwerk, evenals de vaak erg uitgebreide professionele netwerken. In plaats van het geweer van schouder te veranderen: van Huis van het Kind naar dat van de Ouder, lijkt het nog meer aangewezen om het te hebben over het Huis van het Gezin. Alleen zo blijft de nood aan werken in en met een systeem van mensen helder.
Ik ondersteun het voorstel van Marcel. Door het goed ondersteunen van de ouders en hun relatie maken we veel mogelijk in de hulp voor kinderen. We moeten wel toegeven dat ook in de huizen de aandacht en belangstelling voor jongeren groeit.
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies