Nergens thuis
“Hoe voelt het om op te groeien tussen twee werelden?”, vroeg een moderator mij in een panelgesprek over identiteit. Tja, hoe vertaal ik dat eigenlijk, dat gevoel: niet van hier, niet van daar, maar van ergens tussenin?
De vraag brengt me terug naar talloze verhalen die ik hoorde of zelf meemaakte. Als cliënten of collega’s met een migratieachtergrond mij hun anekdotes vertellen over uitsluiting, hoor ik mezelf te vaak reageren met: “Je zou er een boek over kunnen schrijven!”
‘Ik lijk als persoon van kleur met mijn gat in de boter gevallen.’
Ik heb lang geloofd dat ik zelf weinig uitsluiting of racisme heb gekend. Ik leek een witte raaf te zijn: aanvaard, verbindend, toegankelijk. Ergens ben ik dat ook. Maar ik leef ook heel vermijdend en preventief in mijn eigen, zo veilig mogelijk georganiseerde bubbel.
Dankzij mijn bubbel
Zo neem ik zelden het openbaar vervoer, wat mij de vuile taal van haters bespaart die de rest van mijn netwerk wel regelmatig naar het hoofd geslingerd krijgt. Ik woon in hartje Borgerhout, in een diverse realiteit waar ik niet zichtbaar afwijk van de dominant witte groep.
Als kers op de taart ben ik zelf werkgever in een cultuursensitieve organisatie waarin ik helemaal mezelf mag zijn. Ik lijk als persoon van kleur met mijn gat in de boter gevallen.
Verdoken wereld
Dankzij mijn bubbel ontsnapte ik aan veel verbale en fysieke confrontaties, maar niet aan de subtielere uitsluitingen, in mijn rol als werknemer en werkgever binnen de sociale sector.
Als hulpverleenster, onderzoekster en medewerkster in organisaties die werken met mensen met een beperking, ontdekte ik een andere ongelijkheid: die van systemen en structuren. Elke professional botst er vroeg of laat op. Alleen kreeg ik er, door mijn voelsprieten, nog een extra dimensie van mee. Soms voelt dat als een gave, soms eerder als een vloek.
Die ongelijkheid stopt niet bij het cliëntcontact. Ik zie ze ook in beleidskamers, bij onderzoekers, bij coördinatoren en in de wedloop om schaarse subsidiegelden. Daar spelen zich dingen af waar je niet enkel een boek, maar zelfs een film over zou kunnen maken.
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet
Zie ik spoken? Of herken ik een patroon?
Een leerkracht die mij op een infoavond voorstelt als “Fatima, de stagiaire”, terwijl ik daar een lezing geef als Karima, de onderzoekster. Professionals die een postdoctoraal onderzoekster van Marokkaanse origine aanspreken als student, terwijl zij zich aan hen allen uitgebreid introduceert en haar mails ondertekent met ‘dr.’.
‘Voor sommige mensen resoneert een vreemd klinkende naam niet met een academische of coördinerende rol.’
Voor sommige mensen resoneert een vreemd klinkende naam niet met een academische of coördinerende rol. Zij classificeren ons vooraf in een eigen ingevulde rol. Onder lotgenoten lachen we ermee: “Ja, want we zijn allemaal Fatima’s”. Maar eigenlijk is het helemaal niet grappig dat men unieke vrouwen keer op keer verwart met eender welke vrouw met een hoofddoek of anderstalige naam.
Overvragen en onderwaarderen
Terug naar de vraag van de moderator, denk ik ook aan een andere ongelijkheid waar ik vaker tegenaan bots: de manier waarop professionals met een migratieachtergrond en organisaties van minderheden worden benaderd.
Hoe vaak worden zij niet opgebeld om “even input te geven”, cliënten aan te leveren voor een wit onderzoeksproject of als gratis gastspreker of tolk te figureren? Terwijl cultuursensitief werken in werkelijkheid enkel lukt wanneer er serieuze investeringen gebeuren. En terwijl de expertise die zij jarenlang opbouwden meestal onzichtbaar blijft in eindrapporten of projectvoorstellen.
Ik kan talloze voorbeelden geven van bijdragen die niet vermeld of gewaardeerd werden, zowel van mezelf als van mensen in mijn netwerk. Er leeft bovendien vaker de veronderstelling dat ‘die expert met migratieroots’ het wel gratis zal doen. Veel hoogopgeleide personen in mijn netwerk herkennen dit en wisselen onderling tips uit om de ‘niet erg’-mentaliteit af te leren en ook voor zichzelf erkenning of een eerlijke vergoeding te durven vragen.
Met de pluimen gaan lopen
Er is nu eenmaal een verschil tussen oprechte partners en opportunistische profiteurs. Oprechte partners zien je als bondgenoot, investeren evenredig en bouwen samen een project dat groter is dan de som van de delen. Profiteurs daarentegen nemen enkel, zonder te geven.
‘Er is nu eenmaal een verschil tussen oprechte partners en opportunistische profiteurs.’
Het resultaat? Minderhedenorganisaties en mensen met een migratieachtergrond worden niet erkend of gewaardeerd voor het onzichtbare werk dat zij verzetten, terwijl witte organisaties en mensen wél met de pluimen gaan lopen.
Ze bestaan echt, de getuigenissen over kanjerorganisaties die letterlijk kennis en teksten overnemen, en deze zonder toestemming noch bronvermelding gebruiken als eigen materiaal. Ze bestaan echt, onderzoekers of hulpverleners wiens naam zonder toestemming gebruikt wordt om een groter bereik te krijgen bij mensen die lijken op een Fatima. Het is vaak zelfs goedbedoeld, maar de manier waarop is niet altijd oké.
Fight or flight
Dat brengt ons bij de keuze die mensen tussen twee werelden continu veel vaker moeten afwegen: fight or flight. Vecht ik en verzet ik mij tegen dergelijke gebeurtenissen of bespaar ik mij de strijd en blijf ik onder de radar?
Laat er geen misverstand over bestaan: mijn boodschap is maatschappelijk en relationeel. Ik kaart een bredere systeemfout aan, met blinde vlekken waar witte organisaties vaak niet bij stilstaan.
‘Vecht ik en verzet ik mij tegen dergelijke gebeurtenissen of bespaar ik mij de strijd en blijf ik onder de radar?’
Misschien voelt u zich ongemakkelijk aangesproken, maar net dat ongemak is een uitnodiging tot reflectie. Het gaat over hoe we als samenleving partnerschappen vormgeven en waarderen, en over de manier waarop die vandaag te vaak ongelijk verlopen. Want precies daar ligt de sleutel: in het erkennen van macht, expertise en inspanningen die anders onzichtbaar blijven.
Het gaat om de structurele realiteit dat vele organisaties en individuen die het dichtst bij de gemeenschappen staan, vaak het minst gewaardeerd worden. Terwijl net zij de sleutel hebben om inclusie waar te maken.
‘Gelukkig blijf ik geloven in co-creatie en ben ik nog niet helemaal verbitterd.’
Organisaties zoals kifkif en ella vzw volg ik de laatste tijd heel nauw op omdat zij mijn waarnemingen een taal geven. Dat bewijst – mocht u er nog over twijfelen – dat ik geen spoken zie en dat de structurele uitsluitingen en ongelijkheden echt zijn.
Smoesjes aanpakken
Gelukkig blijf ik geloven in co-creatie en ben ik nog niet helemaal verbitterd. Dat is dankzij mijn sociale job waarin ik ook signalen van hoop zie wanneer de juiste partners elkaar vinden en krachten bundelen. Dan ontstaan er fantastische projecten die meerwaarde bieden voor elke organisatie én voor de doelgroep. Maar daarvoor is moed nodig: moed om macht te delen, om expertise te erkennen en om structureel te investeren in wie vaak enkel tussen de regels wordt gezien.
Ik geloof oprecht dat ongelijkheden blootleggen helpt om ze te bestrijden. Beno Schraepen, inclusie-expert, noemt het ‘excluses’ aanpakken: de smoesjes die mensen gebruiken om te blijven uitsluiten. Die excuses ontmaskeren, is een noodzakelijke stap richting echte inclusie.
Dus denk even terug: heb jij onlangs nog een ‘goedbedoeld compliment’ uitgedeeld dat meer zei dan je bedoelde? Herken je je organisatie in het nemen zonder terug te geven of investeer je in gelijkwaardig partnerschap? Investeer jij in duurzame kruisbestuiving, ook wanneer jouw (organisatie)naam niet centraal staat?
Structurele keuzes
Voor sociaal werkers ligt hier een belangrijke uitdaging. Diversiteit en inclusie realiseren, vraagt meer dan goede bedoelingen of losse tips uitwisselen. Het vraagt structurele keuzes: wie erken je als volwaardige partner, wie krijgt budget, wie krijgt een plaats aan tafel?
Inclusie gaat niet alleen over cliënten, maar ook over organisaties en stemmen die hen vertegenwoordigen. Alleen als we écht partnerschap durven aangaan – met gelijkwaardigheid en wederkerigheid – maken we het verschil voor mensen die vandaag nog te vaak tussen twee werelden moeten leven.
Reacties [1]
Een mooi artikel, heel herkenbaar. Het legt bloot dat we er nog lang niet zijn maar wel goed op weg. Een tip voor de mannen en vrouwen in alle beroepsgroepen en functies; benoem je funktie ,als die hoort te zijn. Dus geen ” onderzoekster” maar Onderzoeker, geen “vrijwilligster” maar Vrijwilliger. Het zijn vaak de mannen die graag het verschil maken , vrouwen moeten daar zeker niet in mee gaan