We gebruiken elke dag allemaal veel woorden. Ook in de hulpverlening. En het vakjargon is nooit ver weg. Maar verstaan we elkaar ook? Dekt de vlag altijd dezelfde lading? Het woord ‘inclusie’ heeft alvast een positieve bijklank. Maar wat willen we precies zeggen?
Opletten
Zoals steeds is ‘De Dikke Van Dale’ meteen to the point: “Inclusie is de toestand dat iedereen gelijke rechten en plichten heeft en volwaardig kan deelnemen aan het maatschappelijk leven.”
‘Met dure en trendy begrippen als inclusie moeten we goed opletten.’
Haakjes toe, alles duidelijk? Quod non, want met zulke dure en trendy begrippen moeten we goed opletten.
Bijna elke zichzelf respecterende organisatie of institutie draagt ‘inclusie’ hoog in het vaandel, ook al blijkt die soms ver zoek te zijn. Omgaan met diversiteit wordt vaak in één adem mee genoemd. Maar het is niet omdat je een divers doelpubliek hebt, dat je echt aan inclusie werkt. En de inclusieve samenleving kan nog verder weg zijn.
Inclusie en exclusie
Docent orthopedagogie Beno Schraepen schreef met ‘Excluses: wat uitsluiting doet met mensen’ een boeiend boek over inclusie. Hij waarschuwt: “De vlag van inclusie wordt soms gebruikt voor een lading die inclusie eerder tegenwerkt dan vooruithelpt.”
Zo wordt te gemakkelijk gezegd dat we een inclusief jeugdbeleid hebben, gericht op alle kinderen en jongeren, wanneer dat wel opgedeeld is in categorieën en doelgroepen. En wat met de ‘witte school’ die zich inclusief noemt omdat er één leerling met het Downsyndroom in de kleuterklas zit, terwijl een school in een grote stad met meer dan twintig nationaliteiten en een onthaalklas met anderstalige nieuwkomers zich concentratieschool noemt?
Bovendien kan een inclusieve school ook heel sterk uitsluiten. Zeker als leerlingen met een beperking toch apart worden behandeld. Schaepen: “Het uit de klas halen van leerlingen, vaak tijdens de leuke, ontspannen of vrije momenten, werkt stigmatiserend en verhindert de leerling om volledig te socialiseren met de klasgenoten. De impact op het zelfbeeld, de sociale participatie en het vormen van vriendschappen is niet gering.”
Segregatie, uitsluiting en integratie
Met woorden als inclusie helpt het om te zeggen wat het niet is. Zo maakt mensenrechtenorganisatie GRIP vzw een helder en visueel onderscheid tussen ‘inclusie’, uitsluiting, segregatie en integratie.GRIP vzw (2017), Wat is het verschil tussen inclusie, integratie, segregatie en uitsluiting?, Brussel, GRIP vzw.
Uitsluiting treft personen die omwille van bepaalde kenmerken niet mogen meedoen. Bij segregatie worden groepen personen apart gezet. En bij integratie mag je als groep wel meedoen, maar moet je zelf de drempels overwinnen en je aanpassen.
Inclusie is niets van dit alles: “Je kan even goed meedoen, je hoort erbij en de drempels zijn weggewerkt.” Ook Van Dale wist het al.
Ja, maar…
Met zijn boek nodigt Schraepen uit om op een andere manier naar inclusie te kijken. Werken aan inclusie is “exclusie tegengaan”.
‘Elke ‘ja, maar’ rond inclusie is te weerleggen.’
Een woordspelletje in de boektitel wijst op de essentie van uitsluiting. Excluses zijn excuses: “Een uitvlucht, een voorwendsel – nog zo’n mooi woord – om iemand te excluderen, uit te sluiten, niet te laten deelnemen, inclusie te weigeren, vaak ingepakt als een verontschuldiging.” Dat begint meestal met een “ja, maar…”
“Binnen alle contexten zijn er altijd wel redenen te vinden om ‘het’ niet te doen of om het maar voor sommigen te doen en voorwaarden te stellen. De ‘ja, maren’ en ‘als-en’ stapelen zich op rond allerlei argumenten: organisatorisch, financieel, veiligheid, competentie of zelfs persoonlijke argumenten. Elke ‘ja, maar’ rond inclusie is te weerleggen en een uitnodiging tot reflectie over het beleid, de organisatie, je professionele kunde of jezelf als persoon. Vasthouden aan ‘ja, maar’ is vasthouden aan excuses die uitsluiting of segregatie rechtvaardigen en in stand houden. Het zijn excluses.”
Die exclusies benoemen, erkennen en weerleggen zet ons op weg naar authentieke vormen van inclusie. En dat kan je maar op één manier doen: met de mensen zelf. Inclusie is “geen eindproduct, geen inzetbare methodiek, geen verantwoordelijkheid van een inclusie-ambtenaar of -manager”. Dat alles leidt volgens Schraepen allemaal maar tot stilstand.
Uitsluiting zit in ons DNA
En stilstaan is achteruitgaan. Zo poneerde GRIP vzw eerder op Sociaal.Net dat onze vrij goed uitgebouwde zorgsector in feite een rem zet op inclusie. Dat is de wet van de remmende voorsprong: we hebben goede voorzieningen uitgebouwd voor mensen met een beperking waardoor er weinig stimulans is om te vernieuwen in de richting van inclusie. Het is meestal meer van hetzelfde.
‘We hebben ‘speciale’ mensen met gerust gemoed geparkeerd, voor zijn of haar maar vooral voor ons eigen goed.’
Schraepen doet er nog een schepje bovenop. Hij schrijft dat uitsluiting in ons DNA zit: “Dat ‘speciale’ kinderen, jongeren of volwassenen thuishoren in een gespecialiseerde en veilige omgeving, is een van de overtuigingen die doorheen de geschiedenis in ons denken is geplant. Het ontslaat de samenleving en haar burgers van verdere verantwoordelijkheid. We hebben hen met gerust gemoed geparkeerd, voor zijn of haar maar vooral voor ons eigen goed.”
Slik.
People first
Om inclusie te begrijpen moeten we ons dus verdiepen in hoe uitsluiting en segregatie werkt, en wat het doet met mensen. Anders gezegd: bepaal met de mensen zelf wat inclusie is en niet is.
‘Labels en etiketten zijn een vruchtbare grond voor een heleboel excluses.’
Een eenvoudig voorbeeld. Stel ik zit in een rolstoel en ik voel me letterlijk uitgesloten als ik me rollend beweeg op straat, op de tram of in de openbare ruimte. Dan is het heel eenvoudig om te bepalen wat exclusie en inclusie is.
Maar heel vaak is het niet zo eenduidig. Aan de ouders van het Leuvense project Honk vroeg ik of het samenwonen van dertien jongvolwassenen met een beperking wel inclusief is. Het antwoord was gevat en uitdagend: “Het wederzijds engagement van dit co-housing initiatief en de zorgzame buurt zijn een toppunt van inclusie.” Zo zie je maar.
We proberen ook onze woorden te wikken en te wegen. Labels en etiketten zijn “een vruchtbare grond voor een heleboel excluses”. Schraepen ziet ze liefst alleen “op bokalen en kleren”, niet op mensen. Daarom passen we ons taalgebruik aan, vanuit het principe people first: van zijn naar hebben. Liever personen met een beperking dan gehandicapten.
Helaas leiden die pogingen om voorbij de labels te geraken, vaak tot nieuwe labels, aldus Schraepen. Want, heeft niet iedereen een of andere beperking of maken we toch onbedoeld een onderscheid tussen mensen met en mensen zonder een beperking? Oei, dan zijn we weerom aan het segregeren.
Identiteit
Echt spannend wordt het wanneer groepen mensen in dat ene kenmerk hun identiteit vinden. Zo kreeg ik een reactie op de stelling in een eerdere column dat het beter is om mensen met autisme te zeggen dan autisten: “Wij noemen onszelf met trots autisten. Het zijn juist vaak niet-autisten die ons erop wijzen hoe wij onszelf mogen noemen.” Deze trotse mensen willen zeker niet uitgesloten worden en zien hun identiteit net als hefboom voor inclusie.
BV-met-een-beperking William Boeva werkte mee aan het boek van Beno Schraepen en balanceert ook op de dunne lijn tussen in- en uitsluiting: “Als ik mezelf tot deel van de groep maak, duw ik mij eigenlijk buiten beeld en buiten het debat. Ik zie dezelfde moeilijkheid bij Black Lives Matter of LGBTI+ beweging: als je zelf het onderscheid maakt, beklemtoon je net het verschil, dat potentieel tot uitsluiting leidt. Je wil meer visibiliteit, maar het is moeilijk om het juiste midden te vinden.”
Bouwen aan inclusieve spaces
Ook bouwen aan een inclusieve samenleving doe je best met de mensen zelf. De mooie afsluiter is voor Schraepen.
‘Inclusie is geen toestand maar een werkwoord.’
“Bouwen aan een inclusieve samenleving steunt op het organiseren, creëren of installeren van zoveel mogelijk inclusieve spaces. Space is te begrijpen in al zijn letterlijke en figuurlijke betekenissen of vertalingen. Het is dé ruimte, een ruimte, een witruimte, een spatie of rustpunt, een plek, een omgeving, het is een moment, tijd of plaats. Het zijn momenten, ervaringen en plaatsen die het in zich dragen dat iedereen er bij hoort en tot zijn recht komt.”
“Het laat kwetsbaarheid, risico en emoties toe en maakt innovatie, creativiteit, leren, verantwoording afleggen en verantwoordelijkheid opnemen mogelijk. Je bent er van betekenis, je kan en durft er worden, er ontstaat wederkerigheid.”
“Inclusie ontstaat waar beide aan de orde zijn. Een inclusieve space kan een school of klas zijn, een jeugdbeweging of werkplek, een buurthuis of pleintje, actief of passief, als deelnemer of als toeschouwer, spontaan, vluchtig of georganiseerd, gratis of betalend, in het moment, in het nu of iets dat duurt, in de rij voor het loket of door de dienstverlening aan het loket, in verbinding of ontmoeting met de medemens of met de natuur…”
Van Dale had dan toch ongelijk: inclusie is geen toestand maar een werkwoord.
Reacties [3]
Zonder wederzijdse ontmoeting komt er volgens mij nooit inclusie!
Er is een te grote kloof tussen arm en rijk,arme wonen meestal in wijken waar geen rijken wonen,en rijken wonen meestal in wijken waar geen arme wonen
De Hoogopgeleide en de Middenklasse kennen de problemen van de mensen in armoede amper,
Men begint debatten over armoede zonder de mensen die in armoede leven erbij te betrekken,en zo ontstaan dan al die negatieve denkbeelden over ons.
Wie niet meer mee kan in onze samenleving, Die is te lui om te werken zo denkt een groot deel van de middenklasse of die is,dom,die profiteurs ze bedreigen onze welvaart,en zo ontstaat volgens mij,uitsluiting door gebrek aan onderlinge kontakt, ontmoeting,een warme samenleving voor iedereen
willen de hoogopgeleiden en de middenklasse dat of blijven ze uit zelfbescherming liever die ander overheersen
willen jullie wel een inclusie samenleving?,
Dat zijn heel belangrijke zaken die u daar aanhaalt / aanvult. Ik denk dat inclusie samengaat met gelijkwaardigheid en dat in een samenleving waarin verschillen in status, rijkdom, etc gelijkwaardigheid in de weg staan, en waarin het een of andere kenmerk je voordeel geeft, je meer gewicht geeft in groep / samenleving, inclusie moeilijk is. En ja, ik ben het met u eens dat (onder meer) contact, ontmoeting, samen zaken ondernemen, etc heel belangrijk zijn om te evolueren naar een inclusieve gelijkwaardige samenleving.
Beste Katrijn,
Waar ik woon wordt de voedselbedeling gedaan door vrijwilligers,en één betaalde ambtenaar,al jaren vragen sociale organisatie om een stuurgroep op te richten waarin gebruikers van de voedselbank in zitten,de betreffende ambtenaar wil dat niet
en de bevoegde schepen ook niet ,men wantrouwt ons,er is zelfs geen basis voor dialoog,laat staan voor een gevoel van verbondenheid met ons
Maar juist door samen te werken in concrete projecten van wederzijds belang,dat is volgens mij een van de belangrijkst stimulans voor groei naar een meer inclusie gemeenschap,het zal ons dichter naar elkaar doen toe groeien.Nu mag men alleen voeding ophalen uitpakken en in de rekken plaatsen,zonder enige vergoeding.Dat ik mij een tweederangs en soms meer een derderangs burger voel,is toch normaal? of vind u dat van niet?!
Zeker lezen
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies