Achtergrond

Moet je je schuldig voelen als je in de Primark shopt?

Sarah Vandoorne

De inflatie is hoog. Veel consumptiegoederen worden duurder. Tegelijk zijn kleren nooit zo goedkoop geweest. Wat betekent het om in deze tijd in winkels als Primark of H&M je slag te slaan? “Koop geen vijf T-shirts, maar houd het op eentje, een die je echt mooi vindt, van degelijke kwaliteit.”

© Unsplash / Artem Beliaikin

Wraakshoppen

Revenge spending. Wraakshoppen. Zo noemt professor consumentengedrag Malaika Brengman een kortstondige trend die ze zag na de coronacrisis in Knack. Of ook wel: “de schade van de afgelopen twee jaar inhalen”.

‘Waar hebben we al die shit voor nodig?’

Nieuwsmedia beschreven een overrompeling bij kledingketens. Vooral goedkope winkels waren het slachtoffer, of zeg maar de winnaar, van onze drang naar ‘wraakzuchtig’ shoppen. Alsof er nooit een pandemie geweest is. De maskers vallen af. De mondmaskers, maar ook onze neiging om te vervallen in oude gewoontes.

Prijsknallers blijven klanten lokken

De verstilling waarvan sprake tijdens de pandemie lijkt veraf. Prijsknallers blijven klanten lokken, ondanks de profetieën van futuristen en modetheoretici zoals de Nederlandse trendvoorspeller Lidewij Edelkoort. “Waar hebben we al die shit voor nodig?”, stelde ze kras in VPRO-programma Tegenlicht.

De coronacrisis noemde ze “een unieke kans om anders te produceren, dichter bij huis te produceren”. De vraag die de journalist niet stelde: en wat mag dat kosten, zo’n lokaal geproduceerde collectie?

‘Duurzame, duurdere stukken? Dat zit er de komende maanden niet in. Door de inflatie bespaart 42 procent van de consumenten op kleding.’

“In plaats van veel kleren te kopen, hebben veel mensen nu liever een paar duurzame en misschien ook duurdere stukken”, gaat Brengman in Knack verder over een verandering in consumptiegedrag tijdens de pandemie.

Maar na de ene crisis volgt de andere: gezien de torenhoge inflatie krijgen steeds meer mensen het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Duurzame, duurdere stukken? Dat zit er de komende maanden niet in, lijkt de conclusie van de Knack-journalisten. De inflatie is zo hoog dat 42 procent van de consumenten bespaart op kleding. “Ik vermoed dat de trend van revenge spending nu wel gauw zal stilvallen”, observeert Brengman.

Brantano

In modeland is het laatste woord over dure en goedkope kledij nog niet gezegd. Om nog maar te zwijgen over het debat of het ene nu werkelijke duurzamer is dan het andere: het is niet omdat het merk prestigieuzer en het prijskaartje hoger is, dat de productieomstandigheden zoveel beter zijn.

Toen de oer-Vlaamse schoenenreus Brantano de deuren sloot en uitverkoop hield tussen twee lockdowns in, waren de media maar al te graag van de partij. Journalisten waren danig onder de indruk van de massale rijen die zich vormden buiten de bekende en vooral betaalbare keten.

‘Is de slinger van de overconsumptie helemaal doorgeslagen?’

Is de slinger van de overconsumptie helemaal doorgeslagen? Is het wel zo simpel uit te leggen? Of is er meer aan de hand?

Het zijn niet de economen, maar de armoede-organisaties die het in diezelfde media opgenomen hebben voor de uitgelaten koopjesjagers. Zij reageren dat mensen met lage inkomens niet altijd de keuze hebben. Online shoppen is ook al niet evident, want een deel van de Belgen heeft nog steeds geen toegang tot internet.

“Ik hoed mij ervoor om mij moreel superieur te voelen in mijn duurzame jumpsuit van 220 euro.”

© Unsplash / Fernand De Canne

Morele verontwaardiging

“Gaan wij werkelijk mensen die geen internet kunnen betalen, beschamen omdat zij in de rij staan voor kleding die snel kapot gaat, waardoor zij twee maanden later weer tussen de winkelrekken verschijnen?” Dat mailt filosoof Aurélie Van de Peer me in het heetst van de crisis.

“De morele verontwaardiging was groot”, schrijft zij. “Natuurlijk voel ik ook teleurstelling wanneer ik zo’n rijen zie, maar ik hoed mij ervoor om mij moreel superieur te voelen in mijn duurzame jumpsuit van 220 euro. De fairfashionwereld moet ook haar privileges erkennen.”

Ook duurzame mode-ontwerpers kopen Primark

Moeten mensen op de vingers getikt worden voor hun niet-duurzame koopkeuzes als ze zelf moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen? Ook Orsola de Castro zou vast “nee” antwoorden op die vraag.

De Castro is een duurzame mode-ontwerper van Italiaanse origine en de medeoprichter van een organisatie die zich met man en macht lijkt te verzetten tegen goedkope kledingketens: Fashion Revolution. “Maar ook ik heb Primark in mijn kleerkast hangen”, schrijft ze in haar boek.

‘Zolang je je kleren graag ziet, is het oké om tot een aankoop over te gaan.’

Het boek van De Castro kreeg als titel ‘Loved Clothes Last’. Vrij vertaald wil dat zoveel zeggen als: zolang je je kleren graag ziet, is het oké om tot een aankoop over te gaan, want dan zorgen we er vanzelf voor dat de spullen lang zullen meegaan. Figuurlijk, maar ook letterlijk.

Als mode-ontwerper staat De Castro bekend als de ‘koningin van de upcycling’. Upcycling is een soort verhogende trap van recycling: in plaats van iets nieuws te maken van afgedankt materiaal, repareer je het zodat je het niet langer oud of afgedankt kan noemen. Een voorbeeld is een gapend gat in een broek herstellen door er een lap stof in een hippe print op te naaien.

Koesteren en herstellen

Zo moeten we ook naar mode kijken, vindt De Castro: als iets wat je koestert en herstelt als het stuk is. De boodschap van De Castro kan op veel navolging rekenen, in elke inkomensklasse. Maar vooral een gegoede middenklasse voelt zich aangesproken door haar filosofie.

Ergens stoort dat De Castro. Want, schrijft ze, eigenlijk is het absurd dat we nu steeds meer spreken over upcycling als iets elitairs, als een hippe oplossing voor de mode-industrie, die steeds meer uit haar voegen barst.

‘Het is volkomen absurd dat vintage en verstelwerk plots ‘elitair’ geworden zijn, terwijl massaal nieuwe kledij inslaan spotgoedkoop geworden is.’ 

“Doorheen de geschiedenis zijn kleren uit elkaar gehaald, verknipt, nieuw leven in geblazen en opnieuw in elkaar genaaid, omdat – tot voor kort – zuinig omgaan met je kleerkast de economische logica volgde: kleding was duur en ontworpen om lang mee te gaan. Upcycling was toen geen mode, maar noodzaak, een gevolg van armoede.”

Het dragen van afdankertjes, gaat de ontwerper en activist verder, had jarenlang een negatieve connotatie. “Arme mensen dragen oude spullen, rijke mensen kopen iets nieuws. Het is volkomen absurd dat vintage en verstelwerk plots ‘elitair’ geworden zijn, terwijl massaal nieuwe kledij inslaan spotgoedkoop geworden is.”

“Zo moeten we naar mode kijken: als iets wat je koestert en herstelt als het stuk is.”

© Unsplash / George Bakos

Fast fashion

Hoe komt het dat alles in het leven enkel maar duurder wordt maar kleding de afgelopen dertig jaar enkel maar gezakt is in prijs? Nee, we hebben het niet over de duurdere, duurzame stuks, maar wel over die zogenaamde ‘snelle mode’.

De eerste keten die in de jaren 90 met dat idee op de proppen kwam, was het moederbedrijf achter ZARA, Inditex. ‘Fast fashion’ staat voor meer voor minder. Het draait om enorme volumes, snelle productie en trendgevoeligheid. Modecollecties wisselen elkaar snel af zodat wij snel kopen.

‘Fast fashion staat voor meer voor minder.’

Gemiddeld duurt het zes weken om een nieuwe collectie te produceren, van ontwerp tot levering. Zo ligt er elke week opnieuw kleding in de rekken en krijgen consumenten, jij en ik, amper de tijd om te beslissen of we iets werkelijk willen. Daar ligt de succesformule van het concept, want voor veel consumenten is fast fashion zodanig goedkoop dat het de twijfel niet waard is. Koopje!

Spotgoedkoop?

De snelheid verklaart nog niet waarom de kleding zo’n koopje is. Dat doet de locatie waar het gemaakt wordt: in lageloonlanden. Maar nog belangrijker is het volume dat de kledinggiganten kunnen inslaan, net omdat ze over goedkope arbeidskrachten, een enorm kapitaal en een gigantische afzetmarkt beschikken. Dat beschrijft Elizabeth Cline in haar boek ‘Overdressed’.

‘Merken die dit model aanhouden weten hun kosten laag te houden.’

Merken die dit productiemodel, de fast fashion, aanhouden weten hun kosten laag te houden. Om concurrentieel te blijven, zijn veel andere merken gevolgd, zowel in de lagere prijzen als moordende levertermijnen en bezwaarlijke productiemethodes.

Aangezien er zo’n druk op leveringen staat, bolwerken fabrikanten het vaak niet om collecties zelf af te krijgen. Dus gaan ze op zoek naar onderaannemingen die het resterende werk op zich kunnen nemen. Dat doen ze vaak voor een appel en een ei en uit het zicht van eventuele gedragscodes die Westerse merken hun leveranciers opleggen.

Pandemie

Fabrikanten zouden ook gewoon “nee” kunnen zeggen tegen een bestelling, maar gezien de snelheid waarmee bestellingen elkaar opvolgen en de concurrentie die er in productielanden heerst, is dat riskant. Je weet nooit wanneer je zonder werk komt te zitten. Als er een pandemie opduikt, ik zeg maar wat.

‘Tijdens de coronacrisis kwamen veel kledingketens hun bestellingen niet na. Hieraan bezondigden niet enkel de spotgoedkope ketens zich, maar ook de allerduurste.’

Tijdens de coronacrisis kwamen veel kledingketens hun bestellingen niet na. Met alle gevolgen voor textielarbeiders in de productielanden van dien: als de leverancier en vervolgens de fabrikant, hun baas, niet betaald krijgt, blijven de lonen uit.

Hieraan bezondigden niet enkel de spotgoedkope ketens zich, maar ook de allerduurste. Het Worker Rights Consortium houdt sinds 2020 op hun website bij welke merken hun bestellingen geannuleerd hebben zonder financiële tegemoetkoming.

“Als een fastfashionmerk met een schadelijke reputatie je niet zint, tja, dan moet je er gewoon niet meer kopen. Maar is dat niet wat kort door de bocht?”

© Unsplash / Rio Lecatompessy

Stemmen met je portemonnee

Kleding kiezen en kopen is geen zwart-wit gegeven. Alleen is dat een moeilijke en genuanceerde boodschap om te brengen.

‘Kleding kiezen en kopen is geen zwart-wit gegeven.’

Actievoerders en schrijvers, mezelf incluis, hameren er al jaar en dag op dat je ‘beter’ kan shoppen. Dat is, zo luidt de theorie, beter voor het milieu, dat ten onder gaat aan overproductie. En ook beter voor de mensen, want in de kledingindustrie komen massaal arbeidsrechtenschendingen voor.

Tot 2020 was de meest herhaalde slagzin in debatten die ik leidde en interviews die ik voerde het idee dat je kan ‘stemmen met je portemonnee’. Want als een fastfashionmerk met een schadelijke reputatie je niet zint, tja, dan moet je er gewoon niet meer kopen.

Maar is dat niet wat kort door de bocht?

Burgers in plaats van consumenten

In de periode van verstilling die de pandemie ook was, sijpelde er een andere gedachtegang door: dat we meer zijn dan onze portemonnee. “In plaats van consumenten zijn we burgers”, zegt Tansy Hoskins, een Britse journalist mij als ik de kans krijg om haar te interviewen in haar thuisstad Londen. Ook zij heeft pas een boek uit, ‘Foot Work’, over de staat van de schoenenindustrie.

“Ik heb er geen probleem mee dat mensen de meest ethische beslissing nemen die ze zich kunnen veroorloven. Leuk als je dat kan! Doe gerust! Maar laat het daar niet bij. Er zijn eindeloos veel mogelijkheden om de wereld te veranderen, niet alleen je garderobe.”

‘Luister naar de stem van arbeiders in het Globale Zuiden. Hoe helpen we hen echt?’

Hoskins ziet haar medemensen niet als consumenten die stemmen met hun portemonnee maar als politieke wezens, die kunnen stemmen in de traditionele zin van het woord. Of hun stem verheffen waar nodig.

“Veel merken hebben hun hoofdkantoor in Europa. Als je met vragen zit over een aankoop, kan je daar aankloppen. Je kan lezen en bijleren. Neem een boek, bekijk een documentaire. En luister bovenal naar de stem van arbeiders in het Globale Zuiden. Wat hebben zij nodig? Hoe helpen we hen echt?”

Op de barricaden in Bangladesh

Die laatste vraag had ik al eens gesteld aan de krachtigste vakbondsvertegenwoordiger die ik ooit sprak. Voor dat gesprek reisde ik naar Bangladesh. Daar heeft Kalpona Akter, die in 2016 de mensenrechtenprijs voor buitengewoon activisme van Human Rights Watch won, een organisatie opgericht: het Bangladesh Centre for Worker Solidarity.

Dat net zij op de barricaden staat, is tegelijk zeer bijzonder en weinig verwonderlijk. Als kindarbeidster ging ze op haar twaalfde aan de slag in een kledingfabriek aan de rand van hoofdstad Dhaka. “Ooit ben ik ontsnapt aan een brand die in de fabriek uitbrak”, vertelt ze.

‘Ik werkte 400 uur per maand voor een loon van 5 euro.’

“Ik werkte 400 uur per maand voor een loon van 5 euro. Ik moest continu rechtstaan: als ik even rustte, dan bestond de kans dat ik geslagen of geschopt zou worden. Ik vond dat normaal. Ik kende mijn rechten niet, laat staan wat een minimumloon is en dat misbruik strafbaar was.”

Die rechten zijn nu het allerbelangrijkste in de loopbaan van Akter. “Met het Bangladesh Centre for Worker Solidarity leren arbeiders, wat hun rechten zijn, hoe ze hun stem kunnen verheffen en bij welke vakbonden ze kunnen aankloppen. Internationaal voeren we campagne voor veiligheid op het werk, vakbondsvrijheid en leefbare lonen.”

Kalpona Akter: “Blijf gerust kopen! Want onze arbeidsters hebben deze jobs nodig.”

© Lieve Blancquaert/WSM

Als consument iets in gang zetten

Als ik haar vraag wat haar boodschap is voor Westerse consumenten, excuseer, burgers, dan kijk ik op van haar antwoord. “Blijf gerust kopen! Want onze arbeidsters hebben deze jobs nodig.”

“Begrijp me niet verkeerd,” zegt ze daar meteen bij, “ik stel niet voor dat je massaal fast fashion begint in te slaan. Koop geen vijf T-shirts, maar houd het op eentje, een die je echt mooi vindt, van degelijke kwaliteit. En zodra het dan aan jou is aan de kassa, kun je je vragen stellen.”

‘Koop geen vijf T-shirts, maar houd het op eentje, een die je echt mooi vindt, van degelijke kwaliteit. En zodra het dan aan jou is aan de kassa, kun je je vragen stellen.’

“Zo kunnen consumenten bijdragen aan waardig werk. Wie heeft dit kledingstuk gemaakt? Hoeveel kreeg die arbeidster daarvoor? Waar komt zij vandaan? Is de fabriek veiliger dan vijf jaar geleden? Hoe meer vragen er komen, hoe meer die zullen doorsijpelen naar de hoofdkantoren van merken. Zo kun je als consument echt iets in gang zetten.”

Waardigheid

“Voel je niet schuldig als je verhalen hoort over kledingarbeiders in Bangladesh”, sust Akter ten slotte. “Het is niet jouw schuld. Enkel aan je bewustzijn kan je iets doen. Onthoud dat wij waardig werk nodig hebben. Die waardigheid komt er pas als jij iets doet. Bevraag merken, kom te weten of zij hun arbeiders leefbare lonen uitbetalen, of ze hen goed behandelen.”

En dan zet ze haar slotpleidooi in, met een bijzonder smakelijke metafoor. “Als arbeiders en consumenten samen hun stem verheffen, vormen we samen een soort van … sandwich. Die sandwich is nodig om merken het juiste te laten doen. Voel je dus niet schuldig, maar voel je kwaad en gebruik je boosheid om iets aan de situatie te doen.”

Hoe zorgen we voor structurele oplossingen?

Ook de Britse journaliste Tansy Hoskins interviewde Kalpona Akter al eerder. Ze begrijpt de boosheid maar al te goed. “Want,” legt ze uit, “bedrijven zijn momenteel oppermachtig. De wetgeving die nodig is om hun macht in te perken, bestaat gewoonweg niet!”

‘Er is wetgeving in de maak rond ‘ketenzorg’.’

Op dit eigenste moment is er wetgeving in de maak rond ‘ketenzorg’, zowel op nationaal als Europees vlak. De keten slaat op de toeleveringsketen, de weg die textiel aflegt vooraleer het in onze kast belandt. Zorg betekent dat bedrijven verantwoordelijk zullen zijn voor de producten die zij verkopen en (laten) produceren doorheen de hele keten. Niet enkel in eigen land, maar ook aan de andere kant van de wereld.

Zorgplichtwetgeving

Arbeidsrechtenorganisaties trokken in april nog aan de alarmbel: de wetgeving die nodig is om de macht van bedrijven te fnuiken komt er te traag en lijkt te zwak.

Op 22 april 2021 heeft het federale parlement in België ingestemd om een wetsontwerp over ketenzorg te behandelen. Een jaar later ligt die zogenaamde ‘zorgplichtwet’ er nog steeds niet, klagen organisaties aan.

Op Europees niveau ligt er wel al een voorstel op tafel, sinds 23 februari 2022. “Maar,” reageren de actievoerders, “het bevat te veel lacunes om verdere menselijke en milieudrama’s in de waardeketens van ondernemingen te voorkomen.”

‘Het blijft erg moeilijk, zo niet onmogelijk, om te weten waar en onder welke omstandigheden producten worden gemaakt.’

Om een volledige sector te verduurzamen, is nog veel meer politieke moed nodig, lijkt hun conclusie. “Het blijft erg moeilijk, zo niet onmogelijk, om te weten waar en onder welke omstandigheden producten worden gemaakt”, zegt Simon November van consumentenorganisatie Test Aankoop, een van de organisaties die aan de alarmbel trok.

“Consumenten hebben echte garanties nodig. Er moet zo snel mogelijk ambitieuze wetgeving komen om bedrijven te dwingen concrete vooruitgang te boeken bij de uitvoering van hun zorgplicht.”

Ken je privileges

Tot het zover is, beroep ik me op de raad van Kalpona Akter, Orsola de Castro en de Vlaamse armoedeorganisaties. Als je iets koopt, koop dan iets dat je echt mooi vindt. Ken je privileges. Trek je neus gerust weer in als je Primarkshoppers tegenkomt, want wat weten wij van hun persoonlijke – laat staan financiële – situatie.

Prijs jezelf gelukkig dat je zoveel keuze hebt, zelfs in tijden van crisis. Daar hebben kledingarbeiders aan de andere kant van de wereld, die het met heel wat minder moeten doen, natuurlijk niet zoveel aan. Maar de wetgeving die nodig is om hen beter te beschermen, is in aantocht.

Reacties [1]

  • Carine Vannieuwenhuyse

    Bedankt voor dit verhelderend artikel!
    Jullie kunnen zó goed een situatie toelichten.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.