Kritische succesfactor
In heel wat Europese landen vinden mensen van buitenlandse herkomst moeilijk hun weg naar en op de arbeidsmarkt. Zo was in 2016 de werkloosheidsgraad van immigranten geboren buiten de Europese Unie 8,4 procent hoger dan de werkloosheidsgraad van de autochtone bevolking. Nochtans weten we dat een job hebben een kritische succesfactor is voor inclusie in de samenleving.
Naar aanleiding van de vluchtelingencrisis in 2015 werd dit vraagstuk opnieuw actueel. Studies bevestigen wat praktijkwerkers dagelijks vaststellen: de integratie van vluchtelingen is complex. Het wordt beïnvloed door tal van factoren, waaronder ervaringen voor de migratie, het vertrekproces en ervaringen na aankomst in het gastland.
Hindernissen
Dezelfde hindernissen keren steeds terug: mobiliteit naar het werk, hoge verwachtingen over de talenkennis, slechte huisvesting, een gebrek aan toegankelijke kinderopvang, de afwezigheid van een sociaal en professioneel netwerk, discriminatie en wederzijdse vooronderstellingen.
‘Hoe vind je werk in een samenleving met andere informele regels?’
Maar ook: hoe vind je werk in een samenleving waar andere formele en informele regels gelden? Een job die aansluit bij je kennis, talenten en competenties? En hoe pas je je aan aan een arbeidsmarkt en samenleving die anders functioneert?
We hoorden verhalen die getuigen van veel moed, motivatie en leiderschap. Maar ook van afhaken, burn-out en demotivatie als mensen keer op keer niet gezien worden, een beperkte talenkennis talenten maskeert en er onvoldoende gidsen zijn die mensen de weg wijzen in onze samenleving.
Mentoring naar werk
Vanuit die behoefte tot verbinding en het bouwen van bruggen, zijn in Vlaanderen talrijke ‘duo-werkingen’ ontstaan. Mentoring naar werk is daar één vorm van. Daarbij verleent een persoon met meer ervaring (mentor) begeleiding aan iemand met minder ervaring (mentee). Het doel is de mentee te ondersteunen om duurzame vooruitgang te maken op de weg naar een (andere) job.
Zowel de mentor als de mentee engageren zich vrijwillig. Ze hebben regelmatig contact. De relatie is asymmetrisch, maar wel wederkerig. De relatie wordt geïnitieerd, gefaciliteerd en ondersteund door een organisatie.
Mentoring naar werk is een aanvulling op het reguliere arbeidsmarktinstrumentarium, bijvoorbeeld de beroepsverkennende stage, de werkervaringsstage of de individuele beroepsopleiding. Die richten zich vooral op het opbouwen van economisch kapitaal. Mentoring ondersteunt de mentee in het opbouwen van sociaal en psychologisch kapitaal, zoals het uitbouwen van een sociaal en professioneel netwerk, zelfredzaamheid of vergroten van zelfvertrouwen.
In vergelijking met andere vormen van duo-werking, zoals buddy-werkingen, heeft mentoring naar werk een duidelijkere oriëntatie: concrete stappen zetten naar of op de arbeidsmarkt.
Aanvankelijk vooral hoogopgeleiden
Aanvankelijk was mentoring naar werk zowel internationaal als in België vooral gericht op hoogopgeleiden met een migratieachtergrond. Dat evolueerde: intussen kennen Vlaanderen en Brussel twee initiatieven die zich ook richten tot laag- en middengeschoolden: ‘Duo for a Job’ en ‘Mentor2Work’. Hier is basiskennis van het Nederlands een voorwaarde om te kunnen deelnemen.
‘Heel wat maatwerkbedrijven zetten hun deuren open voor vluchtelingen.’
Laaggeschoolde vluchtelingen met een beperkte kennis van het Nederlands komen vaak terecht in de sociale economie.Praktijkervaring wijst dit uit. Concrete cijfers zijn niet voorhanden.OCMW’s leiden hen hier naar toe, vooral via tewerkstellingsmaatregel ‘tijdelijke werkervaring’, ook gekend onder de naam ‘artikel 60’.
Zo waren in het project ‘Brugge werkt’ van de 19 laaggeschoolde vluchtelingen die deelnamen, 13 vluchtelingen via artikel 60 aan de slag in een Kringloopwinkel, het OCMW, het maatwerkbedrijf Foodstep en het woonzorgcentrum. De overige 6 personen werkten in het regulier economisch circuit.
Dat laaggeschoolde vluchtelingen in de sociale economie belanden, hoeft niet te verbazen. Sociale economie heeft een lange geschiedenis in het werken met maatschappelijk kwetsbare mensen. Veel maatwerkbedrijven hebben goede praktijken van sociale begeleiding ontwikkeld.
Vanuit hun maatschappelijke opdracht zetten heel wat maatwerkbedrijven hun deuren open voor vluchtelingen. Dat biedt ook kansen om een tekort aan werkkrachten in te vullen. Soms ontwikkelen deze maatwerkbedrijven innovatieve initiatieven die vluchtelingen extra ondersteunen in hun professionele ontwikkeling.
Geen duurzame doorstroom
Door deze tewerkstelling bouwen vluchtelingen sociale rechten op. Maar er is ook een addertje onder het gras.
We weten uit eigen interviews dat een job in de sociale economie zelden leidt tot duurzame doorstroom naar de reguliere economie. Dit is niet uniek aan vluchtelingen in de sociale economie. Het geldt evenzeer voor andere medewerkers.
‘Een job in de sociale economie leidt zelden tot duurzame doorstroom.’
Hier zijn verschillende redenen voor. OCMW-medewerkers hebben onvoldoende tijd om laaggeschoolde vluchtelingen gedurende een iets langere tijd te begeleiden bij hun eerste stappen naar en op de reguliere arbeidsmarkt. Voor laaggeschoolde vluchtelingen is soms een meer intense begeleiding nodig die ook aandacht heeft voor het opbouwen van sociaal en cultureel kapitaal.
Praktijkverhalen van mentoringinitiatieven in binnen- en buitenland toonden al aan dat mentoring-naar-werk voor vluchtelingen die lacune kunnen invullen. De aanwezigheid van een mentor aan de zijde van de mentee kan een OCMW uitnodigen om meer vanuit een talentbenadering te werken. Door hun sectorspecifieke expertise kunnen mentoren de talenten van de mentee hertalen. Dat doorbreekt de mentaliteit van ‘pak wat er is aan werk’ die soms aanwezig is.
Onze interviews tonen ook een andere zijde: vluchtelingen die in maatwerkbedrijven een sociaal netwerk uitbouwden, laten dat niet altijd graag los.
Op de reguliere arbeidsmarkt is sociale begeleiding in een overgangsfase niet of beperkt aanwezig. Nochtans is dat vaak hard nodig om wegwijs te raken in de nieuwe context, met andere (in)formele regels en waarden.
Waar de doorstroom wel lukt, weten we uit praktijkverhalen dat deze vaak niet duurzaam is en mensen terugvallen op een werkloosheidsuitkering of alternatieve circuits, veelal zwartwerk.
Doorstroom en mentoring
Hoe kan die doorstroom verbeteren en voor duurzame tewerkstelling zorgen? Zou het zinvol zijn om een mentoring-naar-werk-model te ontwikkelen voor deze groep van laaggeschoolde vluchtelingen die in de sociale economie werken? Dat vroegen we ons af in het Vlaamse luik van het onderzoeksproject MeMoRe, gefinancierd door het Europees Sociaal Fonds.
We legden deze vraag voor aan ondernemingen in de sociale economie en enkele OCMW-medewerkers die op dat moment vluchtelingen tewerkstelden of hen daartoe begeleidden. Volgens hen ligt de kracht van mentoring in het ongedwongen intermenselijke dat in de relatie tussen een mentor en mentee (de vluchteling) tot stand komt. “De mentee is nooit een dossier”, zoals een van de geïnterviewden het zegt. Er ontstaat ruimte voor kwetsbaarheid, op verhaal komen, nieuwe perspectieven en zichzelf heruitvinden.
Mentoring helpt de vluchteling verder om aan te sluiten bij het professioneel netwerk van de mentor. De mentor wijdt de mentee in in de gevoeligheden en informele regeltjes van een sector en de samenleving. Tegelijk laat mentoring ruimte voor andere levensdomeinen dan werk die bijdragen tot welbevinden van mensen.
Een-op-een mentoring
Hoe moet zo’n mentoringtraject er dan juist uitzien? We ontwikkelden een conceptueel model en testten elementen van het model uit in de praktijk, samen met een van de Vlaamse mentoring-naar-werk-organisaties.
De kernactiviteit bestaat uit een-op-een mentoring: de mentor en mentee vormen een duo. Zij worden gematcht door een mentoring-naar-werk-organisatie die het duo ook coacht tijdens het traject. Idealiter koppelt de mentoringorganisatie de vluchteling en de mentor twee tot drie maanden voor de doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt aan elkaar. Belangrijke voorwaarde: beiden stappen vrijwillig in het traject.
De mentor brengt een nieuwe kijk op de volgende stap in een traject naar duurzaam werk. Bijvoorbeeld vanuit jarenlange ervaring in het werken in de maakindustrie, als administratief medewerker in een woonzorgcentrum of als medewerker in een duurzaam bouwbedrijf.
‘De mentor en mentee vormen een duo.’
Een mentor en de mentororganisatie kunnen door de inbreng van dat ‘buitenperspectief’ ook bijdragen tot een hertaling van talenten en competenties van de mentee naar de Vlaamse arbeidsmarkt.
Vaak ontdekken mentoren talenten die in een meer formele begeleidings- of werkcontext niet zichtbaar zijn. Daaruit ontstaan soms verrassende nieuwe mogelijkheden, bijvoorbeeld het volgen van een opleiding of het starten als zelfstandige.
Zes tot twaalf maanden
Een mentoringtraject duurt in de meeste mentoring naar werk initiatieven zes maanden. Toch kan het voor deze doelgroep goed zijn dat het traject langer doorloopt na doorstroom naar de reguliere economie. Net op dat moment vindt een transitie plaats waarin een mentee in een nieuwe context komt, met nieuwe onbekende actoren (VDAB, werkgever, …), met andere regels en nieuwe uitdagingen.
Integratie op deze nieuwe werkplek vraagt tijd. Daarom werkten we naar analogie van voorbeelden uit het buitenland een model uit waarin het mentoringtraject tot twaalf maanden kan duren. Het verlengen van de duur van een traject gebeurt in overleg met de mentee en de mentor.
Een mentor die in deze transitiefase aanwezig is, kan het zelfvertrouwen van de mentee ondersteunen en het vertrouwen van werkgevers versterken. Hun coaching van de mentee draagt bij tot meer duurzame tewerkstelling.
Samenspel van spelers
Mentoring naar het regulier economisch circuit kan een aanvulling zijn op de bestaande begeleiding van werkbegeleiders in de sociale economie en de arbeidstrajectbegeleider van het OCMW. Dit samenspel van diverse spelers kan uitmonden in duurzame tewerkstelling.
‘Mentoring kan een aanvulling zijn op bestaande begeleiding.’
Wie zijn schouders zet onder zo’n beloftevolle trajecten, moet wendbaar, creatief en zelfsturend zijn in het ontwikkelen van krachtgerichte, groeibevorderende oplossingen. De focus op tekortkomingen werkt verlammend.
Door de perspectieven van deze verschillende spelers samen te brengen, worden nieuwe mogelijkheden zichtbaar. Tegelijk legt het ook de vooringenomenheid en vooroordelen over elkaars werking bloot.
Facilitator van mogelijkheidsruimtes
Buitenlandse mentoring-naar-werk initiatieven kiezen voor modellen waar een-op-een mentoring slechts één activiteit is. Daarnaast ontwikkelen ze een aanvullend, al dan niet gratis, aanbod gericht op professionele of persoonlijke ontwikkeling. Voorbeelden zijn het Zweedse Mitt Liv, het Franse Kodiko en Nos Quartiers ont des Talents.
Dit (meestal gratis) aanbod kan gericht zijn op mentees en mentoren of medewerkers van bedrijven. Het betalend aanbod wil veelal mensen in bedrijven beter leren omgaan met diversiteit. Tegelijk is het een manier om mentoring-naar-werk mee te financieren en dus te verduurzamen.
Vooruitstrevende mentoringinitiatieven in het buitenland pionieren met andere actoren in het ecosysteem in het opzetten van zogenaamde mogelijkheidsruimtes: plekken van ontmoeten en informeel leren. Ook in Vlaanderen zien we met initiatieven als De Stuyverij (Kortrijk), Blink Out (Gent), Cine Maximiliaan (Brussel) of Maakbar (Leuven) plekken opduiken waar iedereen zich welkom kan voelen, iets kan delen of bijdragen.
Ook bij ons dragen mentoringorganisaties het potentieel in zich om een verbindende of drijvende kracht achter zo’n mogelijkheidsruimtes te zijn. Al is het maar door het kanaliseren van het engagement en de creatieve energie die ontstaat bij de ontmoetingen tussen mentoren en mentees.
Reacties
Zeker lezen
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Jongeren over gezond leven: ‘Ook wat ongezond is, kan gelukkig maken’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies