Achtergrond

Kinderpsychiater Inge Vanderstraete: ‘Een signaal van een kind negeren we nooit’

Sandra Gasten

Het aantal meldingen over misbruik, geweld of verwaarlozing bij kinderen neemt toe. Dat merkt het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK) dat met een multidisciplinair team in actie schiet na signalen van professionals. “Slechts in uitzonderlijke gevallen worden kinderen thuis weggehaald”, zegt kinderpsychiater Inge Vanderstraete, verbonden aan het VK Antwerpen.

vertrouwenscentrum

© Sociaal.Net / Lisa Develtere

Niet pluis

Ingrijpen bij familiaal geweld of kindermishandeling: we weten allemaal dat het nodig is, maar het ook doen is niet vanzelfsprekend. Leerkrachten, buren of hulpverleners geraken vaak niet verder dan het gevoel dat er in een gezin iets ‘niet pluis’ is. Verontrustende situaties dreigen verder te ontsporen.

‘Leerkrachten, hulpverleners of buren ervaren vaak nog schroom om situaties aan te kaarten.’

Kinderpsychiater Inge Vanderstraete (Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen) wil mensen aansporen om zich uit te spreken: “Als je vermoedt dat er in een gezin iets aan de hand is, moet je aan de alarmbel trekken. Proactieve detectie is belangrijk.”

“In gezinnen waarover we ons zorgen maken, is het nodig dat een buitenstaander de verontrustende situatie bespreekbaar maakt. Dat betekent niet dat die persoon meteen ook een oplossing moet aanreiken. De signalen opvangen en ermee naar buiten komen, is voldoende.”

Schroom om te melden

Het begint vaak bij een leerkracht die ziet dat een leerling plots moe op school arriveert of zijn huiswerk niet maakt. “Het kan gaan over een plotse verandering in het gedrag van het kind. Maar ook over een sluimerende verandering zoals ouders die verschillende keren afwezig zijn op het oudercontact of plots regelmatig te laat arriveren bij de kinderopvang”, zegt Vanderstraete.

“Toch stellen we vast dat leerkrachten, hulpverleners of buren vaak nog schroom ervaren om situaties aan te kaarten. Dat komt onder andere door een gezond respect voor de privacy en de intimiteit van het gezin. Ze vragen zich af wie of wat hen het recht geeft om zich te mengen in een ander gezin.”

‘Het aantal meldingen van geweld, verwaarlozing en misbruik neemt elk jaar toe.’

“Je kan hopen dat gezinsleden zelf aankloppen bij de huisarts, leerkracht of buur om hun verdriet, angsten of ervaringen te delen. Maar daar zit het probleem: ze lopen niet te koop met problemen in hun gezin. Ook voor hen is de drempel om hulp te zoeken hoog. Er is veel schaamte en angst om niet geloofd te worden. Of ze voelen zich schuldig en denken dat het aan hen ligt.”

“Lagereschoolkinderen beseffen vaak zelfs nog niet dat wat er thuis gebeurt niet normaal is. Het gezin is het centrum van hun wereld en ze zijn heel loyaal naar hun ouders. Pas vanaf het einde van de lagere school groeit het besef dat het bij vriendjes thuis anders verloopt. Of ze ontdekken bij de lessen seksuele opvoeding dat wat er thuis gebeurt, niet normaal is.”

De weg vinden

In 2024 telden de zes Vertrouwenscentra Kindermishandeling in Vlaanderen en Brussel meer dan 7.500 meldingen voor 10.913 kinderen. Wat je moet weten om die cijfers goed in te schatten: burgers die zich zorgen maken over een situatie van kindermishandeling kunnen zelf niet rechtstreeks terecht bij deze Vertrouwenscentra, maar bijvoorbeeld wel bij de professionele hulplijn 1712. De meldingen die bij de Vertrouwenscentra belanden, worden allemaal gedaan door bezorgde professionals.

Op vlak van die cijfers is er niet meteen beterschap in zicht: het aantal meldingen van geweld, verwaarlozing en misbruik neemt elk jaar toe. Vanderstraete nuanceert die stijging: “Dat komt ook doordat steeds meer professionals de weg vinden naar ons centrum. Dat is een goede zaak: het toont de alertheid van hulpverleners en omstaanders voor de signalen van kindermishandeling en de bereidheid om het nodige te doen.”

Niet altijd betrokken

Niet elk vermoeden van kindermishandeling belandt bij een Vertrouwenscentrum. “In vele gevallen wordt de verontrustende situatie in eerste instantie besproken en opgevolgd binnen de organisatie zelf, bijvoorbeeld een school. Alle verantwoordelijken, zoals de zorgleerkracht of het Centrum voor Leerlingbegeleiding (CLB), gaan met elkaar in gesprek om te bekijken welke zaken er mis lopen en hoe dat opgelost kan worden.”

“Daarna kan een gesprek met de ouders volgen. Een leerkracht of directeur die zonder vooroordelen probeert te pakken te krijgen wat er precies aan de hand is, is al een eerste goede stap. Vaak geraakt het probleem ook via die weg opgelost.”

‘Niet elk vermoeden van kindermishandeling belandt bij een Vertrouwenscentrum Kindermishandeling.’

“Maar ziet de school toch weinig verandering of twijfelt ze aan haar verdere aanpak, dan kan ze advies inwinnen bij meer gespecialiseerde organisaties zoals de Ondersteuningscentra Jeugdzorg (OCJ) of de Vertrouwenscentra Kindermishandeling. Zij nemen dan hun consultfunctie op. Pas als het vermoeden van kindermishandeling gegrond is, kan het gezin doorverwezen worden naar het Vertrouwenscentrum.”

kindermishandeling

Inge Vanderstraete: “Dit is een zware job die veel vraagt van medewerkers, ook emotioneel.”

© Sociaal.Net / Lisa Develtere

Verbindend traject

Vertrouwenscentra Kindermishandeling werken enkel rond dossiers van kindermishandeling binnen de context van het gezin. “Wanneer er sprake is van verontrusting bij een jeugdbeweging, sportclub of op school, kan bijvoorbeeld de politie ingeschakeld worden. Die kan op haar beurt het parket inschakelen.”

‘Wij hebben zelf niet de bevoegdheid om een politioneel onderzoek te starten.’

“Wij hebben zelf niet de bevoegdheid om een politioneel onderzoek te starten, op zoek te gaan naar bewijzen of getuigen te ondervragen. Wanneer we via hulpverlening voor kinderen niet de nodige veiligheid kunnen installeren, kan het Vertrouwenscentrum gebruikmaken van het meldingsrecht en het parket op de hoogte brengen.”

“Toch proberen we steeds met alle betrokken familieleden tot een verbindend traject te komen dat leidt tot meer veiligheid voor de kinderen en het herstel van wat er fout liep. Dat lukt meestal ook, via kleine en grote successen die allemaal even belangrijk zijn.”

Veiligheidsafspraken

“Wanneer een melding binnenkomt, schakelt het Vertrouwenscentrum een multidisciplinair team in. Dat bestaat minimaal uit een kindbegeleider, ouderbegeleider, arts en criminoloog. Vanuit hun expertises beslissen ze samen over de verdere opvolging en werken ze indien nodig een plan van aanpak uit”, legt Vanderstraete uit. “We geven elk lid van het gezin de kans om zijn of haar verhaal te doen.”

“Vervolgens stellen we in samenspraak met de betrokkenen veiligheidsafspraken vast. We spreken af dat er bijvoorbeeld geen fysieke straffen meer plaatsvinden, dat het kind elke dag op tijd op school moet zijn en dat het een gesprekje met een zorgleerkracht mag hebben.”

“Wanneer er sprake is van fysieke bedreiging, bekijken we wat er extra nodig is om de veiligheid van het kind te waarborgen. Zo kunnen we vragen dat een ouder een periode elders gaat wonen. Of we bekijken of de plusbroer, die grensoverschrijdend gedrag stelt naar de pluszus, een tijdje terechtkan bij de andere ouder.”

“Wanneer er sprake is van ongepaste handelingen, vragen we aan de ouders om de persoonlijke ruimte van het kind zoals de badkamer of slaapkamer te beveiligen en toezicht te houden.”

Meestal verloopt die medewerking met de betrokkenen goed. “Ouders beseffen vaak wel dat er een probleem binnen de thuissituatie is en gaan akkoord om die afspraken na te leven. Sommigen zijn zelfs opgelucht dat er geluisterd wordt naar hun bezorgdheden en problemen.”

Transparantie en dialoog

“Het ouderschap is een uitdaging, waar elke ouder anders mee omgaat. De druk op ouders is hoog: ze moeten doorgaans veel ballen in de lucht houden waardoor de stress in een gezin kan oplopen. Door ook naar hun standpunt te luisteren, proberen we stressfactoren aan te pakken en tot samenwerking te komen.”

‘Wanneer we achter de rug van de ouders informatie delen of afspraken maken, wordt het moeilijk om hen nog mee te krijgen in een traject van herstel en verbinding.’

Tegelijk vraagt het Vertrouwenscentrum of ze contact mogen opnemen met het professionele netwerk rond het gezin. “Denk aan het CLB, de huisarts of Kind en Gezin. We doen dit zoveel mogelijk in overleg met ouders en kinderen.”

“Die transparantie en dialoog zijn belangrijk. Wanneer we achter de rug van de ouders informatie delen of afspraken maken, wordt het moeilijk om hen nog mee te krijgen in een traject van herstel en verbinding.”

Halsstarrig ontkennen

Gedurende het traject onderhouden medewerkers van het Vertrouwenscentrum contact met alle betrokkenen om na te gaan of de thuissituatie veilig is en blijft. “Bij elke stap in het traject bekijken we in hoeverre de veiligheid van het kind in gevaar is.”

“Zijn de veiligheidsafspraken binnen het gezin wel toereikend genoeg? Verandert de thuissituatie en voelen we verandering in het gedrag van het kind? Lopen we vast in de gesprekken met de ouders of kregen ze al kansen en houden ze zich niet aan de voorwaarden?”

“Wanneer we merken dat ouders halsstarrig blijven ontkennen dat er een verontrustende situatie is, wanneer ze weigeren mee te werken aan de veiligheidsafspraken of wanneer ze vinden dat er geen bemoeienis mag zijn, dan gaan we tot verdere actie over.”

“Ook wanneer de jongere zelf aangeeft dat hij zich blijvend onveilig voelt of dat de boel thuis op elk moment kan ontploffen, ondernemen we stappen. Een signaal van een kind negeren we nooit.”

Inge Vanderstraete

Inge Vanderstraete: “‘Pas wanneer we voldoende gerustgesteld zijn, ronden we het traject af.”

© Sociaal.Net / Lisa Develtere

Maatschappelijke noodzaak

“In eerste instantie proberen we dan via de procedure ‘maatschappelijke noodzaak’ alsnog de situatie te deblokkeren. Ouders krijgen via deze formele procedure een laatste kans om met ons samen te werken.”

“Wanneer de onveiligheid te groot blijft en de ontwikkelingskansen van kinderen onder druk staan, kunnen we beslissen om de situatie door te geven aan het parket jeugdzaken. Dat kan uitmonden in gedwongen hulpverlening, al is zo’n traject dus eerder uitzonderlijk.”

Van weken tot jaren

Hoe lang een traject loopt, verschilt van dossier tot dossier. Het kan maanden tot zelfs jaren lopen. “Elk verhaal is anders en vaak complex. Een standaardoplossing bestaat niet.”

‘Dit is geen exacte wetenschap.’

Verschillende scenario’s zijn mogelijk. “Na analyse van het probleem door ons multidisciplinaire team, zal de nodige hulpverlening geïnstalleerd worden. Daarna volgen we de situatie verder op. Pas wanneer we voldoende gerustgesteld zijn, ronden we het traject af.”

De wachtlijsten in de jeugdhulp zorgen voor extra druk. “Soms lopen die op tot een jaar. Dat betekent dat dossiers langer onder onze verantwoordelijkheid blijven, wat dan weer invloed kan hebben op de nieuwe aanmeldingen.”

Verkeerde inschattingen

In elk traject volgen belangrijke vragen en beslissingen elkaar op. Kan de school nog zelf tot een oplossing komen? Moet het parket ingeschakeld worden? Vragen we een ouder tijdelijk het huis te verlaten? Klopt het verhaal van de ouder wel? Alle beslissingen staan in functie van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van het kind. Dat blijft ook voor ervaren professionals een hele verantwoordelijkheid. Worden er soms verkeerde inschattingen gemaakt?

Vanderstraete is daarover duidelijk: “Wanneer je werkt rond kindermishandeling, werk je niet alleen vanuit feiten maar ook vanuit hypotheses. Het gaat niet om een exacte wetenschap. Soms beschikken we niet over voldoende gegevens of is er bij kinderen te veel schroom om over bepaalde gebeurtenissen of gevoelens te praten.”

“Dit is een zware job die veel vraagt van medewerkers, ook emotioneel. Alle Vertrouwenscentra beschikken over de nodige handvaten om met die druk en verantwoordelijkheid om te gaan. We zorgen voor een open organisatiestructuur, genoeg mogelijkheden tot vorming, tools om de stress de baas te zijn, en voldoende evaluatie.”

Dertig jaar in het archief

Sommige jongeren die als kind contact hadden met dit Vertrouwenscentrum, komen hier hun dossiers inkijken. “De impact van een traumatische ervaring kan pas op latere leeftijd voelbaar zijn, terwijl de ervaring wel een invloed had op je verdere ontwikkeling. Je botst dan op gevoelens maar je weet niet goed waar die vandaan komen.”

“Volwassenen gaan dan aan de slag rond hun verborgen jeugdervaringen en komen hier zoeken naar verhelderende puzzelstukken. Bij zo’n bezoek kunnen patronen of situaties in iemands leven duidelijker worden. Dat levert vaak waardevolle nagesprekken op die onze hulpverlening in een breder perspectief plaatsen”, besluit Inge Vanderstraete.

Reacties [1]

  • Yvan Catteeuw

    In de soap ‘thuis’ belde Simonneke naar 1712 omdat ze vermoedde dat haar schoonzoon hardhandig was gezien de blauwe plekken bij haar kleinkind. Op zich positief, want zo leert het grote publiek het nummer kennen, maar het advies was “Bel de politie”. Was dit scenario bij 1712 gecheckt?

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.