Achtergrond

‘Jeugdhulpverleners positief over netwerkgericht werken’

Kim Bastaits, Brenda Vandenhoudt

De jeugdhulp kijkt steeds vaker in de richting van het netwerk van de kinderen, jongeren of ouders. Hoe gaan jeugdhulpverleners met dat netwerk aan de slag? Onderzoekers van Hogeschool PXL namen het onder de loep.

© Pexels / Joel Santos

Hulp op termijn overbodig

Het laatste decennium kijkt de jeugdhulp steeds meer in de richting van het netwerk van kinderen, jongeren en hun gezinnen. Het uitgangspunt van dat netwerkgericht werken: de minderjarigen en hun ouders versterken door de krachten binnen hun sociaal netwerk te benutten.

‘Cliënten kunnen zelf, met de hulp van hun netwerk, de regie over hun leven krijgen en behouden.’

Een goed sociaal netwerk hebben, is een beschermende factor voor ouders en kinderen. Zo wordt hulpverlening op termijn overbodig. Cliënten kunnen zelf, met de hulp van hun netwerk, de regie over hun leven krijgen en behouden. Eventuele problemen kunnen ze het hoofd bieden, zonder hulpverlening.

Netwerkgericht werken vindt voornamelijk ingang bij de ambulante jeugdhulp. Toch gaat ook de residentiële jeugdhulp steeds vaker aan de slag met het netwerk. Zo zetten recente methodieken, zoals Signs of Safety of Family Finding, in op netwerkgericht werken.

Onderzoek

Vlak na de invoering van het decreet integrale jeugdhulp werd onderzocht wat jeughulpverleners vinden van netwerkgericht werken. De uitkomst was niet onverdeeld positief. Hulpverleners vreesden dat het een besparingsoffensief inhield en gaven aan dat het een andere manier van werken vereist. Ze voorspelden dat de vragen van hulpverleners wel eens zouden kunnen botsen met deze van het netwerk. Er was zelfs bezorgheid dat inzet van het netwerk zou leiden tot meer onveilige situaties.

‘Vandaag staan hulpverleners in de residentiële jeugdhulp overwegend positief tegenover netwerkgericht werken.’

Nu, bijna tien jaar later, maken we met het Expertisecentrum PXL Social Work Research opnieuw de balans op. We bevroegen 25 hulpverleners uit 9 Limburgse residentiële voorzieningen over hun kijk op netwerkgericht werken.

Oogje in het zeil houden

Vandaag staan hulpverleners in de residentiële jeugdhulp overwegend positief tegenover netwerkgericht werken. Ze vinden het om verschillende redenen belangrijk. Ze betrekken het netwerk bij de hulpverlening en versterken het zodat jongeren en gezinnen op termijn de zorg kunnen overnemen. Dat is een manier om de continuïteit van zorg te garanderen en te verduurzamen.

‘Ik wist niet dat er eigenlijk zoveel mensen om mij geven.’

Het netwerk kan ook mee instaan voor de veiligheid. Zo kunnen deze mensen een oogje in het zeil houden, alert zijn voor signalen van verontrusting en (tijdelijk) een veilige haven bieden. Een andere belangrijke functie van het netwerk is dat het kan bijdragen tot het welzijn van kinderen en jongeren: ze voelen zich (graag) gezien en maken deel uit van een groter geheel.

Een jeugdhulpverlener gaf het voorbeeld van een meisje dat was weggelopen en had aangegeven dat ze niet meer wilde leven. “Op dat moment is het hele netwerk in gang geschoten. Het meisje schrok ervan en zei: ‘Wauw, ik wist niet dat er eigenlijk zoveel mensen om mij geven.’”

In kaart brengen

Wie aan de slag wil gaan met het netwerk, moet dit eerst in kaart brengen. Jeugdhulpverleners doen dat op verschillende manieren. Netwerkcirkels en het opstellen van een genogram zijn veelgenoemde methodieken. Bij jonge kinderen maken ze ook wel eens gebruik van de duplomethodiek.

Hulpverleners kunnen zowel het kind als de ouder als centrale persoon aanduiden om het netwerk in kaart te brengen. Die keuze hangt af van hoe ze het netwerk nadien willen inzetten bij de hulpverlening.

Signs of Safety

Het netwerk in kaart brengen, is een passieve manier van werken: het vergt geen actieve inbreng van het netwerk. Het echte netwerkgerichte werken moet nog gebeuren: het actief aan de slag gaan met het netwerk.

Hulpverleners die samenwerken met het netwerk doen dit vaak omwille van een veiligheidsproblematiek. Daarom gebruiken veel jeugdhulpverleners de methodiek ‘Signs of Safety’. Bij die methodiek wil men zicht krijgen op de veiligheid binnen een gezin. Wie uit het netwerk kan bijdragen aan het installeren van een veilige opvoedingssituatie? Samen met het netwerk wordt een veiligheidsplan opgesteld.

Een hulpverlener omschrijft het proces. “Eerst kijk je samen met de ouder: ‘Wie zit in je netwerk? Wie zijn betrouwbare figuren? Wie kan je waarbij helpen?’ En dan contacteren we die mensen om te kijken: ‘Ben je op de hoogte van de situatie? Zie je het zitten om het gezin te ondersteunen en bij te staan?’”

“We organiseren een netwerkberaad met de mensen die positief antwoorden. We leggen uit wat er aan de hand is en waar we hulp voor nodig hebben. En we vragen wie het ziet zitten om te helpen. We leggen ook uit dat we verwachten dat ze naar een aantal bijeenkomsten komen en we vertellen dat we een veiligheidsplan gaan maken dat ervoor moet zorgen dat het kind terug naar huis kan gaan.”

Geweldloos verzet

Een andere methodiek waar hulpverleners gebruik van maken is ‘geweldloos verzet’. Dit model wordt ingezet door ouders die geconfronteerd worden met probleemgedrag van hun kinderen. Bij geweldloos verzet wordt vaak naar het netwerk gekeken.

Is een kind bijvoorbeeld gewelddadig naar de ouders toe, dan zal er gezocht worden naar steunfiguren. De ouders kunnen op deze mensen uit hun netwerk beroep doen zodat ze zich minder eenzaam en geïsoleerd voelen. Maar ze kunnen van hen ook steun krijgen, bijvoorbeeld bij de communicatie met hun kind.

Relaties activeren

Netwerkgericht werken is niet altijd evident. Enerzijds hebben kwetsbare kinderen en jongeren en hun ouders vaak een eerder beperkt netwerk, anderzijds vinden ze steun vragen aan hun netwerk moeilijk en willen ze niemand tot last zijn.

‘Ouders willen niemand tot last zijn.’

Daarom werken hulpverleners soms ook netwerkversterkend. Ze zetten zowel in op het activeren en intensiveren van relaties binnen het bestaande netwerk als op het uitbreiden van het netwerk. Buikgevoel en beschikbaar tijdsbudget, bepalen meer hoe een hulpverlener hierrond aan de slag gaat dan de instructies en richtlijnen van een specifieke methodiek.

Het activeren en intensiveren van relaties binnen het netwerk gebeurt door al bestaande maar eerder oppervlakkige contacten meer diepgang te geven. Jeugdhulpverleners stimuleren bijvoorbeeld de kinderen en jongeren die in de jeugdhulp verblijven om hobby’s te doen buiten de voorziening, vriendjes uit te nodigen om te komen spelen in de leefgroep of aanwezig te zijn op verjaardagsfeestjes.

Netwerk uitbreiden

Daarnaast proberen jeugdhulpverleners het netwerk op verschillende manieren uit te breiden, zeker bij kinderen, jongeren en ouders die geen direct netwerk hebben. Zo worden mensen waarmee het contact verwaterd is, terug opgespoord. Er wordt ook ingezet op lotgenotencontact voor zowel ouders als kinderen.

‘Mensen waarmee het contact verwaterd is, worden terug opgespoord.’

Voor kinderen en jongeren gaan hulpverleners nieuwe hobby’s of een vakantiejob zoeken. Meer formeel kan ook een steun- of pleeggezin of vertrouwenspersoon aangesteld worden. Het netwerk van ouders breidt men dan weer uit door via ouderactiviteiten.

Een jeugdhulpverlener vertelde bijvoorbeeld dat een leerkracht bereid was om ter ondersteuning sterker aanwezig te zijn in het leven van een meisje uit het eerste middelbaar. Vandaag, drie jaar later, gaat het meisje er nog regelmatig op bezoek.

Drempels

Hoewel hulpverleners binnen de residentiële jeugdhulp het netwerk binnenbrengen, ervaren ze ook drempels.

‘De meeste hulpverleners botsen soms op weerstand van ouders.’

De meeste hulpverleners botsen soms op weerstand van ouders. Zij staan niet altijd open om het netwerk te betrekken omdat ze niet graag hun problemen delen of niemand tot last willen zijn. Daarnaast heeft niet elk netwerk genoeg draagkracht om ondersteuning te bieden aan kinderen, jongeren of ouders. Zo’n ondersteunende rol brengt ook een verantwoordelijkheid met zich mee en niet iedereen wil of kan die dragen.

Enkele hulpverleners komen ook tijd tekort om grondig aan de slag te gaan met het netwerk. Een jeugdhulpverlener vertelde dat zij maar vier maanden werken met de ouders. “Op die tijd moet je alle gesprekken met de ouders doen en daarnaast ook nog met het netwerk. Dat is niet veel tijd om in te schatten of die mensen het goed met het kind voorhebben.”

Wie staat centraal?

Het is duidelijk: er zijn al grote stappen gezet op vlak van netwerkgericht werken in de residentiële jeugdhulp. Voor hulpverleners die in de toekomst aan de slag gaan met het netwerk, formuleren we op basis van de inzichten van dit onderzoek graag enkele aanbevelingen.

Voor je aan de slag gaat met het netwerk, verhelder je wie de centrale persoon is: het kind of de ouder. Afhankelijk daarvan kan je andere methodieken gebruiken en mensen in het netwerk andere functies toebedelen. Idealiter voorzie je voldoende tijd om zowel met het netwerk van de kinderen als de ouders te werken, zodat het volledige gezin ondersteund kan worden.

‘Voor je aan de slag gaat met het netwerk, verhelder je wie de centrale persoon is: het kind of de ouder.’

Zet in op beide kanten van het verhaal: dat van het netwerk en van de cliënt. Bij mensen in het netwerk kan je ook op problemen of conflicten stuiten, waar je mee aan de slag moet om de draagkracht van het netwerk te versterken.

Hulpverleners geven aan dat bij hun cliënten schroom, een gebrek aan vertrouwen, vraagverlegenheid of sociale vaardigheden in de weg zitten. Zet dus ook in op die vaardigheden en ingesteldheid van de cliënten zelf.

Enkel wanneer alle partijen samen met de hulpverlener achter het inschakelen van het netwerk staan, zal het netwerk kunnen bijdragen aan de duurzame ondersteuning van het gezin.

Reacties [3]

  • Jacques Hommé

    Fantastisch, deze bevinding, doch, het feit dat dit gebonden is aan tijd, spreekt boekdelen. Een netwerk in kaart brengen, ermee aan de slag gaan, zorgen voor ‘t welbevinden van allen in het netwerk, daar kan/mag geen tijd op gezet worden,toch doet men het. Mocht ‘t beleid het welbevinden van allen centraal stellen, zou tijd van geen belang zijn, daar ieder het recht heeft menswaardig te leven, met her welbevinden op de eerste plaats.

  • Lies Van Nuland

    Het zou fijn zijn als het werken met informeel netwerk geen keuze zou zijn, wel een evidente en noodzakelijke stap in de hulpverlening. Noodzakelijk voor het opgroeiende kind en de volgende generaties. Helen van trauma gebeurt in het netwerk. En veiligheidsplanning zonder informeel netwerk is tijdelijk. En dus geld, tijd en energie-verspilling. Als elke hulpverlener, elke ouder, elke buur, leerkracht, tante, nonkel, grootouder, coach, psycholoog, psychiater,… hiervoor gaat, weet ik zeker dat onze samenleving warmer zal worden voor elk kind (en volwassene)

    • Brigiet croes

      Ik ben absoluut voorstander van netwerkgericht werken. Maar daar zijn voor mij als ( ex) pleegouder een aantal noodzakelijke voorwaarden aan verbonden die helaas lang niet altijd gecreëerd worden.
      – jongeren en gezinnen in de jeugdhulpverlening hebben vaak al een aantal kwetsuren opgelopen. Als je als jeugdhulpverlener wil werken aan stevig netwerk dan moet je eerst vertrouwen opbouwen. En dat kost tijd. Tijd die er vaak niet is in beschikbare uren per week maar ook niet in totale duur van ondersteuning ( maanden)
      – jeugdhulpverlening werkt hard en gemotiveerd, maar toch zijn zij vaak ” passanten” in de gezinnen en wisselen ze ( te) vaak waardoor er weer van voorafaan miet gestart worden
      – het informeel netwerk en het formeel netwerk zal beter moeten samenwerken. Het informele netwerk is vaak dag en nacht beschikbaar ( vrijwillig), het formele netwerk enkel tijdens de kantooruren. Daar zit nog een enorme uitdaging tot betere samenwerking en samen verantwoordelijk

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.