Verhaal

Sociaal werk in het justitiehuis

Wij maken de brug tussen welzijn en justitie

Nico Bogaerts

Eén organisatie, twee sociaal werkers en toch hebben ze een totaal verschillende job. Sociaal.Net sprak met twee justitieassistenten. Ilse Luyckx werkt in Gent bij de dienst daderbegeleiding. Nancy Devroey doet aan slachtofferonthaal in Leuven.

justitiehuis

 

Vertel eens in het kort wat jullie precies doen.

Ilse Luyckx: Bij de dienst daderbegeleiding volg ik mensen die voorwaardelijk vrijkomen of veroordeelden met een straf langer dan drie jaar die thuis zitten met elektronisch toezicht. Ik volg ook probanten op. Probatie betekent dat iemand niet naar de gevangenis moet als hij gedurende een proeftermijn bepaalde voorwaarden naleeft. Soms volg ik ook iemand die door de onderzoeksrechter vrijgelaten wordt onder voorwaarden. Dat is een verdachte waarbij er geen redenen zijn om hem langer in de gevangenis te houden.

‘Wij vermenselijken justitie.’

Nancy Devroey: Medewerkers van slachtofferonthaal worden ingezet bij elk overlijden waar een gerechtsdeskundige aan te pas komt of bij zware feiten waar er een duidelijk slachtoffer is. Concreet gaat dit over een verdacht overlijden, zelfdoding, dodelijk verkeers- of arbeidsongevallen of verkeersongevallen met zwaar gewonden, zware zedendossiers, gewapende overvallen, intrafamiliaal geweld… Ook bij een autopsie worden wij automatisch betrokken. Wij informeren slachtoffers over de gerechtelijke procedure en staan ze bij op momenten dat het moeilijk is, bijvoorbeeld bij vrijgave van een lichaam, teruggave van overtuigingsstukken, het strafproces of wanneer daders vervroegd vrijkomen. Wij helpen slachtoffers bij hun ervaring met justitie. Wij vermenselijken justitie. Langdurige psychologische begeleidingen doen wij niet. Dan verwijzen wij mensen door naar slachtofferhulp van de centra voor algemeen welzijnswerk (CAW).

Jullie zijn beide sociaal werker van opleiding. Was een job in de justitiële wereld een bewuste keuze?

Ilse: Na mijn studie ben ik eerder toevallig begonnen bij justitieel welzijnswerk. Nadien ben ik overgestapt naar de psychosociale dienst van de gevangenis van Gent. Die job deed ik zeer graag. We werkten in een multidisciplinair team met een psychiater, psycholoog en ik als sociaal werker. Ik heb daar enorm veel geleerd maar de tijd om het goed te doen ontbrak. De werkdruk was erg hoog. In 2001 heb ik met succes meegedaan aan examens voor justitieassistent.

Nancy: Mijn eerste job was bij een mutualiteit, ik heb nog in twee OCMW’s gewerkt en dan heb ik meegedaan aan examens voor justitieassistent. Ik ben in het justitiehuis van Oudenaarde begonnen als daderbegeleider. Met die ervaring ben ik nu blij. Als je enkel slachtoffers begeleidt, bestaat de neiging dat je de dader louter herleidt tot de feiten die hij pleegde. Als je met daders werkt, zie je ook nuances. Dat is een verrijking.

Is het feit dat jullie sociaal werkers zijn een voordeel?

Nancy: Wij zijn opgeleid om te communiceren met mensen. Die expertise is eigen aan sociaal werkers. Magistraten erkennen dat. Ze vragen ons regelmatig om te communiceren met slachtoffers omdat ze vinden dat ze daar niet of te weinig in geschoold zijn. Ze vinden het moeilijk om slechte boodschappen te brengen.

Ilse: Wij kunnen boodschappen en beslissingen vertalen, zowel naar slachtoffers, daders als magistraten. Bovendien zijn wij gewoon om verder te kijken dan de persoon die voor ons zit. Wij brengen ook de context in beeld. De samenleving verwacht veel van mensen die uit de gevangenis komen. Ze moeten meteen de ideale burger zijn, met een huis en werk. Ik begrijp de achtergrond van waaruit een rechtbank voorwaarden oplegt. Maar mensen hebben ook een rugzak met ervaringen, mislukkingen en ballast. Als sociaal werker neem je dat mee.

Hoe ziet een doorsnee werkdag er uit?

Ilse: Woensdagnamiddag heb ik altijd permanentie, dat is het enige vaste moment in mijn agenda. Voor de rest verschilt het van dag tot dag. Soms werk ik thuis en maak ik verslagen op. De dag nadien heb ik twee gesprekken in het justitiehuis, moet ik voor twee cliënten naar de strafuitvoeringsrechtbank en nadien doe ik nog twee huisbezoeken. Het is altijd anders.

‘Een slachtoffer past niet op een wachtlijst.’

Nancy: Mijn dag hangt veelal af van wat er ’s nachts of de dag voordien is gebeurd. De magistraat van wacht brieft ons over die dossiers, wij kunnen het proces-verbaal inkijken en krijgen de gegevens van de slachtoffers. Het maakt dat elke dag er anders uitziet. Als slachtofferonthaal moeten wij geen verslagen opmaken. Dat maakt dat er meer tijd is voor slachtoffers. Wij hebben trouwens geen wachtlijsten, dat mag ook niet, een slachtoffer past niet op een wachtlijst.

Dat onvoorspelbare geeft geen stress?

Nancy: Na al die jaren heb je geen schrik meer van wat gaat komen. Je weet dat je het aan kan. Hierdoor kan je meer aandacht geven aan de ander dan aan je eigen angst. Dat is een groot voordeel. In het begin was dat anders. Toen had ik stress bij elke telefoon. De eerste keer dat je familie moet contacteren nadat een lichaam in beslag is genomen voor autopsie doet raar. Ook de eerste keer dat je meegaat naar het mortuarium blijft bij.

Heb je het gevoel dat je het verschil maakt voor mensen?

Nancy: Zeker en soms zeggen mensen dat ook. Dat is fijn. Ze moeten dat niet zeggen, maar het is een bevestiging dat ik goed bezig ben.

Naast slachtofferonthaal van het justitiehuis is er in Vlaanderen nog slachtofferhulp en slachtofferbejegening. Zou één aanspreekpunt voor slachtoffers niet beter zijn?

Nancy: Zo is het in de Verenigde Staten, als slachtoffer kom je daar op één plek terecht. Daar werken de procureur, een wetsdokter, de politie en sociaal werkers samen. Voor slachtoffers is dat uiteraard handig. Maar het feit dat wij als slachtofferonthaal vanuit het justitiepaleis werken, is wel een groot voordeel. Doorheen de jaren hebben wij daar positie verworven, magistraten kennen ons, wij kennen hen.

De magistratuur is één van jullie cruciale partners.

Nancy: Wij geven aan slachtoffers informatie over hun dossier. Welke stappen volgen nog? Wat zijn je rechten als benadeelde persoon of burgerlijke partij? Wij helpen mensen hun burgerrechten te vrijwaren. Om dat goed te doen, moet je het juridisch apparaat door en door kennen. Dat is niet evident. Het feit dat we in hetzelfde gebouw werken, dat magistraten ons kennen, helpt.

‘De positie van het slachtoffer blijft een strijd.’

Heeft het slachtoffer binnen justitie zijn positie verworven?

Nancy: Het is alleszins verbeterd. In het verleden gebeurde het dat mensen op de griffie een zak bebloede kleren overhandigd kregen. Nu halen wij vooraf de kleren op en checken de staat waarin ze zich bevinden. Zo kunnen we mensen voorbereiden op wat hen te wachten staat. Dat is een grote vooruitgang. In Leuven hebben wij een procureur die oog heeft voor het slachtoffer, maar dat is niet overal zo. Communicatie blijft belangrijk. Slachtoffers begrijpen het niet wanneer het parket een brief stuurt met als boodschap: “Uw dossier is geseponeerd wegens andere prioriteiten.” Of dat een zedendossier wordt geseponeerd wegens onvoldoende bewijs, terwijl er op het eerste zicht bewijzen genoeg leken te zijn. Dat krijg je moeilijk uitgelegd. De positie van het slachtoffer blijft een strijd. Het is nog geen gewonnen zaak. In de namiddag wordt er in het gerechtsgebouw niet altijd meer een onthaal voorzien. Dat kan beter wat betreft klantvriendelijkheid en opvang. Mensen weten niet waar ze heen moeten en dwalen dan rond.

Van slachtoffers naar daders. Wat doet een daderbegeleider concreet?

Ilse: Als mensen vrijkomen dan legt de strafuitvoeringsrechtbank voorwaarden op. Als justitieassistent zie je toe of die voorwaarden nageleefd worden. Wij rapporteren daarover aan de rechtbank.

‘Het eerste gesprek met een dader is belangrijk.’

Je maakt verslagen op en rapporteert aan de rechtbank. Hoe bouw jij vertrouwen op met cliënten?

Ilse: Het eerste gesprek met een cliënt is belangrijk. Tijdens dat gesprek leg ik mijn rol en mandaat uit. De cliënt weet dat ik zal rapporteren. Maar ik zeg hem ook dat ik eerlijk zal zijn. Alle verslagen die ik overmaak aan de rechtbank kunnen door hem gelezen worden. Verder geef ik twee belangrijke regels door. Twee afspraken na elkaar niet nakomen, is een negatief verslag. En als iemand een gevaar is voor de maatschappij dan zal ik dat meteen melden. Ik zoek dan geen contact meer op.

Kijk jij ook naar het welzijn van de dader?

Ilse: Vanzelfsprekend, dat is één van onze hoofdtaken. Tijdens dat eerste gesprek zeg ik altijd dat ik van opleiding sociaal werker ben. Cliënten kunnen met problemen in hun leefsituatie bij ons terecht. Maar de strafuitvoeringsrechtbank kiest steeds meer de weg der geleidelijkheid. Vaak beginnen de mensen met beperkte detentie. Overdag gaan ze werken, ’s nachts slapen ze in de gevangenis. Daarna volgt elektronisch toezicht en eventueel een voorwaardelijke invrijheidstelling. Vooraleer mensen vrijkomen, moeten ze een woonst en werk hebben, moeten ze in begeleiding zijn. Dat hoort meestal tot de opgelegde voorwaarden. Maar als mensen een slechte woning hebben, dan zal ik daaraan werken. Ik verlies dat niet uit het oog. Een rechtbank kan dertien, veertien voorwaarden opleggen, maar als een aantal basisnoden niet vervuld zijn dan heeft dat weinig zin.

‘Uit een gedwongen kader kan een vertrouwensrelatie groeien.’

Hoe volg je dertien, veertien voorwaarden op?

Ilse: Daders die vrijkomen, krijgen altijd verbodsvoorwaarden opgelegd. De politie controleert die. Daarnaast moeten ze ook afspraken met ons nakomen. Hebben ze werk? Volgen ze een begeleiding voor hun agressie- of verslavingsproblematiek? Wij checken dat via loonfiches, aanwezigheidsattesten…

Heb jij het gevoel dat je soms het verschil kan maken?

Ilse: Ja, toch wel. Een klassieker is het jointgebruik. Als mensen mij dat vertellen, dan moet ik dat melden. Daar kan ik niet omheen. Maar ik kan in mijn verslag wel nuances brengen. Bovendien is het altijd beter dat het via ons op de rechtbank komt, dan via een urinecontrole door de politie. Ik ervaar steeds meer dat je vanuit een gedwongen kader toch naar een vertrouwensrelatie kan groeien. Dat kader zorgt voor duidelijkheid. Binnen die grenzen kan ik positieve zaken in beeld brengen. Als je over dat kader vaag doet, dan blijft ook de relatie vaag. Dat is geen grond voor vertrouwen.

Is het een emotioneel zware job?

Ilse: Werken met daders is emotioneel niet zo moeilijk. De feiten zijn gepleegd en de man of vrouw is daarvoor gestraft. De cliënt is verantwoordelijk voor de situatie. Maar dit betekent niet dat ik geen schrijnende situaties tegenkom, hoor. Soms lig ik wel eens wakker van een bepaalde cliëntsituatie, maar zeker niet dagelijks.

Nancy: Bij slachtofferonthaal ben je meer betrokken. Niemand kiest er voor om slachtoffer te zijn. Het kan iedereen overkomen. Soms is het emotioneel wel zwaar. Een papa die moet afscheid nemen van twee van zijn kinderen. Het intens verdriet op zo’n moment, blijft bij. Maar op zo’n moment kan je voor zo’n man veel betekenen. De impact van wat je dan doet, is groot.

‘Mensen herleiden daders tot hun feiten.’

De samenleving heeft veel argwaan tegenover daders.

Ilse: Mensen herleiden daders tot hun feiten. Dat is iets waar wij tegen opboksen. Maar een dader kan ook een goede vader zijn of een fijne collega. In die positieve rollen moet je mensen bevestigen. Ik geloof echt dat dit werkt. De voorwaarden die iemand opgelegd krijgt, zijn belangrijk. Het is voor plegers ook een duidelijk kader. Maar recidive kan je maar beperken door het welzijn van cliënten te verhogen. Alleen verkoopt dat niet goed.

Is de komst van de strafuitvoeringsrechtbank een stap in de goede richting?

Ilse: Bij het begin van mijn carrière was er een dienst in Brussel die besliste over iemands vrijlating. De gedetineerde in kwestie werd nooit gezien. Nu is er een ernstige procedure. Dat is een vooruitgang. Toch zien we dat steeds meer daders niet vervroegd willen vrijkomen omdat de opgelegde voorwaarden volgens hen te zwaar zijn. Zij zitten hun straf volledig uit en komen dan zonder voorbereiding in de samenleving terecht. Daar heb ik toch vragen bij.

‘Je creëert geen betere mensen door hen langer op te sluiten.’

De samenleving begrijpt die vervroegde invrijheidstelling niet. De roep om strengere straffen klinkt alsmaar luider.

Ilse: Ik geloof niet dat je betere mensen creëert door hen langer op te sluiten.

Nancy: Slachtoffers voelen dat soms anders. Zij hebben het moeilijk dat daders onder voorwaarden vervroegd vrijkomen. Maar wat is het alternatief? Als iemand kiest voor strafeinde is het moeilijk om nog extra maatregelen op te leggen. Iemand die vijf jaar kreeg, komt dan vrij na die vijf jaar. Hij kan naast de deur van het slachtoffer gaan wonen, zonder enige vorm van begeleiding. Is dat wat we willen? Een beter systeem is daders minder lang straffen, maar wel zorgen dat ze de straf volledig uitzitten. Nadien kan er nog een verplicht begeleidingstraject volgen. Zo kan je werken aan reïntegratie. Slachtoffers gaan dat meer aanvaarden. Nu is een straf van drie jaar soms één jaar, soms zes maanden. Dan is drie jaar, drie jaar. Het systeem moet helder zijn.

Ilse: Er komen weinig daders nog echt vrij na een derde van hun straf, meestal is dat later. Dat leidt tot frustratie. De dader vraagt zich af waarom hij niet vroeger vrij kwam, slachtoffers vragen zich af waarom de dader vrij is. Mij lijkt het dan beter om van bij de start duidelijke afspraken te maken.

‘Ik vind dat we meer beroepstrots mogen uitstralen.’

In 2018 komt er een sociaalwerkconferentie. Iets voor jullie?

Ilse: Ik vind dat belangrijk. Ik neem deel aan één van de voorbereidende werkgroepen. Wij zijn als sociaal werkers te bescheiden. Ik vind dat we meer beroepstrots mogen uitstralen. We moeten naar buiten brengen wat we doen en waar we het verschil maken. Dat geldt voor ons werk in het justitiehuis, maar net zo voor al die andere sociaal werkers.

Nancy: Ik had nog niet van de conferentie gehoord, maar volg wel wat Ilse zegt. Het is voor het justitiehuis misschien ook een kans om zich te profileren. Er bestaat bij sociaal werkers nog veel argwaan om met het justitiehuis samen te werken. Onterecht, velen weten nog steeds niet wat wij doen.

Wat moet de uitkomst zijn van de conferentie?

Ilse: Sociaal werkers leveren goede kwaliteit. Daar ben ik zeker van. We moeten dat beter in beeld brengen en dat kan niet kwantitatief. Als je begint te meten, zijn we gezien. Toch probeert men dat. Overal tellen de cijfers, niet alleen binnen het justitiehuis, ook in het OCMW of het CAW.

‘Men past ideeën uit de profit toe op de social profit.’

Eigenlijk zeg je: “Geef ons carte blanche, vertrouw er op dat wij goed werk leveren!”

Nancy: Waarom wil men zo graag turven? De burger wil weten wat er met zijn geld gebeurt, en politici spelen daarop in. Men kijkt dan naar kwantitatieve gegevens. Men past ideeën uit de profit toe op de social profit. Maar dat werkt niet. Als sociaal werker moet je je in alle mogelijke bochten wringen om toch maar te doen wat er verwacht wordt. Onzin natuurlijk. Men zou beter kijken naar het eindresultaat. Waarom geen kwaliteitsmeting op het einde van een traject?

De justitiehuizen zijn sinds de zesde staatshervorming een Vlaamse bevoegdheid. Het is koorddansen tussen welzijn, justitie en de samenleving. Herkennen jullie dat?Boxstaens, J. (2016), ‘De toekomst van het justitiehuis. Vlaanderen moet knopen doorhakken’, Sociaal.Net, 24 februari 2016.

Nancy: De justitiehuizen vallen nu onder het departement welzijn van de Vlaamse overheid. Maar we zijn niet puur welzijn. We zijn ook nooit 100% justitie geweest. Wij maken net de brug tussen welzijn en justitie.

Ilse: Binnenkort komt er een decreet voor de justitiehuizen. Ik maak me daar zorgen over. Ik vind dat daarover zeer weinig gecommuniceerd wordt. Er zijn altijd verbeteringen mogelijk, maar ik hoop dat ze ons werk als justitieassistent niet zullen uithollen. Ik hoop dat ik fout ben, maar ik vrees dat de regels veel belangrijker gaan worden in het werken met mensen.

Hoeveel vrije ruimte hebben jullie nu in je job?

Ilse: Als daderbegeleider werk je met trajecten die richtinggevend zijn. Maar ik wijk daar wel eens van af. Zo’n trajecten zijn goed in ideale situaties. Maar als een cliënt in een crisissituatie zit en bereid is om mij elke dag te zien, dan zal die mij elke dag zien. Of omgekeerd. Iemands wiens leven na gevangenschap op de rails staat, moet ik die per se elke maand zien? Dat kan ook om de twee maanden, zeker als er een vertrouwensrelatie is. Elke situatie is anders en vraagt om een andere aanpak. Tot op de dag vandaag ben ik er nog niet voor op mijn vingers getikt.

Reacties [1]

  • Adlain

    Twee moedige mensen die een bijzondere maatschappelijke bijdrage leveren.
    Hoedje af.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.