Hoe kwam je als maatschappelijk werker terecht bij politie?
“Ik studeerde in de jaren 80 maatschappelijk werk in Gent. Mijn stage deed ik binnen de jeugdhulp. Mijn hart lag bij deze jongeren en ik begon mijn loopbaan als een van de twee prille maatschappelijk werkers bij de jeugdpolitie.”
‘We waren piepjonge ‘sociale accidenten’ in een machowereld.’
“We werkten met jonge delinquenten en jongeren in problematische opvoedingssituaties. Ik en mijn collega waren buitenbeentjes: we waren piepjonge ‘sociale accidenten’ zonder politionele bevoegdheid. En bovendien twee vrouwen in een mannelijke machowereld.”
Trokken jullie alleen de straat op?
“We gingen telkens in duo op pad: een politieman met een maatschappelijk werker. Ik kwam in gezinnen waar het moeilijk liep, wees op verantwoordelijkheden en reikte oplossingen aan. Mijn collega met de pet, was het zwaard van Damocles. Wie onze hulpadviezen niet volgde, moest de politionele en gerechtelijke gevolgen dragen. Dat was simpel, maar het werkte.”
“Eind jaren 90 groeide het sociaal luik binnen de politie. Als nasleep van de Dutroux-affaire werd de politie grondig gereorganiseerd. Er kwam ook meer aandacht voor slachtoffers. Als maatschappelijk werker trok ik mee aan die kar in de dienst slachtofferbejegening.”
Wat doet slachtofferbejegening?
“Naast opvang van slachtoffers, voerden we vanuit deze dienst ook slechtnieuwsgesprekken, bijvoorbeeld met familieleden van slachtoffers van een ongeval. Dat is een mooie job omdat je betekenisvol bent op cruciale momenten in een mensenleven.”
Wat doe je vandaag?
“Nu ben ik projectverantwoordelijke voor partnergeweld. Ik begeleid ook een initiatief voor kinderen die voor het eerst met politie in contact komen.”
“Ik heb een ondersteunende functie en kom dus niet meer in gezinnen. Wij zijn een onderdeel van de dienst maatschappelijke zorg. Gemengde teams van sociaal werkers en politiemensen gaan aan de slag met specifieke groepen die in contact komen met politie. Collega’s werken hier rond slachtofferbejegening, spijbelen, preventieadvies na inbraak of ze bouwen de brug naar allochtone gemeenschappen in Gent.”
Je was de afgelopen decennia kroongetuige van een grondige evolutie binnen politie.
“Ik zag politie uitbreiden en specialiseren. Het probleem is wel dat je zo’n grote organisatie operationeel niet bij elkaar kan houden. Informatie en expertise worden steeds verder versnipperd over verschillende locaties en teams.”
‘Ik zag politie uitbreiden en specialiseren.’
“De politionele aanpak van jeugddelinquentie is een voorbeeld. Ons bureau werkt met first-offenders die jonger zijn dan twaalf jaar. Dat is maar een klein deel van de puzzel. Een belangrijk deel van dat werk gebeurt door jeugdinspecteurs. Die gaan bijvoorbeeld op huisbezoek bij jongeren die in contact komen met politie. Ze zoeken dan samen naar oplossingen en schatten in of er nood is aan hulpverlening. Hun collega’s van de jeugdrecherche onderzoeken verdwijningen en misdrijven waarbij jongeren betrokken zijn. Die inspecteurs en rechercheurs werken vanuit de verschillende commissariaten.”
“Ik zou eerder teruggrijpen naar het oude model waarin we allemaal samen zaten, in hetzelfde gebouw. Niet uit nostalgie, wel vanuit de ervaring dat zo’n dagelijkse werkvloercontacten tussen collega’s de kwaliteit van het werk versterkt.”
Waarin moet een sociaal werker binnen politie uitblinken?
“Wie je voor je hebt, moet je altijd blijven respecteren als mens. Iedereen draagt een rugzak mee. Gedrag kan je pas begrijpen door iemand zijn geschiedenis te kennen. Mensen tijd geven om dat verhaal te vertellen, is dus belangrijk. Daar kunnen we als sociaal werkers binnen politie het verschil maken. Interventieteams die moeten uitrukken, hebben die ruimte niet.”
“Al stel ik toch vast dat de sociale bewogenheid ook in die teams toeneemt. Bij een crisis met partnergeweld bijvoorbeeld, slaagt een groot deel van de politiemensen erin om via sociale vaardigheden een ernstig conflict onder controle te krijgen.”
Wordt de grens tussen politie en sociaal werk dan niet te vaag?
“Duidelijkheid is cruciaal. Politie is geen hulpverlening.”
“Mensen die met politie in aanraking komen, moeten duidelijk weten dat politiemensen de bevoegdheid hebben om de openbare orde te handhaven, eventueel met dwang. Als praten niet helpt, kunnen ze andere instrumenten inzetten. Vertrouw je informatie toe aan politiemensen, dan hebben ze niet de vrijheid om daar naar eigen goeddunken al dan niet vervolg aan te geven.”
Als er iemand in uniform voor je deur staat is dat duidelijk.
“Ik heb zo’n uniform niet. Als ik bij mensen aanbelde, stelde ik me meteen voor als maatschappelijk werker bij de politie.”
‘Wij zijn een wissel naar meer diepgaande oplossingen.’
“Ik stond steeds versteld over het gemak waarmee de deur vervolgens openging. Mensen grijpen de kans om hun verhaal te vertellen. Soms moet je dan tussenkomen en wijzen op de gevolgen van het feit dat je werkt vanuit een politionele dienst. Vaak zei ik vooraf dat mensen me geen strafbare feiten moesten toevertrouwen. Ik ben immers verplicht om dat aan te geven.”
Ligt daar een belangrijk verschil met andere sociale professionals?
“Kijk naar straathoekwerkers, zij werken in een heel ander kader. Ze hebben meer ruimte om te beoordelen hoe ze informatie verder opvolgen. Hulpverleners hebben die ruimte nodig. Ze moeten vanuit vertrouwen kunnen samenwerken met cliënten.”
“Ik heb een andere opdracht. Ik bekijk samen met mensen die met politie in aanraking komen, waar problemen liggen. We zoeken vervolgens naar oplossingen. We verwijzen jongeren door naar de juiste begeleidingsdienst, zonder dat we het hulpverleningstraject zelf uitvoeren. Mensen moeten hun rugzakje niet hier uitpakken. Wij moeten ervoor zorgen dat ze dat elders kunnen doen.”
Jullie zijn vooral doorverwijzers?
“Komt een minderjarige in de cel terecht dan gaan we, naast de politionele afhandeling van het delict, ook bekijken wie die jongen of dat meisje is. Is verdere ondersteuning nodig? Vaak botsen we op crisissituaties die meteen een oplossing vragen. We werken dus intensief samen met het crisisteam van CAW Oost-Vlaanderen. Zodra de jongere daar arriveert, starten zij een begeleidingstraject op. Bij familiaal geweld doen we hetzelfde met vluchthuizen.”
“We reiken oplossingen aan zonder ze zelf uit te voeren. We graven niet diep in het leven om vervolgens lange begeleidingstrajecten op te starten. Wij zijn een wissel naar die meer diepgaande oplossingen.”
Zo’n oplossingen liggen toch niet steeds voor de hand?
“Dat is een belangrijk probleem: het hulpverleningslandschap slibt dicht. Zo werd het hulpverleningsaanbod voor jongeren nooit grondig uitgebreid. Dat beperkt aanbod legt grenzen op aan ons werk. We zien misschien wel oplossingen, maar ze zijn niet uitvoerbaar. Zo kwamen er binnen integrale jeugdhulp wel poorten, netwerken en bureaus bij. Veel tussenstations die vertragend werken, terwijl het begeleidingsaanbod zelf niet op een groeipad zit.”
“Als je zoals wij permanent inzetbaar bent, bij gezinnen aanbelt en op zeer uiteenlopende problemen botst, zie je nog andere lacunes. Hulpverlening heeft nog een weg te gaan op vlak van bereikbaarheid, flexibiliteit en mobiliteit.”
Je lijkt niet wild enthousiast van de samenwerking met de hulpverlening?
“De hulpverlening is niet optimaal georganiseerd. Toch slagen heel veel hulpverleners erin om voor mensen het verschil te maken. Ik waardeer en bewonder hun werk.”
‘Hulpverlening heeft nog een weg te gaan op vlak van bereikbaarheid.’
“Maar ik werk vanuit criminaliteit en geweld. Ik vind dat hulpverleners soms te lang wachten om in schrijnende en onveilige situaties de stap naar politie te zetten. Bij partnergeweld blijven kinderen nog te lang in risicovolle gezinssituaties. Hulpverleners moeten soms durven kiezen om hun vertrouwensrelatie op het spel te zetten. Misschien creëert dat de nodige ruimte om nadien te werken aan herstel.”
Waar ligt voor jou de grens om al dan niet naar politie te stappen?
“Dat verschilt van situatie tot situatie. Loop je een individueel traject met een dakloze, dan kan je ver gaan in het respecteren van eigen keuzes en gedrag van mensen. De situatie waarin een man zijn vrouw dagelijks gewelddadig opsluit, is heel anders.”
“Je kan geduldig willen inzetten op het uitbouwen van een vertrouwensrelatie, maar hier heb je daar niet de tijd voor. Om erger te voorkomen, is een snelle doorbraak nodig. Ik zie nog te veel twijfel om die vertrouwelijke informatie te delen en politie in te schakelen.”
Zie je ook positieve evoluties?
“Er zijn fantastische initiatieven die complexe samenwerking formeel regelen. Voor ernstige vormen van familiaal geweld is er een ketenaanpak. Hulpverlening, politie en parket werken er succesvol samen vanuit heldere afspraken. Door frequent samen te zitten, leren partners elkaar beter kennen en respecteren. Dat helpt om de verantwoordelijkheid te delen om samen problemen op te lossen.”
‘Diensten moeten vanuit verschillende perspectieven samen sleutelen aan oplossingen. Zonder goede afspraken loop je elkaar voor de voeten.’
“Sinds kort is in Gent een zorgcentrum na seksueel geweld. Slachtoffers van seksueel geweld kunnen meteen terecht bij dat centrum. Daar worden ze opgevangen door medisch personeel. Zedeninspecteurs komen ter plaatse voor verhoor. Ook dat is een sterke samenwerking. Ook daar zitten verschillende expertises en doelstellingen rond één tafel. Gezondheidswerkers ontfermen zich over het slachtoffer, politie gaat op zoek naar de dader.”
Wat is de sleutel van succesvol samenwerken?
“Wij botsen op complexe problemen. Verschillende diensten moeten vanuit verschillende perspectieven samen sleutelen aan oplossingen. Zonder goede afspraken, loop je elkaar dan voor de voeten.”
“Goede samenwerking vertrekt vanuit de overtuiging dat we die verscheidenheid aan rollen nodig hebben om een probleem op te lossen. Dat vraagt veel wederzijds respect en begrip.”
Kan je dat leren?
“Openheid, nabijheid, respect en begrip zijn eigenschappen die nauw raken aan wie je bent. Dat kan je niet leren uit cursussen of handleidingen. Je moet de juiste attitude hebben. Maar daarin kan je groeien doorheen de job. In onze dienst gaan stagiairs of jonge collega’s zo veel mogelijk op de baan met de ervaren krachten.”
‘Je moet de juiste attitude hebben.’
“Begripvol zijn, is de sleutel naar oplossingen. Als we mensen moeten vertellen dat we bij een crisis toch geen oplossing kunnen bieden, worden ze soms boos. We zijn dan de pispaal en moeten incasseren. Die reactie moet je kunnen begrijpen.”
Het is een harde stiel.
“Soms worden we geconfronteerd met gezinssituaties die je persoonlijk raken. Een baby die het slachtoffer is van ernstig familiaal geweld of, pas nog, een kindje dat ongelukkig verdrinkt in een zwembad. Dan steken ook stoere politiemensen, veelal jonge papa’s, hun gevoelens niet weg.”
Moet je als professional geen afstand bewaren?
“Daar geloof ik niet in. Je moet betrokken en nabij zijn. Maar je gevoelens mogen het niet van je overnemen. Daarin een evenwicht vinden, is het talent van een goede sociale professional.”
“In het begin is dat een zoekproces. En helaas, na al die jaren wen je aan schrijnende of confronterende situaties. Ik stap vandaag anders een mortuarium of slachtofferkamer binnen dan heel wat jaren geleden. Mijn hart gaat minder tekeer. Noem dat gerust het afstompende van deze job. En ja, ik vind dat dus jammer.”
“Maar je blijft wel een mens. Als ik aan een jonge mama met een baby op haar arm moet vertellen dat ze zopas haar man verloren heeft bij een ongeval, dan kan ik gerust mee een traan wegpinken. Maar dat verhindert me niet om de correcte informatie te geven en objectief te beoordelen wat die vrouw verder nodig heeft.”
Jij kan op belangrijke momenten in iemand zijn leven het verschil maken?
“Daarom doe ik deze job zo graag. Ik struikel vooral over maatschappelijke ontwikkelingen die dit werk moeilijker maken: verrechtsing, hokjesdenken, polarisering.”
‘Mijn strijd is minder explosief, maar hij is er nog wel.’
“Ik zal de eerste zijn om duidelijke grenzen te trekken. Als enkele Roma-gezinnen de slachtofferkamer ondersteboven zetten, dan ben ik de eerste om in te grijpen. Ik vraag respect voor mijn werk en de regels die hier gelden. Maar dat belet me niet om nadien rustig en begripvol te luisteren.”
Je mist wederzijds begrip en respect in de samenleving?
“Mensen hebben meteen een mening klaar, zonder echt te weten waarover het gaat. Pas nog kwam hier een klein jongetje aan, helemaal naakt. Ik sta dan te kijken van de scherpe oordelen die we meteen uit de mouw schudden. Zonder ze ontmoet te hebben, worden die ouders gedegradeerd tot duivels.”
“Dat bedreigt de fundamenten van onze job. We moeten onbevooroordeeld en met open blik het gesprek aangaan met die ouders. Tegelijk versterkt het mijn drive om dit werk met volle goesting te blijven doen: de strijd tegen onrechtvaardigheid.”
Je kan vanuit politie dus bakens verzetten?
“Ik doe deze job zoals ik ben. Als ik achter schrijnende individuele situaties steeds dezelfde structurele problemen zie terugkomen, dan zal ik die aan de kaak stellen. Politie heeft weinig impact op tewerkstelling, onderwijs of huisvesting. Veel kunnen we daar niet veranderen. Maar we hebben vanuit de frontlinie wel expertise om te duiden waar het fout loopt. Die taak mag je als sociale professional niet links laten liggen.”
“In mijn loopbaan zijn er periodes dat ik worstelde met dat gevoel van water naar de zee dragen. Soms domineerden de frustraties. Om overeind te blijven, zette ik de strijd tegen onrechtvaardige structuren op een lager pitje. Maar telkens kwam mijn ware aard weer boven. Mijn strijd is nu minder explosief, maar hij is er nog wel.”
Reacties [2]
Te mooi om waar te zijn: duidelijkheid, openheid, nabijheid, … een mens blijft een mens. DAAR heb ik weinig van ondervonden: vernederd, uitgelachen, mishandeld, … in de cel. Ik denk dat al heel die politie macht eens mag informatie opdoen bij organisaties die werken met mensen in armoede, waar die mensen zelf het woord mogen nemen. Er zou al veel opgelost kunnen worden als ze eens verder kijken dan hun neus lang is. En ze niet kijken naar regeltjes, machogedrag. Ik, agent, ik weet het hier het beste! En ze zijn met 2 of 4! Man man toch!!! Respect voor de mens, dat is het minste dat ze mogen tonen. en voorbeeld voor de maatschappij en de jongeren zijn ze soms ook niet: vol ‘getekend’ van boven tot onder! Voorbeeldfunctie? Comité P, slachtofferhulp, … nog zo’n zielige afdelingen. Ik wil zoveel zeggen, maar ik heb plaats te kort. Ik hoop op een verbetering.
Zelfde ervaringen An Meert. Ik zou ook veel willen zeggen. Maar ik zwijg. Want uwen bek open doen en opkomen voor u rechten is gevaarlijk. Recht op vrije meningsuiting bestaat alleen maar op papier.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies