Brussels Airport
Woensdagochtend. Buiten duikt de temperatuur onder nul. In de vertrekhal van Brussels Airport heerst de gekende drukte. Tussen de bepakte passanten schuiven geruisloos twee jonge mensen met een blauwe trui voorbij. Zij duwen een trolley, zonder koffers maar met koffie en soep. Ze zien wat de rest niet ziet: mensen die hier niet om toeristische of professionele redenen vertoeven.
‘José leeft al tien jaar op de luchthaven van Zaventem. Iedereen kent hem.’
CAW-medewerkers Lukas Roose (27) en Marike Dugailliez (26) maken contact met een Roemeense man en geven hem een bekertje koffie. In het Spaans vertelt hij dat hij jarenlang voor een hongerloon op ‘el campo’ heeft gewerkt, het Spaanse platteland. Maar nu is zijn beste tijd voorbij – zestig en diabeet. Hij vertoeft soms hier, soms elders. Hij bedankt vriendelijk voor de koffie en slentert verder.
Uit de andere richting is Jan in beeld gekomen. Een Slowaak die jarenlang in Brussel heeft overleefd, maar nu op een vlucht naar Bratislava hoopt. Na het overlijden van zijn vader wacht daar een kleine erfenis op hem. Het is de eerste keer dat hij de twee sociale professionals ontmoet. Jan is dankbaar voor de suikerwafel, blij dat hij later op de dag naar het CAW-lokaaltje op de luchthaven kan voor nieuwe kleren. “Want deze zijn smerig.”
Hij vertelt dat hij zijn dagen vult met zitten, naar de mensen kijken en de verveling weg drinken. “Maar hier kan dat tenminste warm, en veilig. Ik vind makkelijk eten in de vuilbakken. En materiaal. Kijk, deze reiszak was gewoon weggegooid. Handig, want in het Zuidstation heeft iemand al mijn tassen gestolen.”
Tien jaar op de luchthaven
Lukas en Marike rollen verder. Ze kennen de plekjes waar de dakloze mensen zich ophouden.
In een rustige hoek van de vertrekhal ontmoeten we Denis (38), Hedwig (66), David (49) en José (65). Die laatste is de ancien van het gezelschap. De Portugees leeft hier ondertussen tien jaar. Een volledig decennium. Hij zit weggezakt in een dikke slaapzak, en heeft zich omringd met een volgeladen trolley en reistassen. Tussen ons ligt een pakje ham, door iemand toegestopt omdat het over datum is.
José vertelt dat hij vrij jong beide ouders verloor. Hij zocht een simpele job in het Europese land waar hij daar het beste voor betaald werd. Na jaren werken in een keuken, verdween zijn baas met de noorderzon. Inclusief zijn hele administratie. José vond niet meteen een nieuwe job, wist niet te bewijzen hoe hij in ons land een leven had opgebouwd. “Op de luchthaven vond ik een plek. Iedereen kent me ondertussen. Ik zit altijd in dezelfde hoek.”
José zag mensen komen en gaan. Kan namen noemen van lotgenoten die overleden. Hij heeft de opvanginitiatieven meermaals geprobeerd. “Tegenwoordig moet je inbellen voor een bed. ’s Middags krijg je niemand aan de lijn, twee uur later ook niet, en ’s avonds hoor je dat je niet meer binnen kan.
Maar waar dient het ook toe: ’s avonds laat mag je binnen, ’s ochtends vroeg vlieg je weer buiten. De realiteit is dat ik niet meer vraag dan een kamer met een douche, maar dat ik na tien jaar nog steeds hier in m’n hoek op de luchthaven zit.”
Logische keuze
Hedwig – ooit politieagent in Brussel, maar nu een zestiger met gezondheidsproblemen – zit hier “nog maar” twee maanden. Hij kwam terug uit Spanje en vond niet meteen onderdak. “Ik krijg een pensioentje, en kom er wel”, zegt hij. “Ik maak me vooral zorgen om mensen als Denis. Ik trek hier vaak grote ogen. Onderschat nooit wat sommige mensen al meegemaakt hebben.”
‘Ooit had ik alles: een appartement en een partner, een job en een auto. Nu zit ik hier.’
Zo rustig Hedwig in zijn stoeltje zit, zo gejaagd draaft Denis door de vertrekhal. “Ooit had ik alles: een appartement en een partner, een job en een auto. Maar kijk, nu zit ik hier”, vertelt de dertiger. “Ik heb altijd in Zaventem gewoond. Toen ik mijn appartement kwijtraakte, was de luchthaven voor mij een logische keuze.”
Denis’ grootste zorg nu: een dokter vinden. “Voor medicatie voor mijn sinusitis.” Hij laat zijn gezicht in zijn stevige handen zakken. Hij heeft natuurlijk meer nodig dan een neusspray. “Het is simpel: alleen een woonst en job kunnen me opnieuw verder helpen. En begeleiding. Want ja, ik drink te veel. Hier zeker. Maar hoe zou je zelf zijn? Hoor je die constante speakers? Die luide poetsmachine daar? Nooit kom je tot rust.”
Wachtlijsten
Net als Denis is ook David afkomstig uit Zaventem. Na 28 jaar trouwe arbeid verloor hij zijn job bij een meubelwinkel. Hij begon te drinken. Speelde zijn studio kwijt. Kende wat administratieve problemen bij zijn ziekenfonds. “Vrienden betaalden me nog af en toe een hotel. Ik dacht: ik vraag snel hulp, alles komt wel in orde, want voor mensen zoals ik zijn er sociale woningen. Tja. Toen kwam ik dus te weten dat er jarenlange wachtlijsten zijn.”
‘Ik snap dat een groep daklozen niet echt fijn is voor vrolijke reizigers.’
David had als Zaventemnaar dezelfde reflex als Denis: Brussels Airport. “Ik dacht: op de luchthaven kan ik wel even blijven. Daar zit ik veilig, warm en word ik met rust gelaten.”
Maar dat laatste is niet langer het geval, vinden de mannen. Ze delen spontaan hun gezamenlijke besognes. Dat ze het gevoel hebben dat alles alleen maar strenger wordt op de luchthaven. Dat ze steeds minder gewenst zijn. “Ik heb hier zelf ooit met mijn koffers gestaan. Ik snap wel dat een groep daklozen niet echt fijn is voor vrolijke reizigers”, zegt David. “Maar,” vult Denis aan, “we zitten hier ook niet voor ons plezier.”
Rust en duidelijkheid
De mannen herhalen het keer op keer: dat ze echt niemand tot last willen zijn. “We zitten speciaal in het verste hoekje van allemaal”, zegt Denis. “En als iemand zijn blikjes laat slingeren, ben ik de eerste om die op te ruimen.”
‘Telkens wanneer je liggend in slaap valt, word je wakker geduwd. Ik word er helemaal gek van.’
José toont zijn busje douchegel. “Zodat ik zelfs geen geurtje verspreid.” Ze herhalen meermaals dat ze nog nooit iets gestolen hebben, zelfs geen reep snoep uit een van de winkels. “Ik verhonger nog liever dan dat ik iets pik”, zegt David. “Zo ben ik niet opgevoed.”
Maar ze snakken naar rust, en duidelijkheid. “De ene beveiligingsagent zegt dit, de andere dat.” Ze vinden het onmenselijk dat ze sinds kort niet meer horizontaal mogen slapen. “Telkens wanneer je liggend in slaap valt, word je wakker geduwd. Ik word er helemaal gek van.”
Ook de onzekerheid over de sluitingsuren sloopt de mannen. Vroeger mochten ze hele nachten blijven. Toen ging de luchthaven onherroepelijk dicht van middernacht tot drie. Tijdens de vrieskou worden ze ’s nachts wel gedoogd. Maar ze horen dat ze binnenkort wellicht vijf nachtelijke uren naar buiten moeten. “Dat zijn uren die dagen duren”, zegt David. “Drie uur houd ik net vol, maar vijf uur… Dat kan ik niet. Dat is onmenselijk.”
Maatschappelijke tendens
Met de ‘koffiekar’ rijden we terug naar het lokaaltje dat het CAW hier gekregen heeft, vlakbij de bushalte. Een verkleumde vrouw klopt aan en vraagt beleefd wat drinken en twee wafels, voor haar en haar vriend. Slowaak Jan springt binnen voor zijn nieuwe kleren. Abdel (53) doet een babbeltje bij zijn enige warmtebron en troost die dag: zijn beker koffie.
‘In plaats van extra veiligheidspersoneel schakelde de luchthaven onze hulp in.’
Supervisor Joost Bonte (65) legt ondertussen uit dat het CAW hier vorig jaar gearriveerd is op vraag van Brussels Airport zelf. “Hoewel weinig mensen dat weten, verblijven er al langer dak- en thuisloze mensen op de luchthaven. Vroeger maakten ze in zekere zin deel uit van de community. Ze kregen eten toegestopt van personeel en mochten al eens achter de schermen douchen.”
Maar sinds de Covidpandemie is er veel veranderd, vertelt Joost. Er kwam een nieuwe groep mensen bij. Mensen die elkaar toevallig op de luchthaven vonden. Die te luid en te opzichtig bezit nemen van de publieke ruimte, en hun problemen proberen te verjagen met te veel alcohol. “Maar in plaats van extra veiligheidspersoneel schakelde de luchthaven onze hulp in. Ze hebben best goede bedoelingen, maar zijn mee slachtoffer van een dramatische maatschappelijke tendens – van een gebrek aan opvang en zorg voor deze groep mensen.”
Basiswerk
De vraag van Brussels Airport aan het CAW kwam eind maart vorig jaar, enkele weken later stond Joost er al drie keer per week met zijn team. Met mensen als Lukas en Marike. Ook zij wisten niet dat er zoveel dak- en thuisloze mensen op de luchthaven verblijven. “We werkten allebei op het JAC, de jongerenwerking. Maar we werden getriggerd door het outreachende van deze taak.”
‘Hier werken we niet met een intake, maar zien we wat op ons afkomt.’
Ancien Joost hoort het met de glimlach aan. Hij heeft ons eerder al verteld dat hij trots is dat zoveel collega’s zich kandidaat stelden voor het project, hoewel het nog een blanco blad was. De reden volgens hem: het outreachende karakter van de opdracht. “Het voelt aan als een terugkeer naar de basis van het sociaal werk.”
Joost vertelt hoe hij zijn job in drie decennia heeft zien evolueren. Naar wat hij een winkelaanbod noemt: de cliënt die naar de sociaal werker gaat met een concrete vraag. “En het werk zelf is in pakketjes gegoten. Jonge mensen worden opgeleid om in modules te denken. Terwijl de kern voor mij is: menselijke verbinding maken. In relatie gaan met anderen. Van daaruit aanknopingspunten zoeken.”
“Hier werken we niet met een intake, maar zien we wat op ons afkomt. Hoe kunnen we als sociaal werker het verschil maken op het terrein? Als dat niet lukt, stellen we niet de ander maar onszelf in vraag.”
Contact maken
De shift van het CAW loopt ten einde. Lukas merkt op dat het relatief rustig was, en dat dat goed nieuws is. “Dat betekent wellicht dat sommige mensen de weg hebben gevonden naar ons inloopcentrum in Vilvoorde, waar op dit moment warme maaltijden worden geserveerd.”
‘We boeken successen, zoals een man die opnieuw aan het werk ging.’
Het is een stap. Maar is het genoeg? Wie van slechte wil is, kan zich afvragen waar het allemaal toe dient. Want wat hebben Lukas en Marike vandaag meer gedaan dan koffie uitgedeeld, en een beetje gebabbeld? Lukas snapt de vraag, maar weerlegt ze. “We hebben contact gemaakt. Proberen vertrouwen te herstellen. Mensen hun verhaal leren kennen.”
“Dit zijn mensen die op verschillende momenten in hun leven uitgesloten zijn, geen vertrouwen meer hebben in de samenleving”, vervolgt Lukas. “Het gaat altijd trager dan je zou willen, maar dat maakt het werk niet minder nuttig. Als je geen eerste stap zet, geen contact meer legt, dan zullen deze mensen helemaal geen toegang meer vinden tot de samenleving. En we boeken wel degelijk successen, zoals een man die opnieuw aan het werk ging, of mensen die opnieuw in regel zijn bij het OCMW of ziekenfonds.”
Dieren en mensen
Geïnspireerd door de naam van zijn collega, besluit Joost met Lucas 15 uit de Bijbel – dat een goede herder niet blij is dat hij 99 schapen in de stal krijgt, maar net op zoek gaat naar dat ene verloren schaap.
“Deze mensen krijgen vaak het etiket ‘zorgwekkende hulpweigeraars’. Ik noem hen liever ‘alerte aanbodsmijders’. Sommige mensen mijden hulpverlening, omdat ze opnieuw op de radar komen van een netwerk waar ze al te vaak het deksel op de neus hebben gekregen.”
Of dat idee dan niet hopeloos maakt, soms? “Neen”, aldus Joost. “Want we hebben het over mensen. Menselijk contact is altijd waardevol. Het gevoel dat toch nog iemand geïnteresseerd is in jou, is levensnoodzakelijk. Het enige alternatief is deze mensen verjagen als schurftige honden.”
Het resoneert met de woorden van Denis. Dat hij veel respect heeft voor de mensen van het CAW, vertrouwde hij ons toe, terwijl Lukas, Marike en Joost elders aan de praat waren. Een gesprek kan deugd doen, klonk het. “Zij komen tenminste nog naar ons. Alle anderen geven je het gevoel dat je een probleem bent. Dat je weggejaagd moet worden. Als dieren. Maar wat als ik ook op de luchthaven buitengegooid word? Wat rest er me dan nog? De straatstenen. Ik kan alleen maar hopen dat we hier nog kunnen blijven. Dat we tenminste dat respect nog krijgen. Als mensen.”
Reacties [4]
Proficiat en een welgemeend dankjewel voor al de mensen die zich bekommeren om daklozen. Daklozen zien als naasten, als mensen, hen respecteren… hoe mooi allemaal!!!
Wat n fantastisch mooi initiatief!
Ik werk zelf op de luchthaven en zie dagelijks deze daklozen!
Niemand kiest er voor om zo te leven en wij kennen ook het verhaal erachter niet!
Blij dat jullie toch iets voor hen kunnen betekenen! Respect!
Alle respect hiervoor, had er al langer moeten komen. Jammer genoeg was een vriend van mij een dakloze op de luchthaven, hij was de laatste overledene die ze vinden na de aanslagen van 22 maart.
De mens is meer dan zijn probleem. Menswaardig ontmoeten blijft ook een basistaak voor hulpverleners en andere mensen, niet ?
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Dikke Freddy aan Marc Coucke, een mens met geldproblemen
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies