Stevig debat
Om 11u, na een uiteenzetting van Maria De Bie (UGent), krijgt de zaal het woord. De verzamelde vertegenwoordigers van onze Vlaamse OCMW’s stellen vragen over activering, over de afbouw van Artikel 60-tewerkstelling en referentiebudgetten.
‘Het GPMI verplichten is geen goede zaak.’
Na een aantal tussenkomsten gaat het stevig over het laatste nieuws binnen maatschappelijke integratie. Er ligt een wetsvoorstel klaar dat het Geïndividualiseerd Project voor Maatschappelijke Integratie (GPMI) vanaf september aan elke OCMW-cliënt oplegt.
Zo’n GPMI legt de nodige stappen en doelstellingen vast voor progressieve maatschappelijke of professionele integratie van iedereen die een leefloon krijgt, en voor wie tewerkstelling (nog) niet onmiddellijk mogelijk of wenselijk is.
Verplichting
Uit de opmerkingen en vragen in de zaal blijkt dat de aanwezigen het geen goed idee vinden om dit GPMI universeel op te leggen. Moeten we als OCMW-medewerkers cliënten onmiddellijk in een verbintenis duwen? En is dat dan een resultaats- of inspanningsverbintenis?
We mogen de aandacht ook niet wegnemen van de cliënt en de begeleiding, ten bate van een nieuwe, administratieve formaliteit.
Julien Van Geertsom (POD Maatschappelijke Integratie) laat een ander geluid horen. Hij wijst op het nut van een vastgelegd stappenplan en de mogelijkheden die het biedt. Hij geeft ook toe dat het GPMI kan verworden tot een formaliteit met als enige bedoeling om als lokaal OCMW 10% extra financiering binnen te rijven.
Een lid van de expertengroep rond de studie die tot het wetsvoorstel leidde, geeft mee dat men net concludeerde om het GPMI niét veralgemeend te verplichten. De studie staat dus haaks op het wetsvoorstel.
Twee werelden
Wanneer moderator Guy Tegenbos de vraag in de groep gooit of we de maatschappij dan geen verantwoording verschuldigd zijn voor die uitgedeelde belastinggelden, wordt duidelijk dat hier twee werelden botsen. Het beleid botst met de werkpraktijk.
Voor een sociaal werker, met de voeten stevig in de praktijk, is de klant in de eerste plaats de cliënt. De sociaal werker wil de cliënt opnieuw integreren in de maatschappij. Dat is zijn rol.
‘Het beleid botst met de werkpraktijk.’
Voor de beleidsmaker ligt dat anders. De klant van beleid is de burger. Een burger die wil weten wat zich achter de muren van het OCMW afspeelt, waar die centen naartoe gaan en of dat ook ergens toe leidt.
Gemakkelijk
Het verhaal van de beleidsmaker is het makkelijkst. Het is de taak van het beleid om een visie op maatschappelijke integratie voorop te stellen, de instrumenten en middelen voor de implementatie te voorzien en de resultaten van het werk op te volgen.
Het beleid rapporteert naar de burger. Vanuit dat oogpunt is het GPMI een goede zaak. Het zorgt voor duidelijkheid en structuur, het maakt een aantal zaken meetbaar en makkelijk op te volgen. Het creëert ook de mogelijkheid om een beleidsvisie om te zetten in een vaste werkpraktijk.
Complex
Het verhaal van de sociaal werker is veel complexer. Sociaal werkers weten dat de praktijk niet in vaste structuren te dwingen valt.
‘De praktijk valt niet in vaste structuren te dwingen.’
Steeds meer OCMW’s zetten in op maatzorg en zien die diensten groeien. Elke cliëntsituatie, elk dossier is anders. Dat botst met de verplichting van het GPMI om voor een langere periode meetbare resultaten voorop te stellen.
Begeleiding is, net als de situatie van de cliënt, veranderlijk en past zich aan die veranderende omstandigheden aan.
Begeleiding hangt ook af van de manier waarop een sociaal werker de opdracht invult. Maatzorg is een belangrijke factor in de succesvolle afronding van een dossier. Het verplicht maken van het GPMI is dan ook een verhoging van de administratieve last.
Stroef
Wanneer een OCMW-medewerker zich afvraagt of hij dan minder tijd moet steken in begeleiding om toch zeker het GPMI up-to-date te houden met constante verandering, klinkt instemming.
‘Het GPMI is een bruikbaar instrument wanneer het stroef gaat.’
In het kader van begeleiding is het GPMI een bruikbaar instrument wanneer het stroef gaat. Wanneer een cliënt zich niet aan afspraken houdt.
Op dat moment is vaste structuur aangewezen, net als een opvolging van dichtbij en een rapportage naar een bijzonder comité. We zitten dan in het toepassingsgebied van sancties.
Transparant
Deze discussie en de standpunten van beide werelden, geven nog meer dan verschillende visies, enkele bruikbare signalen aan.
Beleidsmakers vragen om meer transparantie. Er is een nood aan gegevens die opvolging van cliënten mogelijk maken. Alleen durf ik te betwijfelen of het GPMI daarvoor een geschikt instrument is. Beschikken we niet over voldoende cijfers uit geaggregeerde rapportage die we nu niet benutten?
Sociaal werkers vinden dat beleidsmakers de voeling met het veld missen. De veranderende maatschappij, de diversiteit van de cliëntenpopulatie, de instabiliteit van de cliëntsituatie vragen om een wendbare begeleiding en dus ook wendbare instrumenten en sociaal werkers.
‘Heb vertrouwen in de kunde van sociaal werkers.’
Zij vragen aan beleidsmakers dat ze vertrouwen tonen en hebben, in de kunde en het inzicht van de sociaal werker, in de wil van de cliënt om te groeien.
Discretionaire bevoegdheid
Het is iets na twaalf wanneer onderzoeker Marjolijn De Wilde (OASES, Universiteit Antwerpen) haar uiteenzetting start over de discretionaire bevoegdheid van de sociaal werker in de behandeling van leefloondossiers.
Die discretionaire bevoegdheid bestaat. Een sociaal werker heeft bewegingsruimte. Hij houdt rekening met tal van factoren: de toestand van de cliënt, het gedrag, het gezin, de omgeving…
Dingen die je nooit in een afgebakend lijstje kan opleggen. Dat bevestigt de zaal. De ene sociaal werker is de andere niet, zegt iemand. En dat geldt evenzeer voor cliënten. En maar goed ook.
Reacties [3]
boeiend artikel
Het is vandaag blijkbaar sport mensen die hulp vragen te verdrinken in administratieve rompslomp en schriftelijke pietluttigheden. Art 1 van de ocmw wet spreekt in eerste instantie over HELPEN. Dat zouden dus beleidsmakers en sociaal assistenten MOETEN doen, helpen door de red tape te komen.
Vb: Attest invaliditeit FOD en Mutualiteiten tot 1 attest ipv 2. sTRUCTUREEL ADMINISTRATIEF VEREENVOUDIGEN.
knap artikel!
Zeker lezen
Partnergeweld bij ouderen: een onzichtbaar probleem
‘Het is cruciaal om je als sociaal werkers te organiseren’
Stressexpert: ‘Een groeiende groep mensen staat altijd aan’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies