Hoogdagen
In Vlaanderen zijn de hoogdagen van het huwelijksgezin voorbij. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw was het huwelijksgezin nog ideaal, doel en norm. Later werden andere leefvormen alternatieven voor het huwelijksgezin. Binnen het huwelijksgezin zelf werden onderdrukkende machtsverhoudingen tussen geslachten en generaties opgeheven.
‘De hoogdagen van het huwelijksgezin zijn voorbij.’
Van een teloorgang van het gezin is geen sprake. Wel van een evolutie van het gezin naar een veelheid van gezinnen gekenmerkt door meer dynamiek, flexibiliteit en diversiteit.
Het ouderschap blijft een essentieel element van gezin. Zonder ouderschap is er geen gezin. Hier is veelal sprake van biologisch ouderschap, maar in veel Vlaamse gezinnen nemen ook niet-biologische ouders (adoptieouders, pleegouders, stiefouders, grootouders…) de ouderrol op zich.
Partnerschap
En het partnerschap? In de jaren zeventig was er geen gezin zonder huwelijk. Vandaag zijn huwelijk en gezin niet meer onlosmakelijk met elkaar verbonden. Maar het vormen van een gezin en het krijgen van kinderen gebeurt meestal nog met een partner.
Meer dan vroeger zien we vandaag dat het partnerschap evolueert. Partners kunnen uit elkaar gaan en nieuwe relaties opstarten. Verschillende fasen in de levensloop zijn mogelijk: zonder partner, met een partner, met een gewezen partner, met een overleden partner, met opeenvolgende partners.
De partner is niet noodzakelijk altijd aanwezig. Bovendien kunnen partners al dan niet tegelijk verschillende rollen opnemen.
Sterke netwerken
Zonder onze ogen te sluiten voor situaties waar het misgaat, willen we wijzen op het bijzondere van gezinsrelaties. Gezinnen zijn geen willekeurige sociale netwerken. Hoewel gezinnen vloeibaar, flexibel en soms bijzonder kwetsbaar zijn, kenmerken gezinnen zich toch als een sterk netwerk. De leden van een gezin kunnen spontaan rekenen op solidaire ondersteuning, opvang en zorg.
‘Gezinnen zijn geen willekeurige sociale netwerken.’
In een gezin zijn er solidariteitsrelaties met diepe persoonlijke bindingen en wederkerigheid. Het zorgen voor elkaar is wederkerig. Gezins- en familiale banden kennen een vanzelfsprekende solidariteitsband, loyaliteit, verbondenheid en bezorgdheid.
Het familiale blijkt verbonden met een belangeloze inzet, een inzet met als enig belang ‘het is toch familie’.
Niet vrijblijvend
Gezinsrelaties zijn niet vrijblijvend en blijvend. Dat geldt zeker voor ouderschap. Ouderschap schept blijvende verplichtingen tegenover de kinderen, zoals ook kinderen blijvende verplichtingen hebben tegenover hun ouders.
‘Het partnerschap is niet vrijblijvend.’
Ook het partnerschap is niet vrijblijvend, zeker als er sprake is van kinderen. Al is er een einde gekomen aan het samenwonen, de relatie met de andere ouder zal in een gewijzigde vorm blijven bestaan. Men blijft allebei ouder van het kind.
Partnerschap houdt een vrije keuze in, terwijl afstamming geen vrije keuze is. Toch wordt ook partnerschap steeds meer een familieband, zeker naarmate de relatie duurzamer wordt en er sprake is van kinderen.
Expliciet gezinsbeleid
Vanuit het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen pleiten wij voor een expliciet gezinsbeleid. Een beleid dat de maatschappelijke waarde van gezinnen en hun bijdrage aan de samenleving benoemt en ondersteunt.
We gaan in tegen wat we omschrijven als post-gezinsbeleid. Zo’n beleid neemt maatregelen, zonder het gezin te definiëren. Opvang, informele zorg en opvoeding, worden losgekoppeld van gezinsvormen. De doelgroep zijn dan mantelzorgers, opvoeders, de context of het ondersteunend netwerk.
Post-gezinsbeleid
Gezinsrelaties kan men evenwel niet zomaar gelijkstellen met contextuele netwerken en informele zorgrelaties. Daarom moeten lichte en sterke netwerken van elkaar onderscheiden worden.
Gezinnen zijn geen lichte gemeenschappen, het zijn sterke netwerken ook al zijn ze vloeibaarder, dynamisch en flexibel geworden. Mede omwille van die paradoxale situatie van gezinnen menen we dat een expliciet gezinsbeleid noodzakelijk blijft. Het post-gezinsbeleid gaat voorbij aan die paradox.
Diversiteit in en van gezinnen
De geschiedenis leert ons dat hetzelfde gezinstype niet wereldwijd verspreid zal worden.
‘Diversiteit aan gezinsvormen is waardevol.’
Bijna alle landen hebben wel het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten ondertekend. Hierin staat dat het gezin de natuurlijke en fundamentele kern van de maatschappij vormt en het recht heeft op bescherming door maatschappij en staat (art. 23.1).
Terzelfdertijd blijft er internationaal discussie over wat een gezin is en welke vormen gezinnen kunnen aannemen. De discussie gaat dan dikwijls over gelijke rechten tussen man en vrouw, tussen holebi’s en hetero’s of over de verhouding kerk en staat.
Diversiteit in de zin van een veelheid aan gezinsvormen is waardevol. Maar hoe kan het beleid daarmee omgaan? Moet de overheid alles aanvaarden, ergens een lijn trekken of bepaalde gezinsvormen promoten?
Mensenrechten
Kijken we naar de evolutie van het gezin in Vlaanderen dan merken we gedurende de voorbije decennia een zekere continuïteit. De verscheidenheid aan andere vormen van samenleven in gezinsverband, alle (h)erkenning van diversiteit, pluraliteit en relativiteit vinden hun motief in een verwijzing naar de rechten van de mens, het kind, de vrouw.
‘Mensenrechten als krijtlijn.’
In de mensenrechten vinden we geen antwoord op de vraag wat nu het gezin of de gezinnen zijn. Ze reiken wel de normatieve krijtlijnen aan om beleid ten aanzien van het leven in een gezin vorm te geven.
Op grond van deze rechten, uitgewerkt in internationale verdragen, hoeft de overheid niet alle vormen van samenleven te aanvaarden. Ze kan bepaalde vormen als risicovol voor de rechten van bepaalde gezinsleden kwalificeren.
Conflicterende rechten
Hiermee is niet gezegd dat alle verdragen inzake mensenrechten zonder meer samen sporen. Zo zien we dat rechten van ouders in conflict kunnen komen met de rechten van het kind. Of dat er spanningen zijn tussen het erkennen van de rechten van culturele minderheden en individuele rechten van de mens, vrouw en kind.
‘Voor gezinsbeleid zijn de rechten van de mens het kader.’
Deze vaststellingen zijn niet problematisch. Bij een conflict of spanning moet er een kader zijn om te zoeken naar oplossingen. Voor het gezinsbeleid zijn de rechten van de mens dat kader.
Dit ligt in de lijn van de historische ontwikkeling die we in Vlaanderen hebben gekend. Gewoonten, gebruiken, tradities zijn waardevol, maar kunnen nooit het argument zijn om discriminatie, onderdrukking en machtsmisbruik te rechtvaardigen. Maar ook niet om een bepaalde gezinsvorm als norm te stellen.
Gelijkheid, gelijkwaardigheid, vrijheid
Gelijkheid van mensen binnen een gezin nastreven, hangt samen met een beeld van gelijkwaardigheid van mensen binnen de maatschappij. Ook in de maatschappij in de breedte is verbondenheid aan de orde.
‘Ga niet uit van een consensus over normen.’
Het lijkt ons onwaarschijnlijk dat iemand die maatschappelijk geen verbondenheid van mensen predikt, voor een gelijkwaardigheid binnen het gezin kan gaan. De realiteit van tussenmenselijke processen in gezinnen (zorg, verantwoordelijkheid, solidariteit, aandacht voor kwaliteitsvol duurzaam samenleven) vormt zo een bron van moraliteit voor het beleid.
Actieve participatie
Binnen het algemene kader van gelijkheid en mensenrechten is het belangrijk om de vrijheid te respecteren. Men hoeft niet uit te gaan van een consensus over normen en verwachtingen, maar men legt beter de nadruk op een actieve participatie van individuen en groepen bij het creëren van normen en idealen in sociale interactie.
Het is daarbij van belang om aan iedereen ruimte te geven, zeker wanneer de context culturele of religieuze referenties omvat. Hiermee zal de diversiteit niet afnemen en zal het misschien niet eenvoudiger worden om gezinnen te omschrijven, maar zullen de noodzaak, wenselijkheid en reikwijdte van gezinsbeleid duidelijker worden.
Reacties [1]
Ik weet het, het is een semantische discussie. Ik blijf het moeilijk hebben met ‘Gezin’ en samenstellingen daarmee. Het is een mooi Nederlands woord, dat ik maar niet vertaald krijg. Bovendien vind ik, vooral in het pedagogische kader, dat de kleinste samenlevingsvorm niet meer de hoeksteen van onze maatschappij is, ook al leven de meeste mensen nog altijd samen in huishoudens. Argumenten met ‘gezin’ maken het mij ook moeilijk om allerhande regelgevingen (‘gezinshoofd’, fiscaliteit per gezin, enz…) aan te vechten of om ze individueler (en dus beter passend bij ons huidig maatschappijbeeld) te maken.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies