Voorwaarden
“We willen je begeleiden voor een periode van zes maanden, maar wel op één voorwaarde…” Ielde Vermeir sprak in Gent op een studiedag over stigma binnen de geestelijke gezondheidszorg. Zij is ervaringswerker en onderzoeker bij EQUALITY ResearchCollective van HOGENT.
‘De woorden op de studiedag laten me niet meer los.’
De voorwaarde die het mobiele team stelde voor het opstarten van de thuisbegeleiding is dat Ielde’s familie de door het team uitgestippelde aanpak nadien overneemt en voortzet. De getuigenis van Ielde laat me nadien niet meer los.
Een aantal maanden daarvoor hoorde ik een psychiater trots vertellen dat de patiënten eindelijk op de teamvergadering kwamen. Even later vertelde hij even trots dat deze bijeenkomst met de patiënt plaats had nadat de hulpverleners voordien al vergaderden en tot een besluit kwamen. Ook deze uitspraak blijft me fel bij.
Serieel of simultaan
Ik ontdek in beide voorbeelden een gemeenschappelijk kijk op de geestelijke gezondheidszorg.
Hulpverleners komen tussen of organiseren hulp aan de hand van elkaar opeenvolgende bewegingen. Verschillende vormen van kennis: zowel ervaringskennis, wetenschappelijke kennis als professionele kennis worden na elkaar – op een seriële manier – ingezet. En daar loopt het fout.
Om echt herstelondersteunend te zijn bij mensen met een complexe problematiek moeten die verschillende vormen van kennis net gelijktijdig ingezet worden.
Familielid of hulpverlener?
Dat in het eerste voorbeeld de begeleiding moet overgenomen worden door de familie maakt het extra pijnlijk omdat zij liefst van al gewoon familielid willen zijn, geen hulpverlener. Ielde vindt het op haar beurt niet fijn dat verwacht wordt dat ze net bij haar familie in de rol van patiënt rol wordt gezet.
‘Om echt herstelondersteunend te zijn moeten verschillende vormen van kennis gelijktijdig ingezet worden.’
In het tweede voorbeeld wordt eerst een beslissing door het team genomen, professionele kennis. Pas in een tweede beweging kan de patiënt zelf meedenken. Ervaringskennis wordt ondergeschikt gemaakt aan professionele kennis.
Kenmerkend
Opvallend is dat deze seriële manier van werken zeer kenmerkend is voor de manier waarop vroeger de geestelijke gezondheidszorg, en vooral psychiatrische instellingen, werd georganiseerd.
Als de thuissituatie te lastig werd, volgde een opname waarna de patiënt werd ontslagen zonder verdere zorg aan huis. Psychische zorg was dus een fase in het leven van de patiënt, los van zijn dagelijkse leven. Die zorgfase stopte als de patiënt terugkeerde naar dat alledaagse leven. Deze twee fases volgden elkaar op zonder dat er iets simultaan werd georganiseerd.
‘Mensen werden van de ene afdeling naar de andere doorgestuurd naargelang het hulpaanbod leek te passen bij de toestand van de patiënt.’
Maar ook de afdelingen binnen een psychiatrische instelling werden vaak serieel opgebouwd rond crisis, behandeling en resocialisatie. Mensen werden van de ene afdeling naar de andere doorgestuurd naargelang het aanbod van de afdeling beter leek te passen bij de toestand van de patiënt.
Klinkt oké, maar in de praktijk kwam het erop neer dat mensen op de resocialisatie-afdeling kwamen als de geboden behandeling niet aansloeg. Die afdeling deed dan verder met deze ‘uitbehandelden’.
Dat verder doen bestond dan uit een levenslang verblijf in een vaak wat afgelegen paviljoen, niet uitzonderlijk met meerdere bedden op een zaal. Het was voor velen een uitzichtloze situatie waarbij mensen voor de rest van hun leven als ‘patiënt’ werden gelabeld. Vrienden en familieleden bleven achterwege omdat het personeel dat niet belangrijk vond.
Veel veranderd?
Ik durf wat stoutmoedig te stellen dat dit seriële denken in de geestelijke gezondheidszorg nog altijd bestaat. Sommige mobiele teams willen behandelen om daarna het resocialisatiewerk aan anderen over te laten. Je ziet politie en geestelijke gezondheidsorganisaties kibbelen over de volgorde waarin zogenaamde ‘zorgmijders’ moeten opgevolgd worden: politiecel of crisisopvang?
‘Patiënten moeten doorschuiven zodat nieuwe patiënten kunnen instromen.’
Dit serieel werken heeft verschillende oorzaken. Eerst en vooral is er de druk van de wachtlijsten. Dat was zeker het geval bij Ielde. De vraag is groot, het hulpaanbod beperkt. Patiënten moeten snel doorschuiven zodat nieuwe patiënten kunnen instromen. Bovendien is het rigide terugvallen op het beroepsgeheim een drempel om meer simultaan te werken.
En dan is er nog de trots op de eigen expertise: “Wij doen waar we goed in zijn en daarna is het aan de anderen om hun werk te doen op een ander plaats of in een volgende fase van de begeleiding.” Deze expertise-denkers isoleren zich op hun terrein in plaats van hun expertise te delen met anderen.
Deze overheersende klemtoon op specialisatie draagt ook in de geestelijke gezondheidszorg bij aan het ongemakkelijk gevoel bij patiënten dat ze zich niet als mens bekeken voelen.
Ook goede praktijken
Gelukkig zijn er in Vlaanderen ook mooie voorbeelden waar hulpverleners wel simultaan werken. Ik denk dan aan Open Dialogue en wijkgerichte kwartiermakers. Die laatste laten zowel buurtbewoners, mensen met een psychische kwetsbaarheid, familieleden en hulpverleners op gelijkwaardige manier samenwerken en samenleven. Net doordat de wijk hun werkplek is, zijn ze permanent nabij en sturen ze mensen niet door om dan zelf af te haken.
‘De werking van een Zorgcentrum na seksueel geweld is een goed voorbeeld van hoe het anders kan.’
De werking van een Zorgcentrum na seksueel geweld is een ander goed voorbeeld. Een slachtoffer kan er medische zorg krijgen, maar ook psychische ondersteuning. Een forensisch onderzoek kan letsels vaststellen en bewijsmateriaal verzamelen voor het geval een slachtoffer klacht wil indienen bij de politie, die ook nauw samenwerkt met zo’n centrum. Al die hulp en ondersteuning gebeurt gelijktijdig en net dat wordt door slachtoffers als zeer positief ervaren.
Er zijn nog mogelijkheden om meer simultaan te werken. Het betekent vooral dat we stoppen met het denken en werken vanuit het bestaande hulpaanbod. Het betekent dat hulpverleners bereid zijn om bij een vraag waarop ze zelf geen antwoord hebben toch op zoek te gaan naar gepaste hulp, ook buiten de eigen organisatie. Niet met als doel een doorverwijzing, wel om met partnerorganisaties een simultane samenwerking op poten te zetten.
Enkel zo vermijden we dat mensen met een complexe psychische kwetsbaarheid van het kastje naar de muur worden gestuurd.
Vanzelfsprekend is het daarbij belangrijk dat de betrokkene de regie behoudt over de gemaakte keuzes, en over het netwerk van al deze samenwerkende mensen en organisaties. Zo wordt dat netwerk geen spinnenweb waarin iemand dreigt vast te geraken, maar een trampoline om vooruit te kunnen.
Reacties [1]
Ik heb mezelf weleens de vraag gesteld of het doorverwijzen bij een niet passende of nog te onduidelijke zorgvraag een manier is voor diensten/afdelingen om hun overbevraging te proberen dempen… Helemaal naast de kwestie; zou het kunnen dat ‘Ielde’ eigenlijk ‘Hilde’ heet? :-)
Zeker lezen
Jongvolwassenen in detentie: ‘Zorg moet fundamentele pijler blijven’
‘De kerstmarkt heeft betere openingsuren dan de sociale dienst’
Arts Wouter Arrazola de Oñate: ‘Racisme maakt mensen ziek’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies