Ze antwoordt op geen enkele vraag
Ik flits ons dertig jaar terug in de tijd, naar de dienst begeleid zelfstandig wonen, waar ik werk en met jongeren intakegesprekken voer.
Ze is zeventien jaar en doorverwezen door vrijwillige jeugdhulp. Meer weet ik niet over haar. Zwijgend kijkt ze me aan. Bij het noemen van haar naam knikt ze lichtjes met haar hoofd, ter bevestiging. Ze kijkt me aan met onderzoekende blik, ze antwoordt op geen enkele vraag.
‘De jongere zegt geen woord. Het maakt me licht ongemakkelijk.’
Het is nochtans de bedoeling dat ik met een gesprek kan inschatten of onze dienst iets kan betekenen voor dit meisje. De meeste jongeren zijn eerder gretig tijdens dit eerste gesprek. Ze kijken uit naar alleen wonen met begeleiding. Voor hen betekent het eindelijk vrijheid.
Ze belt me op
Maar deze jongere zegt geen woord. Het maakt me licht ongemakkelijk. Wat kan ik haar bieden? Mijn hersenen draaien op volle toeren. Waarschijnlijk zie ik er vertwijfeld uit. Maar ze komt me niet te hulp en houdt de lippen op elkaar.
Het enige wat ik uiteindelijk kan bedenken, is haar uitleggen hoe we werken, wat we concreet kunnen betekenen en hoe we samenwerken met jeugdconsulenten, andere hulpverleners, scholen en ouders. Ik sluit af en stel voor dat ze er eens over nadenkt en ons laat weten of ze mee met ons in zee gaat.
Enkele dagen later hoor ik voor het eerst haar stem. Ze belt me op, vertelt dat ze nagedacht heeft en dat ze het erop wil wagen.
Aan de toog
Anderhalf jaar later wacht ik mijn bestelbeurt af aan de toog van een café. Iemand tikt op mijn schouder. Ik draai me om en zie een stralende lach. Of ik haar nog herken? En of! Ze heeft me behoorlijk doen zweten.
‘In zo’n eerste gesprek kijk ik de kat uit de boom.’
Er volgt een waterval van woorden. Ik kan mijn verbazing niet onder stoelen of banken steken. “Ik ben blij te horen dat je toch kan spreken”, zeg ik lachend. Ze antwoordt gevat: “Ik heb al heel wat hulpverleners achter de kiezen. In zo’n eerste gesprek kijk ik de kat uit de boom. Vaak vallen er in het begin veel woorden, maar komt daar later niet veel van in huis. Ik probeerde in te schatten of na jouw mooie woorden ook sterke daden zouden volgen. Ik wilde weten of jullie te vertrouwen zijn.”
Draad na draad
Inmiddels weet ik dat je als sociale professional vertrouwen weeft, draad na draad. Dat is vaak hard labeur. Toch doen we, bijvoorbeeld in de opleidingen van sociale professionals in spe, vaak alsof die vertrouwensrelatie met de cliënt vanzelfsprekend is.
‘Mensen tasten eerst af of je wel te vertrouwen bent voor ze je echt iets toevertrouwen.’
Niets is minder waar. Dat vertrouwen wordt je niet in de schoot geworpen, je moet het verdienen. Mensen tasten eerst af of je wel te vertrouwen bent voor ze je echt iets toevertrouwen, ook al hebben ze niet veel keuze. Want vaak is samenwerking met jou noodzakelijk om tot een oplossing te komen.
Traag en broos
De vertrouwensrelatie komt er niet op een-twee-drie. Vertrouwen bouw je op, stap voor stap. Een sociale professional moet zich bewust zijn van hoe traag en broos vertrouwen is. Want zo traag het opgebouwd wordt, zo snel is het beschadigd. Of zoals het spreekwoord zegt: “Vertrouwen komt te voet en gaat te paard”.
Schade maakt gaten in het weefsel van het vertrouwensdoek. Soms zijn die gaten niet meer te herstellen. Misbruik van vertrouwen heeft gevolgen voor al wie na je met dezelfde mens werkt. Onder andere straathoekwerkers moeten vaak wantrouwenspuin ruimen, veroorzaakt door voorgangers.
Betrouwbaar zijn
Die puin kan je voorkomen door betrouwbaar te zijn: als je A zegt, doe dan niet B. Zeg mensen niet dat het verhaal dat ze je toevertrouwen binnen vier muren blijft, als je het vervolgens deelt in je team, met andere diensten of met ouders.
Neem daarom de tijd om transparant en eerlijk uit te leggen hoe je opdracht er precies uitziet. Moet je bijvoorbeeld rapporteren over je werkzaamheden aan een jeugdrechter, OCMW-raad of parketmagistraat, leg dat dan meteen ook op tafel. Zo weten mensen wat ze je vooral niet moeten toevertrouwen en waarover ze wel met een gerust hart kunnen spreken.
Dat is vandaag belangrijker dan ooit: samenwerken en informatiedeling zijn het nieuwe normaal. Hierdoor weten cliënten niet altijd meer welke persoonlijke en vertrouwelijke informatie zich precies waar bevindt. Ze vragen zich af: zit alles intussen in een grote databank, makkelijk te raadplegen door elke sociale professional?
Goede sociale professionals weten hoe belangrijk het is om daarover klare wijn te schenken. Voor ze in een samenwerking stappen of informatie delen, denken ze tweemaal na. Ze passeren eerst langs hun cliënt en geven pas dan hun ja-woord aan samenwerken en informatiedeling.
Vertrouwen en kwetsbaarheid
Vertrouwen is broos en breekbaar omdat je in een gevoelige setting werkt. Cliënten stellen zich kwetsbaar op. Je komt binnen in hun privéleven, je zit soms letterlijk in hun woonkamer.
‘Het is niet vanzelfsprekend dat je binnenstapt in het leven van iemand anders.’
Die presentie vraagt om een discrete en terughoudende basishouding. Het is niet vanzelfsprekend dat je binnenstapt in het leven van iemand anders. Je doet dit in functie van te realiseren doelen, die rechtvaardigen dat je zicht probeert te krijgen op de situatie van je cliënt, bij voorkeur samen met hem of haar.
Ik tast in het duister
Terug naar de dienst begeleid zelfstandig wonen, waar ik lang geleden jeugdhulpverlener was. Een zeventienjarig meisje zit voor het eerst bij me aan het bureau. In haar dossier zie ik dat ze verschillende jaren in dezelfde jeugdhulpvoorziening verbleef. Het valt me op dat ze ook even elders was, maar er staat niet vermeld waar.
Ik vertel haar dat we daarover toch meer informatie nodig hebben, willen we weten of we voor haar iets kunnen betekenen. Ze wil me enkel vertellen dat ze toen een tijdje in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef. Ik tast in het duister over het waarom van die opname.
Samen bellen
Ik stel voor om samen naar de consulent te bellen die haar naar ons doorverwees. Zodra hij opneemt, zeg ik dat het meisje meeluistert en dat ik graag een inschatting wil maken over het mogelijk alleen wonen, met beperkte ambulante begeleiding. Kan hij me informatie geven over haar psychische kwetsbaarheid en waarom ze in het ziekenhuis werd opgenomen?
Het meisje krijgt transparant zicht op het antwoord van de consulent. Ik bel bewust niet achter haar rug, maar neem haar ernstig door goed uit te leggen waarom ik die informatie nodig heb. Het ging me niet om sensatiezucht of ongezonde nieuwsgierigheid.
Herstel van aangetast fundament
Vertrouwen is geen ornament maar een fundament van sociaal werk, stelde mijn collega Annemie van Looveren in een bijdrage op Sociaal.Net. Helaas wordt het leven van sommige mensen getekend door wantrouwen, ook ten aanzien van hulpverleners.
Wat als dat fundament aangetast is? Sterke sociale professionals proberen dat wantrouwen stapsgewijs om te buigen door verantwoord om te gaan met wat ze weten over cliënten.
Een sterk of hersteld fundament komt niet uit de lucht gevallen. Het is het doordacht resultaat van een hulpverlener die voortdurend aandacht heeft voor discretie, respect, transparantie en betrouwbaarheid.
Reacties [3]
3/3
En inderdaad vertrouwen dien je te verdienen door eerst vertrouwen te geven en uiteraard nadien te doen wat je belooft. Openheid is de andere zijde van het muntstuk, waarvan vertrouwen één zijde is. Dus zelf open, kwetsbaar en transparant te zijn en onder meer duidelijk te stellen dat je eerst hulp van de Ander nodig hebt voordat je überhaupt hulp kan geven, creëer je stap voor stap vertrouwen. Openheid en Vertrouwen versterken elkaar waardoor de kwaliteit verhoogt van wat ik ‘authentieke interactie’ noem. Dit laatste is de start van een ‘cruciale dialoog’! En in een dialoog is niveauverschil uit de boze, terwijl de dialoog levensnoodzakelijk is voor het oplossen van problemen. Dit niet alleen in Sociaal Werk, en vooral toch ook daar!
Creatively,
2/3
Uit ervaring wist ik dat in alle bedrijven ‘zwarte gaten’ bestaan en die zorgen ervoor dat, tijdens de gesprekken je met werknemers hebt, dat deze daar zitten met een ‘KWAKKEL’ gedachte. In het geval geschetst in ‘Vertrouwen moet je verdienen’ hebben voorgaande sociaal werkers door ‘veel beloven en weinig te geven’ dit zwart gat gecreëerd. Hoewel Kris geen oorzaak was van het zwart gat, was het er wel degelijk! In de mindset van de jongere zit dus het ‘Kopje Weg Alweer Kilo’s Kul En Larie’ vooroordeel. In de Engelse literatuur vind je die als BOHICA (Bent Over Here It Comes Again). En zoals Einstein al in de eerste helft vorige eeuw zei: “It is harder to break a Mental Model than splitting the atom.”
(wordt vervolgd)
1/3
Vertrouwen dien je niet alleen te verdienen, je dient het vooral te geven. Zeker in de asymmetrische relaties waarin de sociaal werker opereert. De sociaal werker is de hulpverlener, de client (de jongere in het geval van het verhaal) is de hulpvrager. Dus is er, als het ware per definitie, een ‘niveau’ verschil waardoor het gesprek bij voorbaat zich aandient als een ‘moeilijk’ gesprek.
Komt daarbij dat veel te vaak, zoals ook blijkt uit dit verhaal, het eerste gesprek al gehypothekeerd is door de ervaringen die de client gehad heeft met andere hulpverleners. Ik ben geen sociaal werker en toch heb ik gelijkaardige situaties meegemaakt. Ik heb decennialang audits uitgevoerd in bedrijven waarbij ik geacht werd een bepaald probleem in kaart te brengen en nadien adviezen te geven teneinde de situatie te verbeteren. De gesprekken die ik daarbij had kan je vergelijken met de intakegesprekken waarover Kris Stas het heeft.
(wordt vervolgd)
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Dikke Freddy aan Marc Coucke, een mens met geldproblemen
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies