Achtergrond

Psychisch welzijn: ‘Slechts drie op tien mensen zoekt binnen het jaar hulp’

Thomas Detombe

Zorgnet-Icuro en vier vooraanstaande academici pleiten voor een andere geestelijke gezondheidszorg. Een nieuw ontwikkelde ‘Public Mental Health Monitor’ wijst de weg. Professor en psycholoog Ronny Bruffaerts (UPC KU Leuven) werkte eraan mee. “De vraag is niet waarom mensen drie maanden op een wachtlijst staan, wel waarom ze tien jaar wachten om hulp te zoeken.”

Ronny Bruffaerts

© ID / Stefaan Temmerman

Storende berichtgeving

Ronny Bruffaerts  stoort zich aan de negatieve berichtgeving rond mentaal welzijn. “Sommige waarnemers zien in elk depressief kuchje een depressie en in elk angstgevoel een angststoornis. Onzin natuurlijk. Van alle mensen die depressieve gevoelens ervaren, kampt slechts een op tien met een ernstige klinische depressie. Hetzelfde geldt voor angststoornissen.”

‘Een collectieve mentale instorting? Laten we bij de feiten blijven.’

Hij countert de zogenaamde explosie van mentale problemen tijdens de coronapandemie: “Neerslachtigheid en angst zijn normale reacties op sociaal isolement en onzekerheid. Maar die gevoelens blijven meestal niet duren. De vaak gesuggereerde collectieve mentale instorting bleef uit. Laten we dus bij de feiten blijven. Al was het maar omdat al te negatieve percepties en veralgemeningen zelf kunnen bijdragen aan angst en neerslachtigheid.”

Hoe onderscheiden we feit en fictie? “Met data”, reageert Bruffaerts. De afgelopen jaren ontwikkelde hij een Public Mental Health Monitor die het mentale welzijn van Vlamingen en Brusselaars in kaart brengt. De monitor is de vrucht van een interuniversitaire leerstoel, gefinancierd door zorgkoepel Zorgnet-Icuro. Behalve Bruffaerts werkten ook de professoren Mark Leys (VUB), Gwendolyn Portzky (UGent) en Kris Van den Broeck (Universiteit Antwerpen) mee.

Bruffaerts: “Ik hoop op een doorstart voor onze geestelijke gezondheidszorg. We werken te vaak vanuit verkeerde, vastgeroeste veronderstellingen. Met betrouwbare cijfers kunnen we ons systeem op de juiste manier hervormen.”

Wat is die populatiemonitor precies?

“Een wetenschappelijk onderbouwde nulmeting van Vlaamse geestelijke gezondheid en gezondheidszorg. Hoeveel mensen hebben een psychische stoornis? Over welke stoornissen spreken we? Op welke leeftijd ontwikkelen ze zich? Zoeken en vinden mensen tijdig hulp? Het zijn belangrijke vragen waarop de nieuwe monitor uitgebreid antwoordt.”

“We erfden een systeem georganiseerd vanuit ziekenhuisopnames en het beschikbare zorgaanbod. Ik pleit voor een geestelijke gezondheidszorg die haar aanbod afstemt op reële noden in de samenleving. Hoeveel mensen hebben een depressie? Verschilt dat aantal per regio? Beschikt elke regio over de juiste zorgcapaciteit om die mensen te helpen?”

“Public Mental Health start vanuit een kosten-effectieve gezondheidsstrategie voor de hele bevolking. Ik geef het voorbeeld van een acuut suïcidale man. Hospitalisatie lijkt logisch op individueel niveau. Maar is het ook de beste strategie op bevolkings- of netwerkniveau? Niet meer willen leven is vaak het eindpunt in een keten van gemiste zorgkansen. Je moet onderzoeken waar die kansen liggen en hoe je ze kan grijpen.”

Zit het aantal psychische problemen in de lift?

“Vandaag voldoet 12 procent van de Vlamingen aan de criteria van een angststoornis, 11 procent heeft een alcohol gebonden stoornis en 9 procent een depressie. Een aanzienlijke groep mensen kampt met meerdere aandoeningen tegelijk.”

‘Vlamingen lijden vaker aan een angststoornis of alcoholprobleem dan enkele decennia geleden.’

“In vergelijking met eerder epidemiologisch onderzoek zie je inderdaad een stijging. Het aantal mensen met een depressie blijft relatief stabiel rond een kleine 10 procent. Angststoornissen en alcoholproblemen namen de laatste decennia wel toe met ongeveer 70 procent en 40 procent.”

“Al moet je nuanceren. Vroegere cijfers werden anders en op een meer versnipperde manier verzameld dan de data in onze monitor. Bovendien bevroegen we voor de monitor meerdere stoornissen. Je kan dus niet zonder meer vergelijken.”

Hadden we vroeger dan geen cijfers zoals de monitor ze weergeeft? 

“Te weinig op het niveau van de algemene bevolking. Sinds 2009 is vermaatschappelijking van zorg het hervormingsprincipe in de geestelijke gezondheidszorg. We investeerden in mobiele crisisteams, de eerste lijn en sinds enkele jaren in laagdrempelige psychologische hulp. Dat zijn logische stappen die ook de Wereldgezondheidsorganisatie onderschrijft. De vraag is natuurlijk: wat is de impact van die hervormingen op de gezondheid van mensen? Bereiken we meer mensen dan vroeger?”

‘We hervormen de geestelijke gezondheidszorg sinds 2009. Maar bereiken we ook meer mensen?’

“In 2000 was ik betrokken bij de eerste grote epidemiologische studie in België. Daaruit bleek dat mensen gemiddeld twaalf jaar wachtten om hulp te zoeken voor een psychisch probleem. Die lange uitsteltermijn moet omlaag. Maar hoe doe je dat en hoe meet je dat? Zonder wetenschappelijk onderbouwde, vergelijkbare cijfers vaar je blind.”

“De recente evaluatie van de Eerstelijnspsychologische zorg bewees dat mensen via die weg sneller hulp zoeken. Wie aanklopt bij een terugbetaalde eerstelijnspsycholoog doet dat gemiddeld vier jaar na de start van de problemen. Ook de crisisdiensten voor middelenmisbruik en spoedgevallendiensten zijn voorbeelden van laagdrempelige, bereikbare zorg. Mensen met een alcohol- of drugproblematiek stromen makkelijker door naar een gepast zorgaanbod.”

Ronny Bruffaerts

“De meeste stoornissen ontwikkelen rond de leeftijd van twintig jaar. Dat wil zeggen dat iemand met pakweg een angststoornis gemiddeld rond zijn dertigste hulp zoekt. Op dat moment spreek je niet meer over lichte symptomen die je relatief makkelijk kan counteren.”

© ID / Stefaan Temmerman

Hoe lang wachten mensen vandaag om hulp te zoeken?

“Tussen de start van een psychische stoornis en de eerste aanmelding bij een hulpverlener zit nog altijd tien jaar, ondanks alle hervormingen. Dat is twee jaar minder lang dan een kwarteeuw geleden, maar het blijft zorgwekkend. Slechts drie op tien mensen zoekt binnen het jaar na het begin van zijn problemen hulp.”

‘Tussen de start van een psychische stoornis en de eerste aanmelding bij een hulpverlener zit nog altijd tien jaar, ondanks alle hervormingen.’

“De meeste stoornissen ontwikkelen rond de leeftijd van twintig jaar. Dat wil zeggen dat iemand met pakweg een angststoornis gemiddeld rond zijn dertigste hulp zoekt. Op dat moment spreek je niet meer over lichte symptomen die je relatief makkelijk kan counteren. De kans op ernstige psychologische en psychiatrische problemen neemt toe.”

“Volgens onze monitor heeft 20 tot 25 procent van de mensen in Vlaanderen een psychische stoornis. Zou dat cijfer even hoog liggen als we eerder ingrijpen? Hoe later in het proces, hoe hoger de nood aan dure, gespecialiseerde zorg. Ook de maatschappelijke en menselijke impact van die lange uitsteltermijn is enorm.”

Wat bedoel je daarmee precies?

“Tussen je twintigste en dertigste kiest je leven een spoor. Je studeert, start een eerste job, gaat een langdurige relatie aan, kiest al dan niet voor kinderen, je koopt een huis… Als je de korte termijneffecten van psychische klachten niet ondervangt, ontwikkelen zich nefaste lange termijntrends.”

‘Wat met gezinnen waar een van de ouders worstelt met psychische problemen? Nieuwe generaties betalen mee de rekening.’

“Studenten met een depressie haken dubbel zo vaak af als studiegenoten zonder depressie. Wat met de wiskundeknobbel die zijn studie en dus een mooie loopbaan opgeeft? Of denk aan een angstig persoon die hardnekkig blijft kiezen voor ongezonde relaties. En wat met al die gezinnen waar een van de ouders worstelt met psychische problemen? Nieuwe generaties betalen mee de rekening.”

“Welke uitsteltermijn is maatschappelijk aanvaardbaar? Dat is voor mij een cruciale vraag. Je kan die vraag pas beantwoorden als je de precieze termijn kent en monitort over de tijd. Zo krijg je ook zicht op de impact van beleidskeuzes en hervormingen.”

Iedereen praat over de lange wachtlijsten. Voeren we het debat verkeerd?

“Het is niet oké als je lang moet wachten op hulp. Uit onze monitor blijkt dat de gemiddelde wachttijd vandaag drie maanden bedraagt. Bovendien moet je je op te veel plekken aanmelden voor je de juiste hulp krijgt. Bij hartproblemen of kanker zouden we die versnippering niet aanvaarden.”

‘Het is niet oké als je lang moet wachten op hulp. Bij hartproblemen of kanker zouden we die versnippering niet aanvaarden.’

“Er zijn knelpunten, zeker in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Maar bij volwassenen mist de focus op wachtlijsten de essentie. De vraag is niet waarom je drie maanden op een wachtlijst staat, wel waarom het tien jaar duurde vooraleer je aanklopte voor hulp.”

“Ik begrijp de zorgen over versnippering en capaciteitsgebrek. Iemand met ernstige klachten meldt zich aan maar je kan niet onmiddellijk helpen. Het leidt tot verontwaardiging, emotie en helaas ook veralgemeningen op basis van casuïstiek. Daar wil ik pragmatiek en nuchterheid tegenover plaatsen. Hervorm het systeem vanuit de realiteit. Ga aan de slag met globale, meetbare gezondheidsdoelstellingen.”

Hoe kunnen we dan best de geestelijke gezondheidszorg hervormen?

“We moeten preventie en vroegdetectie centraal stellen. Organiseer de zorg waar mensen leven: op school, het OCMW, CAW, de huisarts… In de geestelijke gezondheidszorg wachten we te vaak tot patiënten ons opzoeken met een concrete hulpvraag. Als iemand zwaar depressief is of een zelfmoordpoging onderneemt, schiet het systeem te hulp. Dat is veel te laat.”

‘Organiseer de zorg waar mensen leven: op school, het OCMW, CAW, de huisarts…’

“Experten wijzen vaak op de maatschappelijke oorzaken van psychische problemen. Als die er inderdaad zijn, moeten we ook op dat niveau ingrijpen. In 2023 meldden tienduizenden mensen zich aan op een spoedgevallendienst voor psychische klachten. Dat wijst op de nood aan laagdrempelige vindplaatsen, plekken waar je heen kan als je je niet goed in je vel voelt.”

“In een nieuw model moeten die vindplaatsen een grotere rol spelen. Neem een Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW). Mensen met milde klachten vinden er een luisterend oor en handvatten. Wie geen psychiatrisch ziektebeeld heeft, kan daarna meestal verder. Wie nood heeft aan gespecialiseerde hulp, wordt in een vroeg stadium doorverwezen.”

Ronny Bruffaerts

“Onze psychologische en emotionele geletterdheid is relatief beperkt. Daarin moeten we investeren, bij voorkeur op school.”

© ID / Stefaan Temmerman

Uit de monitor blijkt dat acht op tien mensen geen nood voelt aan een behandeling. Veel mensen willen hun probleem zelf oplossen. Waarom zouden zij langsgaan bij een CAW?

“Er leeft nog veel onwetendheid over psychische problemen, mogelijke behandelingen en de plaatsen waar je terechtkan. Onze psychologische en emotionele geletterdheid is relatief beperkt. Daarin moeten we investeren, bij voorkeur op school. Als je je eigen gevoelens niet begrijpt, zal je ook geen hulp zoeken.”

‘Als je je eigen gevoelens niet begrijpt, zal je ook geen hulp zoeken.’

“Zeven op tien mensen denkt dat een behandeling niet zal werken, evenveel mensen weten niet waar ze terechtkunnen voor hulp. Het verklaart mee waarom blindelings extra capaciteit creëren voor de grote groep zorgmijders of zorgmissers geen zin heeft. Met extra bedden of hulpverleners bereik je vooral mensen die al in de zorg zaten. Zij kennen hun weg al.”

Houdt ook de kostprijs mensen tegen?

“Zeker. In eerder onderzoek gaf twee op tien mensen aan dat de prijs een rol speelt om niet in behandeling te gaan. Onze monitor spreekt over zeven op tien mensen. Dat baart zorgen. Laagdrempelige, betaalbare zorg motiveert mensen om tijdig hulp zoeken. Dat is cruciaal.”

Stigma, leert de monitor, wordt overschat als drempel om hulp te zoeken.

“Klopt. Stigma bengelt onderaan de lijst met redenen waarom mensen geen hulp zoeken. De grote aandacht voor stigma, onder andere in de media, suggereert dat het probleem nummer één is om geen hulp te zoeken. Dat aanvoelen is onjuist.”

‘Stigma bengelt onderaan de lijst met redenen waarom mensen geen hulp zoeken.’

“Toch neemt het relatieve belang van stigma wel toe. In vergelijking met twintig jaar geleden houdt stigma meer mensen tegen om naar de huisarts of psycholoog te stappen. Alle campagnes, getuigenissen van bekende Vlamingen en bewustwordingsacties ten spijt.”

Wat met de meest kwetsbare burgers? Hebben zij baat bij een specifieke aanpak?

“De cijfers bevestigen wat we al langer weten. Lager op de sociaaleconomische ladder worstelen mensen dubbel zo vaak met een of meerdere psychische stoornissen. Hun behandelnood ligt hoger. Toch bereiken we hen minder dan geprivilegieerde groepen.”

‘De behandelnood van mensen in armoede ligt hoger. Toch bereiken we hen minder goed.’

“Ook voor kwetsbare bevolkingsgroepen zijn online interventies, lotgenotencontact en zelfhulpgroepen belangrijk. Dat vergt een fundamenteel andere aanpak dan het klassieke een-op-een-contact bij een hulpverlener.”

“Als we hervormen, moeten we garanderen dat kwetsbare burgers niet uit de boot vallen. Men hecht soms weinig waarde aan bijvoorbeeld online zorgmodules. Onterecht. Voor veel mensen kan dat het verschil maken. Ook lotgenotencontact is de laatste decennia een vaste waarde geworden in het hulpverleningslandschap.”

Heeft psychologische zorg zin als je geen dak boven je hoofd hebt?

“Het werkt in twee richtingen. Zonder woon- of bestaanszekerheid loop je meer kans op psychologische moeilijkheden. Omgekeerd leiden psychologische moeilijkheden tot een hoger armoederisico. We hebben dus nood aan een package deal. Investeren in zorg heeft geen zin zonder ook het andere aan te pakken. Beleidsmakers lijken dat stilaan te beseffen.”

Hoeveel mensen zonder grote problemen zitten bij de psychiater?

“In vergelijking met 2000 zien we minder overbehandeling. 80 procent van de mensen die een-op-een in behandeling zijn, voldoet aan de criteria van een psychische stoornis. De groep zonder stoornis zoekt vandaag vaker hulp bij de huisarts of een eerstelijnspsycholoog. Dat is hoopgevend omdat het de gespecialiseerde zorg ontlast en omdat mensen met milde klachten baat hebben bij een vroege interventie.”

‘60 procent van de mensen zonder psychische stoornis krijgt psychofarmaca voorgeschreven. Dat is verontrustend.’

“Wat wel verontrust is het hoge medicatiegebruik. 60 procent van alle mensen zonder stoornis, krijgt psychofarmaca voorgeschreven. Dat kan verschillende dingen betekenen. Ofwel is er geen tijd voor een ander soort interventie, ofwel schrijven artsen te vaak voor op vraag van de patiënt. Beide verklaringen kunnen ook samenhangen.”

De monitor detecteert een nieuwe categorie van externaliserende stoornissen. Waar gaat dit over?

“Hieronder valt het groeiend aantal eetstoornissen, niet-suïcidaal zelfverwondend gedrag, en impulscontroleproblemen. Onder meer de jeugdhulp, scholen en eerstelijnspsychologen zoeken antwoorden om met deze groeiende groep om te gaan.”

‘Je ziet een stijgend aantal gedwongen opnames van minderjarigen.’

“Externaliserende stoornissen ontwikkelen zich vaak tijdens de tienerjaren of jongvolwassenheid. Bij een op vier al voor de leeftijd van dertien jaar. Die vroege ontwikkeling en de specifieke aard van dit soort problemen plaats de hulpverlening voor grote uitdagingen. Je ziet bijvoorbeeld een stijgend aantal gedwongen opnames van minderjarigen.

“Jongvolwassenen met impulscontroleproblemen ervaren over het algemeen minder lijdensdruk dan mensen met depressie of angst. Ze leggen de oorzaak voor hun problemen vaker buiten zichzelf, bij anderen of het systeem. Daardoor zijn ze minder geneigd om hulp te zoeken. Het is vooral de omgeving die problemen opmerkt. Empathie trainen en een positieve sociale norm stellen, kan werken voor deze groep. Dat is iets anders dan klassieke psychotherapie.”

“Ofwel kiezen we voor meer bestraffing en controle, ofwel zetten we in op preventie. Dat betekent oog hebben voor traumatische gebeurtenissen op jonge leeftijd en problematische opvoedingssituaties. De nood aan vroege detectie en interventie is hoog. Zonder doeltreffende aanpak lopen mensen in deze groep een hoog risico op ernstige psychische klachten in hun later leven. Denk aan alcoholmisbruik, gedragsstoornissen of een psychotische kwetsbaarheid.”

Hoe moet het verder?

“De populatiemonitor vormt een tegengewicht voor losstaande bevragingen, opinies en veralgemeningen. We hopen dat beleidsmakers deze kans grijpen en de monitor verankeren als beleidsinstrument.”

‘Ons systeem staat voor een fundamentele shift: meer preventie en tijdige zorg, minder dweilen met de kraan open.’

“Zorgnet-Icuro initieerde deze leerstoel en ijvert al langer voor een public health perspectief als startpunt voor hervormingen. Met deze monitor varen we niet langer blind, iets wat ook de Staten-Generaal Geestelijke Gezondheid al heel lang bepleit. Dat een zorgkoepel het werkveld en academici uit vier universiteiten verenigt om een ‘cijfervuurtoren’ te bouwen is een krachtig signaal.”

“Onze data laten analyses per netwerk toe die verder gaan dan enkel een overzicht van klachten of wachttijden. We leggen systematisch bloot welke aandoeningen er zijn, hoe en waar zorgnoden worden ingevuld en wat de uitsteltermijn is per aandoening. Bovendien kunnen we de resultaten uitsplitsen per leeftijd, geslacht en socio-economische variabelen zoals inkomen en opleiding.”

“Mythes doorprikken begint bij onderbouwde kennis. Doelmatig beleid ontwikkelen ook. We hebben nood aan een data-gedreven geestelijke gezondheidszorg. Ik pleit voor een monitor die elke vijf jaar nieuwe resultaten brengt. Die resultaten vertalen naar beleid, vergt doortastende en daadkrachtige beleidsmakers. Ons systeem staat voor een fundamentele shift: meer preventie en tijdige zorg, minder dweilen met de kraan open.”

Reacties [1]

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.