Rol van jeugdhulpverlener
Kunnen jeugdhulpverleners een eigen rol vervullen, eigen acties ontplooien, invloed uitoefenen in een context van gerechtelijke jeugdhulp?
Het opgelegde, afgedwongen en aanklampende karakter van de gerechtelijke jeugdhulp bepaalt in grote mate het professioneel handelen van de jeugdhulpverlener. Niet alleen de aard van de gerechtelijke maatregel maar ook de modaliteiten en rapportageplicht werken door in het hulpverleningsproces.
‘Er is in Vlaanderen geen onderzoek naar de relatie tussen jeugdhulp en gerecht.’
Veranderde het doorgedreven kwaliteitsdenken in het professioneel handelen van de jeugdhulpverlener de balans tussen rechter en hulpverlener? Herkent de hulpverlener zich in het uiteindelijke resultaat? Vindt hij een evenwicht tussen sociale controle en emancipatie?
Cruciaal hierbij is de concrete samenwerking met alle betrokken actoren, in de eerste plaats met de jeugdrechter en zijn sociale dienst, maar geleidelijk aan ook meer met de jeugdadvocaat.
Op onderzoek
Er is in Vlaanderen weinig tot geen onderzoek gedaan naar de relatie tussen de jeugdhulp en de gerechtelijke actoren. Er bestaan wel voortreffelijke onderzoeken over het beleid en de beslissingen van jeugdmagistraten.Franssens, M., Put, J. en Deklerck, J. (2010), Het beleid van de jeugdmagistraat, Leuven, Universitaire Pers Leuven; Ravier, I. en Goedseels, E. (2012), Onderzoek naar de beslissingen van jeugdrechters/jeugdrechtbanken in MOF-zaken, Brussel, Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie.Onderzoek naar de visie van jeugdhulpverleners op de gerechtelijke actoren en hun onderlinge samenwerking is er niet.
Wat volgt, heeft niet de pretentie van wetenschappelijk onderzoek. Het is wel een weergave van hoe hulpverleners de samenwerking met jeugdrechters, sociale diensten en jeugdadvocaten beleven.
Het is een poging om losstaande incidenten en concrete knelpunten te overstijgen. We zoeken naar de achterliggende visie van jeugdhulpverleners op de werking van jeugdrechtbank en jeugdadvocaat.
Eigen bevraging
Het Vlaams Welzijnsverbond legde in het voorjaar van 2015 een dertigtal stellingen voor aan haar leden die jeugdhulp organiseren. De bevraging peilde ook naar mogelijke initiatieven om beter samen te werken, iets waar de hulpverlening duidelijk vragende partij voor is.
Er reageerden 56 voorzieningen, mooi verspreid over gans Vlaanderen. De helft van de voorzieningen ressorteerden onder de sector jeugdhulp, de andere helft zijn voorzieningen voor personen met een handicap.
De bevraging werd voor de helft ingevuld door de verantwoordelijken en directies van voorzieningen, voor de andere helft door sociaal werkers en middenkader. Elke voorgelegde stelling kon gescoord worden met één van volgende meningen: volledig akkoord / meestal wel akkoord / meestal niet akkoord / niet akkoord / kan ik niet beantwoorden. Bij de verwerking werden de scores akkoord en meestal wel akkoord samengevoegd, hetzelfde geldt voor de scores niet akkoord en meestal niet akkoord.
Jeugdrechter in beeld
‘De jeugdrechter heeft een juridische taak.’
Bijna alle voorzieningen bevestigen dat de jeugdrechter een juridische en geen hulpverlenende taak heeft. Daar ligt ook zijn meerwaarde. “De jeugdrechter kan ageren vanuit een ander mandaat naar de jongere en het gezin.” Hij wordt geapprecieerd omwille van zijn autoriteit, als vertegenwoordiger van de samenleving. Hij kent het jeugdrecht en geeft grenzen en afspraken aan. “Door jarenlang samenwerking is er een vertrouwen in de werkrelatie gegroeid, waardoor het puur formele overstegen wordt.”
“Dit opent de mogelijkheid om als hulpverlener samen met de ouders en jongeren te zoeken hoe ze zich kunnen inzetten. Als de hulpverlener grenzen moet aangeven die niet gesteund worden door de jeugdrechter, dan maakt dit de hulpverlening moeilijk. Wij geven advies, maar de beslissing ligt bij de jeugdrechter. Daardoor kan het kind loyaal blijven aan zijn ouders en aan de begeleiders van de voorziening.”
Die complementaire stijl en positie is belangrijk voor de jeugdhulp. “Ik vind het goed dat de meeste jeugdrechters de jongeren en hun ouders op een duidelijke en kordate manier aanspreken, zonder de dingen te verbloemen.” De jeugdrechter wordt door cliënten gezien als een machtsfiguur wiens mening er echt toe doet. De hulpverlening heeft zo’n figuur in moeilijke situaties nodig. “Zeker gezien cliënten naar de organisaties soms een houding hebben van: jullie kunnen ons toch niks maken.”
Van jeugdrechters wordt verwacht dat ze in eerste instantie het belang van de jongere belichamen, dat ze echt wel begaan zijn met de jongeren en dus niet louter recht spreken.
Informatie-uitwisseling
Voorzieningen trekken zelf een duidelijke lijn tussen hulpverlening en de juridische beslissingsmacht van de rechter. Goede informatie-uitwisseling en samenwerking moet de kloof tussen die twee werelden overbruggen.
‘Communicatie verloopt vooral via de sociale dienst.’
De jeugdrechter blijkt over het algemeen goed geïnformeerd te zijn over de jongere en de gezinssituatie. Dat is overduidelijk de verdienste van de sociale dienst. Communicatie verloopt vooral via de sociale dienst. Jeugdrechters zijn zelf moeilijk bereikbaar, behalve in crisissituaties. Enkele voorzieningen geven aan dat ze dan zelfs beter bereikbaar zijn dan de sociale dienst. Dan wordt de mogelijkheid om hoogdringende maatregelen te nemen op prijs gesteld.
Jeugdhulpverleners waarderen dat jeugdrechters luisterbereid zijn en in dialoog mee zoeken naar alternatieve oplossingen. Ze zijn flexibel en kunnen hun maatregelen vlot evalueren en bijsturen wanneer nodig. Het is belangrijk dat ze begrip kunnen opbrengen voor crisissituaties in de leefgroep en dat de voorziening haar eigen problemen kan aankaarten. Ook dat is in het belang van de jongeren.
Eén op vier vindt dat jongeren onvoldoende gehoord worden door de jeugdrechter. Bijna één op vijf vindt dat jeugdrechters de werking van de voorzieningen en de principes van integrale jeugdhulp niet goed kennen. 25% ervaart geen gedeelde verantwoordelijkheid.
Op de vraag of de hulpverlening van de voorziening de eerste keuze is van de jeugdrechter, kan één op drie niet antwoorden. Bijna 60% denkt dat dit wel het geval is.
Stroeve communicatie
Dat de communicatie met de jeugdrechter via de sociale dienst verloopt, heeft zijn prijs. Informatie komt soms te laat of niet door. De jaarlijkse zittingen blijven te oppervlakkig, termijnen worden te dominant of niet nageleefd, het juridisch-formele systeem primeert op de hulpverleningsrealiteit. Het advies van de hulpverlener wordt niet serieus genomen of helemaal niet ingebracht.
Vooral voorzieningen voor personen met een handicap trekken hier aan de alarmbel. Jeugdrechters sturen soms jongeren door die helemaal niet behoren tot hun erkenningstype. “We hebben de indruk dat jeugdrechters het idee hebben dat de voorzieningen voor personen met een handicap middelen en mogelijkheden hebben om de capaciteitstekorten van het Agentschap Jongerenwelzijn op te lossen. Ik denk niet dat ze weten dat de wachtlijstproblematiek ook bij voorzieningen voor mensen met een beperking zeer hoog is.”
Te lang, te laat
Jeugdrechters zijn dikwijls niet bereid een begeleiding te stoppen of inhoudelijk te herzien, ook al is dit in het belang van de jongere. Als voorzieningen het niet langer zien zitten om met een jongere samen te werken, dan verplicht de jeugdrechter regelmatig om de hulpverlening toch verder te zetten. Ambulante ondersteuning wordt soms te lang aangehouden, residentiële zorg of opname in een internaat te laat of niet uitgesproken. Al speelt hier ook de beperkte beschikbaarheid van plaatsen.
“De jeugdrechter kan wel dwang uitoefenen, maar kan vaak niet gericht doorverwijzen wegens plaatsgebrek, waardoor zijn functie uitgehold wordt. Vaak kunnen ze niet snel beslissen omwille van de te hoge caseload.”
‘De overgang naar meerderjarigheid is problematisch.’
“Jeugdrechters stellen zich te veel op als machteloze hulpverleners en te weinig als beschermer van de maatschappelijke norm. Ze wijzen ouders steeds minder op hun ouderlijke plicht. Soms lijkt het wel of ze bang zijn van bepaalde ouders. Wanneer jeugdrechters hun justitieel mandaat niet opnemen, kunnen hulpverleners hun hulpverleningsrol niet opnemen.”
De samenwerking en afstemming tussen parket en jeugdrechters blijft een pijnpunt. Ook de overgang naar de meerderjarigheid is problematisch: welke bescherming genieten de jongeren dan nog? Hoe kan dit naadloos verlopen?
Boeman
De stijl en manier van communiceren van de jeugdrechter worden meermaals in vraag gesteld. “Te veel jurist, te weinig vertrouwen in de hulpverlening, star, onduidelijk, inconsequent, niet bereid tot gesprek.” Verslaggeving wordt soms fout geïnterpreteerd. Bij bespreking van negatieve dingen, wordt de organisatie voorgesteld als boeman en komt de samenwerking op de helling te staan.
”Bepaalde jeugdrechters nemen soms vrij rechtlijnige standpunten in. Ze kunnen onverwachts uit de hoek komen in de samenwerking en in hun houding naar de cliënten.” Toch mag dit niet veralgemeend worden.
Bijna alle suggesties om de samenwerking met de jeugdrechter te verbeteren, gaan over informatie-uitwisseling en communicatie. Jeugdrechters moeten meer en beter geïnformeerd worden. Dat kan via de sociale dienst, maar ook in rechtstreekse contacten met de voorziening, op de zitting of op voorhand. Regelmatige rapportage en evaluatie, korte briefings en feedbackmomenten met de hulpverlener, met aandacht voor wat goed loopt.
“Ik vraag vaak kabinetszittingen aan zodat de kinderen of jongeren zelf hun verhaal kunnen doen aan de jeugdrechter, zonder dat ouders mee luisteren. Jongeren en kinderen vinden dit belangrijker dan iets te zeggen tegen de consulent.”
‘Hulpverleners pleiten voor structureel overleg met de jeugdrechter.’
Jeugdhulpverleners pleiten voor regelmatig en structureel overleg met de jeugdrechter. Dat kan het vertrouwen en respect alleen maar verhogen. “We verwachten dat de adviserende rol van organisaties die dagelijk met de cliënt bezig zijn steeds serieus genomen wordt. Ook als onze visies verschillen. Bijvoorbeeld over oplossingsgericht en op maat werken versus straffende aanpak die volgens ons voor een bepaalde jongere geen enkele meerwaarde heeft.”
Onbekende jeugdadvocaat
Op zijn zachtst gezegd is de positie van de jeugdadvocaat nog voor verbetering vatbaar. Er werd in het voorbije decennium een stevige weg afgelegd, maar er is nog veel groeimarge. Slechts de helft van de jongeren weet dat ze recht hebben op gratis rechtsbijstand, slechts de helft van de voorzieningen zegt te weten wat een jeugdadvocaat doet.
80% van de voorzieningen heeft nog niet met een jeugdadvocaat te maken gehad. Minder dan de helft vindt dat deze jurist een rol heeft bij de toegangspoort of bij gemandateerde voorzieningen die met verontrustende opvoedingssituaties omgaan. Zowat 40% kan op de laatste vragen niet eens antwoorden.
Minder dan een derde van de voorzieningen ziet de jeugdadvocaat als vertrouwenspersoon van de jongere.
Onbekend is onbemind
“Ik ontdekte pas recent dat er bij elke zitting een jeugdadvocaat wordt aangeduid. De jongeren, noch wijzelf worden hiervan op de hoogte gebracht. Het zou goed zijn om hun contactgegevens bij de intake of kennismaking mee te delen. Sommigen jeugdadvocaten nemen voor een zitting contact op, anderen doen helemaal niets.”
‘Ervaringen met jeugdadvocaten zijn niet altijd positief.’
Ervaringen met jeugdadvocaten zijn niet altijd positief. “Jongeren met een ernstige mentale beperking hebben niets aan hun advocaat. Jongeren komen doorheen hun traject dusdanig veel hulpverleners tegen dat zij hierin nog moeilijk hun weg vinden, ook advocaten en consulenten wisselen regelmatig.”
“Jeugdadvocaten kennen zelden hun dossier. Ze hebben weinig opleiding of vaardigheid in het werken met jongeren met beperkingen of gedragsproblemen. Het is onduidelijk wat zij met de informatie doen. Vaak kennen de advocaten hun pupillen niet en omgekeerd. Tijdens de zitting van de jeugdrechtbank laat hun dossierkennis te wensen over en hebben ze te weinig aandacht voor de privacy van de jongere. Ze nemen te weinig tijd voor hun cliënten en kijken bijna uitsluitend vanuit een juridische invalshoek naar de situatie.”
Groot potentieel
Voorzieningen willen een open en eerlijke samenwerking en zien bij belangrijke beslissingen zeker een rol voor de jeugdadvocaat. Ze willen de rechtstreekse contacten met de jongeren intensifiëren en de advocaat uitnodigen in de voorziening. Men erkent dat de kennis over werking en procedures van het gerecht te wensen overlaat. Daarom is het belangrijk de jeugdadvocaat sneller in te schakelen en actiever te betrekken bij een dossier.
Voorzieningen willen een goede selectie maken van geëngageerde en gemotiveerde jeugdadvocaten die de cliënt ten volle respecteren. “Het zou goed zijn een lijst van plaatselijke jeugdadvocaten ter beschikking te stellen van de voorziening. De plaatselijke verantwoordelijke van de juridische bijstand kan uitgenodigd worden voor uitleg in de voorziening. Misschien kunnen we een werklunch organiseren voor de plaatselijke balie?”
Sociale dienst jeugdrechtbank
Bijna alle voorzieningen zijn het erover eens dat de sociale dienst bij de jeugdrechtbank een cruciale rol vervult. Ze gaan ervan uit dat de jeugdrechter de visie en voorstellen van de sociale dienst volgt. In meer dan 70% beaamt men dat de sociale dienst de werking van de voorziening kent, een goed zicht heeft op de problemen bij jongere en gezin en dat de dienst goed bereikbaar is.
‘De sociale dienst van de jeugdrechtbank vervult een cruciale rol.’
Toch wijst zowat een kwart van de voorzieningen erop dat de dienst onvoldoende bereikbaar is en dat de jongere onvoldoende kan overleggen en participeren aan zijn hulptraject.
Gewaardeerde consulenten
Voorzieningen uiten dikwijls hun waardering voor de consulenten. “Consulenten zetten zich in voor hun jongeren en slagen er ondanks hun groot takenpakket in hen effectief te ondersteunen.” “Voor ons is de consulent hét aanspreekpunt, er is open communicatie en kans tot discussie, we zijn echt wel tevreden over de samenwerking. Er is respect en wederzijds vertrouwen.”
Consulenten zijn ook vragende partij om voorzieningen te betrekken. “Ze beschouwen ons als evenwaardige partner, vragen advies en zoeken mee naar oplossingen.”
Consulenten hebben een groot gezag. “De jeugdrechter luistert naar hun adviezen. Ervaren consulenten kennen hun dossiers en spreken vanuit een gerechtelijk mandaat met de jongere en zijn gezin. De consulent zet duidelijk de lijnen uit waarbinnen moet gewerkt worden.”
‘Consulenten hebben een groot gezag.’
Mankementen
Vaak vinden voorzieningen dat consulenten overvraagd zijn en een te hoge caseload hebben. Het brengt de werking in het gedrang. “Zo kunnen schrijnende situaties jarenlang blijven voortbestaan zonder dat er gepaste hulp wordt geboden. Ze kunnen niet alles opvolgen. Documenten worden onvolledig ingevuld, wachtlijsten zijn niet up-to-date en dossiers blijven liggen.”
“Sinds de invoering van de toegangspoort is de intense samenwerking met de consulenten enorm afgenomen. Consulenten volgen niet altijd de regels en administratieve verplichtingen, wat vaak leidt tot spanningen. Nieuwe modules en afspraken zijn onvoldoende gekend, wat voor verwarring zorgt. De persoonlijke interactie tussen voorziening en consulent is verzwakt.”
Voorzieningen signaleren een gebrekkige bereikbaarheid. “Consulenten zijn er alleen tijdens kantooruren. Er is geen permanentie. Dat geeft problemen wanneer snelle interventie nodig is, bijvoorbeeld bij vlucht of agressie.”
Vooral het verloop, langdurige afwezigheden en vervangingen hypothekeren de samenwerking en tasten het vertrouwen in de werking aan. “Het duurt vaak te lang voor we weten dat een consulent bijvoorbeeld ziek is, en het is onduidelijk bij wie we dan terecht kunnen. Ook langdurige vervangingen worden niet altijd aangekondigd. Ouders moeten vaak via ons horen dat hun consulent is uitgevallen.”
Afwezigheden en personeelswissels moeten beter gecommuniceerd worden door teamverantwoordelijken. Ervaren consulenten kunnen hun jongere collega’s hierbij coachen.
Eigen spanningsvelden
In hun relatie met gerechtelijke actoren worden jeugdhulpverleners voortdurend geconfronteerd met specifieke spanningsvelden en vragen. Ze worden uitgedaagd tot flexibiliteit en multifunctionaliteit. In een justitiële context moeten ze omgaan met participatie van jongeren en ouders en met problematische overgangen van vrijwillige naar aanklampende en gedwongen hulp.
Wederzijdse gegevensuitwisseling is niet vanzelfsprekend. Wie beslist bij opname, doorverwijzing en beëindiging van hulp? Wie is verantwoordelijk voor het gepast omgaan met verontrusting? In hoeverre respecteert de jeugdrechter de hulpverlenings- of vertrouwensrelatie? Hoe wordt het belang van het kind ingevuld?
Regelmatig krijgt het Vlaams Welzijnsverbond als werkgeversorganisatie opmerkingen en vragen over concrete situaties, op het randje van incidenten. Daarom hebben we deze bevraging opgezet. De respons overtrof onze verwachtingen, de antwoorden waren boeiend, soms verrassend.
Contrasten bespreken
De jeugdhulpverlener en jeugdrechter moeten zich in een wijzigende context tot elkaar verhouden. Ze hebben nu eenmaal een gedeelde zorg en een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Ieder vanuit een eigen, vaak contrasterende wereld.
Het het bespreekbaar maken van die contrasten, los van een concrete casus, is meer dan ooit nodig. Goede en permanente informatie-uitwisseling, intense contacten en wederzijds vertrouwen zijn noodzakelijke randvoorwaarden om situaties op te volgen, en het belang van kinderen en jongeren in te vullen. Een permanent en structureel overleg tussen magistratuur en jeugdhulp kan hiertoe bijdragen.
‘De jeugdhulp krijgt maatschappelijk en politiek meer aandacht.’
Ondanks het feit dat de figuur van de jeugdrechter en de jeugdbeschermingswet zelf een evolutie doormaakten, mogen we ervan uitgaan dat de handelingsruimte van de jeugdhulpverlener in de gerechtelijke jeugdhulp toenam, samen met die van de rechtzoekende cliënt.
De jeugdhulp krijgt maatschappelijk en politiek meer aandacht. In Vlaanderen wordt de gerechtelijke jeugdhulp ingepast binnen integrale jeugdhulp. De rechtspositieregeling van de minderjarige kreeg een eigen decreet.
Jeugd- en rechtsbescherming evolueren naar mekaar toe, protectie kan nu eenmaal niet meer zonder provisie en participatie.
Onvervulbare verwachtingen
De rol van de jeugdhulpverlener wijzigde ingrijpend. Zijn profiel, opleidingsniveau en werkervaring is totaal anders dan vijftig jaar geleden. Organisaties evolueren naar sociaal ondernemerschap en de impact van kinder- en gebruikersrechten is niet te onderschatten. Werken aan kwaliteit en effectiviteit, wetenschappelijk onderbouwd en flexibel in functie van de hulpvraag zijn uitgangspunten.
Hulpverleners vragen zich af aan wie ze uiteindelijk verantwoording moeten afleggen: aan de jongere, één of beide ouders, de consulent, de jeugdrechter, de samenleving?
‘Schaarste en wachttijden gooien roet in het eten.’
Zowel de jeugdhulp als de jeugdrechter hebben te maken met quasi onvervulbare verwachtingen, met grenzen van het eigen kunnen, met middelen- en capaciteitstekort, met complexere begeleidingsvragen en doelgroepen. Schaarste en wachttijden gooien roet in het eten, zowel bij opname als bij schakeling, doorverwijzing of beëindiging van het begeleidingsproces.
Integrale jeugdhulp heeft grote ambities: werken met trajecten, intersectoraal combineren van werkvormen, omgaan met de spanning tussen flexibiliteit en continuïteit, tussen rechtstreeks en niet rechtstreeks toegankelijke hulp, tussen buitengerechtelijke en gerechtelijke hulp. Dit vergt het uiterste van organisaties en individuele hulpverleners, maar ook van jeugdrechters.
Een eigen beleids- en handelingsruimte lijkt soms ver weg. maar met een degelijke (her)positionering en sterke samenwerking zullen beiden winnen, in het belang van jongeren en samenleving.
Reacties [4]
Jeugrechtbanken en rechters en consulenten doen hun eigen zin en houden zich niet aan de wet. Ze geven mij opdrachten zoals laten weten hoe mijn dag met mijn zoontje is geweest en ik doe dit ook via mail, maar dan is het nee, dat is niet goed genoeg, want je verslag is subjectief. Die van de pleegouders die geen pleegouders zijn, zijn ook subjectief en dat is dan wel weer waar.
Hetzelfde met pleegzorg, die meermaals blijven liegen en zeggen dat de aanklacht wegvalt en toch willen ze mijn zoontje niet meer geven.
Dit omdat er geen samenwerking mogelijk is, volgens juristen is dit niet een reden om een kind niet terug te geven.
Open brief aan de Jeugdrechters van Vlaanderen.
9 voorstellen van jongeren die verblijven in een voorziening.
Wij zijn jongeren die in een instelling zitten (in de bijzondere jeugdzorg). Bij de meeste van ons is dat door ouders. Problemen met communiceren over wat mag en niet mag. Het lukt ouders niet om veilige opvoeding te geven.
We zitten met allemaal verschillende culturen en we leren van elkaar de verschillen kennen.
De meeste van ons hebben met een jeugdrechter te maken. Dat heeft voordelen en nadelen.
We zijn uitgenodigd geweest door Jeugdzorg Emmaus Antwerpen om in een projectweek onze mening te vormen en het personeel daarmee ook wat bij te leren. In deze projectweek hebben wij jeugdrechter Bie van Bauwel uitgenodigd. We hebben vragen gesteld. Daarna waren we in een soort shock. Want hoe deze jeugdrechter bij haar cliënten deed doen onze jeugdrechters niet bij ons.
Nu willen we aan (studerende) jeugdrechters laten weten dat het ook anders kan.
De negen punten die wij vinden dat de jeugdrechter kan leren. Uit onze eigen ervaring.
1. We willen dat de jongeren voor de zitting begint, eerst efkes met u als jeugdrechter kunnen praten. Dat is belangrijk dat u een gesprek heeft met uw cliënt. Dat u niet alleen ouders en consulenten en de instelling hoort. Want wij weten wat wij hebben meegemaakt. Het is belangrijk dat de jeugdrechter ons kent.
2. We willen dat alleen de eigen jeugdrechter doorslaggevende beslissingen kan nemen. We hebben te vaak met steeds een andere jeugdrechter te maken. Dat is frustrerend voor ons omdat we steeds opnieuw ons verhaal moeten vertellen en we mensen om ons heen nodig hebben die we vertrouwen.
3. We willen dat u ons minstens een aantal keer komt bezoeken in de instelling. Dat is belangrijk. U kunt wel denken die zit in een instelling en dat is goed, maar hoe gedragen we ons daar? U kunt informatie krijgen van de opvoeders, maar als u hier bent kunt u dat met eigen ogen zien.
4. We willen dat u met ons zonder toga praat. Wij zitten daar ook in gewone kleren. In toga bent u strenger. Dat heeft geen nut. U kunt ook in een kleine zaal met twee mensen naast u aan een kleine tafel met on spreken.
5. We willen wanneer ouders het probleem zijn, wij daar niet toch de dupe van worden. De meeste van ons zitten in een instelling omdat onze ouders het niet lukte om ons op te voeden en er veel problemen kwamen. Waarom moeten wij dan door u geplaatst worden in een instelling en niet de ouders? Wij kunnen naar onze bomma of nonkel tot papa en mama hebben geleerd om geen ambras meer te maken.
6. We willen niet geplaatst worden tussen psychisch gestoorde criminele jongeren terwijl wij in een instelling moeten zitten omdat onze ouders ons niet kunnen opvoeden. Dat vinden we echt heel erg. Je hebt thuis problemen, dan horen we niet in Mol of in Beernem. Daar zitten jongeren die grotere problemen hebben.
7. We willen dat u niet te veel dossiers heeft. Zo heeft u meer tijd om echt contact te hebben. Dat is belangrijk.
8. We willen dat u zich verdiept in onze cultuur. Bij ons is het normaal als uw vader u een lap geeft. U kijkt alleen naar de Belgische wetten. Niet slagen is beter, maar onze ouders zijn zo opgevoed.
9. We willen dat u leert op school een jeugdrechter te zijn met gevoel voor ons. U bent een soort ouder. Een ouder die van verre staat. Jeugdrechter kan je niet alleen maar zijn door de studies te leren.
We zouden graag langskomen op een moment dat alle jeugdrechters samen overleggen. Want we willen graag vertellen wat we hebben ervaren. We nemen koekjes mee!
We willen ook graag als ervaringsdeskundigen op de opleidingen langskomen om de nieuwe jeugdrechters aan te leren normaal contact met ons te hebben. Wat uw leerkrachten u misschien niet kunnen leren, kunnen wij u leren.
Met respect en vanuit onze ervaring.
Maddy, Luisa Maria, Melissa, Khava, Jari, Yan, Hajar
De auteur vermeldt terecht de beperkte beschikbaarheid van plaatsen. Vooral het gebrek aan opvang in de gesloten voorzieningen en K diensten zorgt dagelijks voor stress, en geven aanleiding tot echte wantoestanden. De schrijnende situaties die het nieuws halen zijn maar een topje van de ijsberg.
Mààr er is meer aan de hand.
Er is natuurlijk de hoge case- load, maar zo simpel is het niet.
Niet toevallig, vrees ik, maakt de auteur zo goed als geen melding van het feit dat de werkbelasting enorm is toegenomen. Niet zo zeer omwille van het aantal dossiers, maar omwille van de enorme bureaucratisering, die de integrale jeugdhulp met zich mee heeft gebracht. Een doolhof van modules en procedures hebben heden ten dage een enorme nefaste invloed op de werking van de verschillende diensten. Het zijn niet echt niet mijn woorden, maar steeds meer hoor ik spreken van een kafkaiaans bureaucratisch monster. Alle mooie principes ten spijt, is er minder tijd voor consulenten om beschikbaar te zijn. Laat staan om hulpverlenende gesprekken te voeren. Het verloop van consulenten omwille van oa burn-out is, vrees ik, nog nooit zo groot geweest.
Over de sectoren heen is het tijd om een vuist te maken tegen de almacht van procedures en regels die een eigen leven leiden, vaak ten koste van de hulpvragers.
Mijn diepgaand respect gaat uit, naar diegenen, die dagdagelijks in zeer moeilijke omstandigheden blijven getuigen van een grote inzet.Want de betrokkenheid is groot in de jeugdhulp.
Geachte redactie,
Jeugdadvocaten zijn bijna 30 jaar actief in Vlaanderen. Zij hadden een hele lange weg af te leggen omdat de advocatuur 100 jaar niet meer werkte met minderjarige kliënten. Het was beginnen van “nul”.
Sedert een kleine 10 jaar worden 2 jaarlijks bijzondere opleidingen georganiseerd door de Orde van Vlaamse Balies, voor advocaten die zich willen specialiseren (multidisciplinair, met rollenspellen “communicatioe met minderjarigen). Stilaan worden ook alleen nog die advocaten aangesteld in vele Balies. Men zal ook steeds dezelfde advocaat aanstellen, zodat minderjarige en jeugdadvocaat elkaar beter kunnen leren kennen.
Maar het moet gezegd sommige van de 14 Vlaamse Balies werken nog niet mee met dit systeem.
Sedert 5 jaar hebben een aantal van die bijzonder opgeleide advocaten zich verenigd in de UNIE van Jeugdadvocaten (nu ca. 120 leden uit de meeste arrondissementen die vertegenwoordigd zijn). Zij zijn bijzonder geengageerd en actief zijn als jeugdadvocaten. Zij kunnen en willen ook tussenkomen in de VOS en MOF zaken, maar ook in administratieve, Integrale en burgerlijke problemen van minderjarigen.
Via ” jeugdadvocaat.be” kan u onze vereniging contacteren. U zal er de leden in de diverse arrondissementen gemakkelijk opsporen en rechtsreeks kunnen contacteren.
We organiseren zo gevraagd ook systematisch lezingen voor de hulpverleners, vertrouwensleerkrachten, jeugdbrigades, en instellingen, over jeugdadvocaten, de kosteloosheid van hun tussenkomst, hun werkwijze, en de wegen om ze te bereiken.
Ook de aanzienlijke problemen die we ervaren als we voor onze minderjarigen willen opkomen, die we soms 18 jaar lang persoonlijk bijstaan, lichten we toe.
Hier ligt precies een heel domein waar we met de hulpverlening kunnen samenwerken voor de minderjarige.
Voor meer informatie kan u me steeds contacteren,
Met vriendelijke groet,
Eric Van der Mussele
jeugdadvocaat
Voorzitter UNIE van Jeugdadvocaten vzw
Zeker lezen
Ervaringswerker: ‘Ik ben nu minder geneigd om iemand acuut te willen redden’
Bijzondere rockband Dreun XL: ‘We werken hard aan inclusie’
Partnergeweld bij ouderen: een onzichtbaar probleem
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies