2013
Op 16 september 2013 werden we in Oost-Vlaanderen wakker met een nieuw jeugdhulplandschap. Oost-Vlaanderen was door de Vlaamse regering aangeduid als voorstartregio voor de uitrol van het tweede Decreet Integrale Jeugdhulp. De andere provincies volgden op 1 maart 2014.
‘Dit veranderingsproces was niet goed voorbereid.’
Die ochtend in september verdween het bekende Comité Bijzondere Jeugdzorg. Er ontstonden nieuwe structuren zoals de intersectorale toegangspoort en het ondersteuningscentrum jeugdzorg. Nieuwe begrippen als rechtstreeks en niet-rechtstreeks toegankelijke hulp, observerend en interveniërend casemanagement deden hun intrede.
Niet alleen ging de verandering gepaard met nieuwe structuren, nieuwe rollen en opdrachten, maar ook een andere manier van denken en handelen.
Chaotisch
Het veranderingsproces voor de Vlaamse jeugdhulp was chaotisch en niet goed voorbereid. Er waren nauwelijks indicatoren bepaald die aanduidden of het nieuwe systeem zijn doelstellingen zou bereiken en waar bijsturing noodzakelijk was.
Er werden IT en administratieve systemen ingevoerd die niet uitvoering getest waren en dus niet behoorlijk werkten. Zoiets is onwaarschijnlijk in zo’n groot veranderingsproces.
Ook bestond er veel onduidelijkheid over de nieuwe rollen van structuren en de taken van de hulpverleners binnen deze structuren.
Korte voorbereidingstijd
Drie elkaar versterkende oorzaken liggen hieraan ten gronde. Alhoewel het proces van integrale jeugdhulp meer dan tien jaar geleden werd opgestart, situeert de oorzaak hiervan – hoe vreemd ook – in de korte voorbereidingstijd nadat het Vlaams parlement op 12 juli 2013 het Decreet Integrale Jeugdhulp goedkeurde.
Toen pas werden een aantal fundamentele knopen doorgehakt. Het uitvoeringsbesluit voor de voorstartregio volgde op 6 september 2013. Tien dagen later was het nieuwe landschap een feit. Het definitieve uitvoeringsbesluit volgde zeven dagen voor de implementatie van integrale jeugdhulp in de rest van Vlaanderen.
‘Verandering is nooit simpel.’
Een tweede belangrijke oorzaak is dat deze grote en ingrijpende verandering vaak bovenop andere sectorale veranderingen plaatsvond en -vindt. Dat is niet evident. Veranderingsprocessen zijn nooit simpel. Diensten, organisaties en medewerkers moeten mee zijn met al die veranderingen en deze veranderingen integreren in hun werk.
Binnen en buiten
Een derde oorzaak ligt in de dominante denkwijze tijdens het voorbereidend proces (nog vooraleer het tweede decreet gestemd werd), waarbij er de laatste jaren sterk van binnen naar buiten is geredeneerd in plaats van buiten naar binnen.
Ongetwijfeld is één van de redenen hiervoor dat tijdens de jaren voorafgaand aan het tweede Decreet Integrale Jeugdhulp het vormgevingsproces van integrale jeugdhulp een bijzonder hobbelig parcours kende.
‘Integrale jeugdhulp hing aan een zijden draadje.’
Het was een complex samenspel van actoren, spelregels, hulpbronnen en discours. Het voortbestaan van integrale jeugdhulp heeft diverse keren aan een zijden draadje gehangen.
Gevolg? Het organisatiemodel werd doorheen de tijd het doel in plaats van een middel om een efficiënt antwoord te geven op allerlei hulpvragen. Bij de uitwerking van deze ‘constructies’ is er sterk gezocht naar de optimalisatie van hun verantwoordelijkheidsgebied en het beheersen en controleren hiervan.
Het totaalplaatje van “een efficiënte en betere hulpverlening, waarbij snel en gepast wordt gereageerd en naadloze hulpverleningstrajecten mogelijk zijn”, verdween gaandeweg naar de achtergrond.
Integrale jeugdhulp vandaag
Integrale Jeugdhulp vat zeven sectoren en omvat vele verschillende hulpverleningsvormen. Deze bijdrage vertrekt vanuit de ervaringen van ‘De Cocon’, jeugdhulp aan huis.
De Cocon werkt voor gezinnen met kinderen waar een acute en escalerende opvoedingscrisis plaatsvindt of die zich in een problematische leef- en opvoedingssituatie bevinden. Ook maatschappelijk kwetsbare jongeren op de rand van meerderjarigheid (of er net over) met een groot risico op thuisloosheid zijn een doelgroep van De Cocon.
‘Er zijn ook positieve ontwikkelingen.’
Het nieuwe jeugdhulplandschap is voor verbetering vatbaar. Dat zal snel duidelijk zijn. Het is echter fout om deze kritische beschouwingen te lezen als een negatieve beoordeling van integrale jeugdhulp. Daarvoor is de werkelijkheid te complex en zijn er ook heel wat positieve ontwikkelingen.
Denk aan de mogelijkheid om hulpverlening uit verschillende sectoren te combineren, de verbeterde intersectorale samenwerking, de verbetering van de rechtspositie van jongeren.
Bureaucratie
Het is bovendien normaal dat er bij zo’n grote en complexe transformatie systeemfouten aan de oppervlakte komen. Een belangrijk deel daarvan komt van de onbewust gehanteerde denkwijze tijdens het voorbereidend proces.
Gevolg? De invoering van het nieuwe jeugdhulplandschap ging gepaard met een grote toename van administratie en een vakjargon om ‘U’ tegen te zeggen.
‘Een vakjargon om ‘U’ tegen te zeggen.’
Administratie en protocollen moeten betere hulpverlening genereren. Ze moeten aangepast zijn aan de complexe hulpverleningsproblematieken en -processen. Dit geldt ook voor de uitgetekende structuren. Ze moeten ten dienste staan van een betere hulpverlening.
Dit is tot op vandaag niet het geval. Jammer genoeg. Dit bleek duidelijk uit de hoorzittingen, georganiseerd door de Commissie Welzijn van het Vlaams Parlement tijdens de zomer van 2015. Deze hoorzittingen resulteerden in tal van nieuwe aanbevelingen door het Vlaams Parlement.
Remediëring
Als antwoord wordt het proces van remediëring versneld en komen de eerste bijsturingen. Zo worden de brieven die men verzendt naar gezinnen en jongeren in de komende maanden aangepast zodat deze voor cliënten begrijpelijk zijn. Dit kunnen we enkel maar toejuichen.
De transparantie in de hulpverlening voor de cliënt zou vanzelfsprekend moeten zijn. Het gebrek aan transparantie is een duidelijk gevolg van het van binnen naar buiten denken.
Ook op andere terreinen komen er bijsturingen. Alleen zien we opnieuw nog teveel de oude denkwijze opduiken. Dit was zeer frappant bij de crisisnetwerken in het kader van dringende hulpvragen. Daarbij werd er vertrokken van een organisatiemodel en niet van de vraag “op welke manier we het efficiënt een antwoord kunnen bieden op dringende hulpvragen”.
Een probleem zal echter nooit opgelost worden met de denkwijze die het heeft veroorzaakt.
Geen eiland
Vooraleer dieper in te gaan op onze ervaringen, twee voorafgaandelijke opmerkingen. Geen enkel systeem kan goed werken zonder voldoende capaciteit. Elk hulpverleningssysteem stokt als het aanbod ontoereikend is.
‘Geen enkel systeem werkt zonder voldoende capaciteit.’
Inherent aan veranderingen van systemen is dat de hiaten verschuiven. Dit was te voorzien, maar de werkelijke impact kan je pas inschatten na implementatie van het nieuwe systeem. Jeugdhulp is geen eiland. Heel wat maatschappelijke problemen zijn niet oplosbaar door hulpverlening alleen.
Hulpverleners van De Cocon worden vaak geconfronteerd met schrijnende armoede en de gevolgen daarvan in gezinnen. Een gezinsinkomen onder de armoedegrens heeft een enorm negatieve impact op de toekomst van kinderen en jongeren.
Kinderen en jongeren in armoede trekken op vele levensdomeinen aan het kortste eind.Coene, J. (2016), ‘Kinderarmoede blijft een groot probleem. Samen strijden op vele fronten’, Sociaal.Net, 25 januari 2016.Ze hebben niet alleen minder toegang tot materiële goederen (kleren, speelgoed, fiets, boeken) maar ook tot een veilige plaats buitenshuis om te spelen, een aangename plaats om te leren of huiswerk te maken.
‘Armoede is een chronisch maatschappelijk probleem.’
De Vlaamse cijfers over het aantal kinderen geboren in een kansarm gezin stijgen continu sinds 2001. Armoede is een chronisch maatschappelijk probleem, waarop de impact van hulpverleners verwaarloosbaar is, maar die zeer bepalend is voor de opvoedingscontext van gezinnen.
Crisishulp
Het ontstaan van het Crisisnetwerk Jeugdhulp is te danken aan integrale jeugdhulp.Bogaerts, N. (2015), ‘Crisishulpverlening in Oost-Vlaanderen. De praktijk in Oost-Vlaanderen’, Sociaal.Net, 4 juni 2015.Integrale jeugdhulp heeft gezorgd voor een verbeterde intersectorale samenwerking. Er is nog heel wat werk, maar de samenwerking en de mogelijkheden tot intersectorale samenwerking zijn beter dan tien jaar geleden.
Er is vooruitgang en betere hulpverlening bij complexe problematieken die een geïntegreerde aanpak vereisen. Zo werd in 2014 in Gent-Deinze-Eeklo een samenwerking opgezet tussen het crisisnetwerk jeugdhulp en het crisisnetwerk van de psychiatrie en de geestelijke gezondheidszorg. Dat is positief. Er is immers een grote overlap tussen cliënten met een psychische problematiek en cliënten waarbij vermoeden van handicap een rol speelt.
‘De druk op het crisisnetwerkaanbod is zeer groot.’
Opvallend is dat het aantal aanmeldingen bij het crisisnetwerk sinds de invoering van integrale jeugdhulp significant steeg. De druk op het crisisnetwerkaanbod is zeer groot. Na één jaar werken, was er bij aanmelding voor één op zes van de aanvragen geen geschikt aanbod beschikbaar. Daarom investeerde de overheid recent in extra capaciteit crisishulp.
In de crisisnetwerken is in de loop van 2014 het gerechtelijke circuit binnengetreden waarbij de jeugdrechter hoogdringende plaatsingen doet. Het is niet de meest geslaagde beslissing om deze zaken te koppelen. Het crisismeldpunt is daardoor een toegangspoort voor de crisishulp geworden.
Vervolghulp
Snel inzetbare vervolghulp is een pijnpunt. Zo wordt er bijvoorbeeld in Crisishulp aan Huis gewerkt om uithuisplaatsing te vermijden en opnieuw opvoedingsperspectief te bieden. Indien er nadien maanden niets gebeurt omdat er geen vervolghulp is, gaan de inspanningen van de crisishulp grotendeels verloren.
‘Snel inzetbare vervolghulp is een pijnpunt.’
Vroeger werd er nog tijdens de crisishulp contact opgenomen met het Comité voor Bijzondere Jeugdbijstand en de consulent ging meteen aan de slag. Maar dat is er niet meer en wordt als een gemis ervaren.
De vaststelling is dat het huidige jeugdhulplandschap onvoldoende adequaat vervolghulp kan installeren. Door dit gebrek aan snelle vervolghulp, maar ook omwille van de bureaucratisering van de hulpverlening, is de duur van de crisishulp is toegenomen.
A-document
De moeilijke bereikbaarheid van vervolghulp heeft niet enkel te maken met wachttijden voor een welbepaald hulpaanbod.
In situaties waarbij de noodzakelijke vervolghulp zich achter de intersectorale toegangspoort bevindt, speelt ook het aanmeldingsdocument een rol. Het is immers noodzakelijk dat je een hulpverlener bereid vindt om zo’n A-document bij de intersectorale toegangspoort aan te maken.
Het blijkt niet altijd mogelijk om de betrokken hulpverleners te vinden of indien er nog geen hulpverlening is, om hulpverlening te activeren en desgevallend te motiveren om een aanmeldingsdocument in te dienen.
Voor onze medewerkers ‘Crisisinterventie’ en ‘Terugkeer naar Thuis?’ betekent het in de praktijk dat zij belast worden met de opmaak van het aanmeldingsdocument. Hierdoor loopt bij ons de duur van de crisishulp op. Er is daardoor soms geen ruimte om een nieuwe begeleiding op te starten.
Aanklampende hulp
De crisisnetwerken worden geconfronteerd met cliënten die regelmatig opnieuw worden aangemeld, soms meerdere keren, soms kort na elkaar, soms met langere tussenperioden. Er is een groep met crisis als levensstijl. Zij leven van crisis naar crisis. De (crisis)hulpverlening slaagt er bij hen niet in om een blijvende impact te hebben.
‘Soms ontstaat de crisis omdat de jeugdhulp te lang aarzelt.’
Voor deze groep cliënten is er na de crisishulp nood aan aanklampende trajectbegeleiding. Zij moeten nagaan of de hulp afdoende is geweest en zo niet, wat er meer nodig is om op structurele basis het verschil te maken.
Wel merken we dat bij heraanmeldingen er al vaak na de eerste aanmelding consensus was dat een aanvraag bij de intersectorale toegangspoort of bij het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg noodzakelijk was. Helaas gebeurt dat niet altijd.
Sterker nog, er leeft soms het gevoel dat de crisis is ontstaan omdat de jeugdhulp te lang heeft geaarzeld om de stap te zetten naar de Intersectorale Toegangspoort of naar het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg.
Thuisbegeleiding
De vernieuwde jeugdhulp had als onmiddellijk effect dat bij veel thuisbegeleidingen er geen jeugdconsulenten meer betrokken zijn.
Situaties van opvoedingsnood – hardnekkige en complexe problematieken, vaak over verschillende levensdomeinen – vereisen een soort trajectbegeleider of regisseur. Bij dossiers aangemeld door het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg of de jeugdrechtbank gebeurt dat, in andere situaties niet.
‘Er zijn trajectbegeleiders nodig.’
Nochtans is er behoefte aan iemand die het traject langdurig opvolgt, een trajectbegeleider die de hulpverlening op elkaar afstemt. Verschillende hulpverleners kunnen met dezelfde cliënt werken zonder dat ze dat van elkaar weten. Er is dan een risico op tegenstrijdige hulpverleningsstrategieën.
Ondersteuningcentrum Jeugdzorg
Vanuit de praktijk stellen we vast dat het niet eenvoudig is om een cliënt aan te melden bij het Ondersteuningcentrum Jeugdzorg. Als een cliënt zegt te willen meewerken, maar qua gedrag niet meewerkt, dan kan de verontrusting lang aanslepen vooraleer effectief wordt ingegrepen. Er gaat kostbare tijd verloren.
Het tweede decreet Integrale Jeugdhulp veroorzaakte dat 30% van het mobiele aanbod van de Bijzondere Jeugdbijstand voor de Intersectorale Toegangspoort werd geplaatst. Zo werden de thuisbegeleidingsdiensten, met uitzondering van de intensief kortdurende thuisbegeleiding, rechtstreeks toegankelijk.
‘Bij een opvoedingsnood wil het gezin zo snel mogelijk hulp.’
Concreet heeft dit tot gevolg dat gezinnen op alle wachtlijsten van thuisbegeleidingsdiensten worden geplaatst. Dat is niet efficiënt. Het idee hierdoor keuzevrijheid te genereren voor het gezin is slechts schijn.
Bij een opvoedingsnood wil het gezin zo snel mogelijk hulp. Het maakt in de meeste situaties niet uit welke dienst er komt. Nu wordt er kostbare tijd verloren met het afbellen van de wachtlijst en met het proberen personen op de wachtlijst te bereiken.
Het idee achter deze evolutie was het dogma dat rechtstreeks toegankelijk hulp snel beschikbaar zou zijn en daardoor meer preventief zou kunnen werken. De realiteit is anders. Wachtlijsten van meer dan zes maanden tot een jaar vormen geen uitzondering.
Is het zinvol om cliënten op een wachtlijst voor thuisbegeleiding te plaatsen indien er geen perspectief is op relatief snelle hulp, lees binnen zes maanden? Ondertussen kan er veel veranderen in een gezinssituatie, waardoor de aanvankelijk gevraagde hulp niet meer passend is. Dat is schrijnend.
Vereenvoudig
Het is een grote verdienste van integrale jeugdhulp dat jeugdhulpsectoren gemeenschappelijke uitgangspunten, kaders en doelstellingen hebben gekregen. Deze vormen een goede basis om op verder te bouwen. Het is nodig voor intersectorale afstemming. Alleen stellen we vast dat de uitgangspunten nog onvoldoende geïntegreerd zijn binnen diverse delen van de jeugdhulp.
‘Vereenvoudig integrale jeugdhulp.’
Onze kritische beschouwingen gelden voor het systeem en niet voor de hulpverleners van wie de inzet vaak zeer groot is om binnen het systeem (en af en toe er net buiten) oplossing te vinden.
Mijn centrale aanbeveling naar de overheid: consolideer en vereenvoudig integrale jeugdhulp. Verwijder de systeemfouten. De jeugdhulp moet in dienst staan van ouders, jongeren, gezinnen. Niet omgekeerd. Durf te kijken van buiten naar binnen. Niet omgekeerd.
Het kan beter
Een systeem kan pas goed werken als er voldoende kwaliteitsvolle hulpverlening is die snel een antwoord kan bieden op hulpvragen. Daarom nog twee specifieke aanbevelingen.
Het diagnostisch proces in de hulpverlening kan en moet beter. Investeer daarin! Gebaseerd op de praktijkervaring van De Cocon heeft integrale jeugdhulp niet geleid tot een beter diagnostisch proces.
‘Het preventieve hulpaanbod blijft ontoereikend.’
Twee. Elk hulpverleningssysteem stokt als het aanbod ontoereikend is. Bekijk daarom kritisch waar er tekorten zijn. En bekijk eveneens kritisch waar er overlapping is. Bekijk ook de werkprocessen want omslachtige werkprocessen vergroten het capaciteitstekort.
Het aanbod snel beschikbare preventieve thuisbegeleiding (bij situaties van opvoedingsspanning) is momenteel ontoereikend. Dit aanbod moet versterkt worden. Schaarste herverdelen heeft echter geen zin.Deze bijdrage verscheen eerder in het januari-nummer van De Geus, tijdschrift van het Vrijzinnig Centrum Geuzenhuis vzw.
Reacties
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies