Meer dan de helft
Op 1 januari 2019 telde Antwerpen 50,1 procent inwoners met een migratieachtergrond, tegenover 49 procent begin 2018. Is het overschrijden van die grens meer dan een louter symbolisch moment? Is deze demografische verschuiving ook maatschappelijk relevant?
‘Iedere stadsbewoner is deel van de diversiteit.’
Wij denken van wel. Het verdwijnen van een demografische meerderheid zet de vertrouwde manier van omgaan met diversiteit op lossere schroeven. Het wordt steeds minder houdbaar om enkel burgers met een migratieachtergrond als ‘dragers’ van diversiteit te zien, die zich moeten aanpassen aan een culturele meerderheid, die zich tijdens dat proces minder of meer tolerant opstellen.
Mathematisch gezien behoort iedereen nu tot een of andere minderheid. Iedere stadsbewoner is in een meerderheids-minderheidsstad deel van de diversiteit.
Leidt dit tot een meer ‘conviviale’ samenleving?
Leven onder vertrouwde vreemden
In verstedelijkte samenlevingen leven we fysiek dicht naast, boven en onder elkaar. Maar we slagen er tegelijk wonderwel in om voldoende sociale afstand in te bouwen.
De parlofoon, het beleefde maar gereserveerde knikje naar elkaar in de gang, het strategisch negeren van ruzie of dronkenschap bij de buren. Het zijn allemaal manieren die ons toelaten om dichtbij elkaar te wonen en toch enige privacy te behouden. We blijven meestal vreemden voor elkaar, maar zijn tegelijk ook net voldoende vertrouwd met elkaar om samen te leven.
Van in de vroege stadssociologie hangt er rond de anonimiteit van het stedelijk samenleven ambiguïteit. Vaak werd die anonimiteit als een pluspunt gezien. “Stadslucht maakt vrij”, luidde het. Door de geringe sociale controle kon je in steden ontsnappen aan dwingende maatschappelijke normen. Mensen konden er hun eigen levenspad uitstippelen.
Stad als kruispunt
Maar tegelijk speelde een bezorgdheid. Hoe kunnen zo veel verschillende mensen samenleven en hoe blijft de samenleving leefbaar in de meer anonieme stad?
‘Hoe kunnen zo veel verschillende mensen samenleven?’
Het antwoord van vroege Amerikaanse stadsociologen daarop was ‘sociatie’. Zij verwachtten veel van alledaagse, informele contacten tussen vreemden. De stad als kruispunt tussen allerlei sociale werelden, waar vele kleine, losse ontmoetingen lichte vormen van sociale cohesie creëren.
Europese sociologen ontwikkelden de zwaardere term ‘solidariteit’ om uit te leggen hoe een samenleving samengehouden wordt in de sociaal en politiek woelige tijden van het opkomend industriële kapitalisme.
Welk antwoord kunnen we vandaag formuleren?
Superdiverse steden
Vandaag is de stad overal in Vlaanderen. Leven met ‘vertrouwde vreemden’ is al lang geen exclusief kenmerk meer van de grootstad. Het is een algemeen kenmerk van het leven in een verstedelijkte regio als Vlaanderen.
‘Vandaag is de stad overal in Vlaanderen.’
Wat echter de problematiek van het samenleven in steden de voorbije decennia extra uitdaagt, is de schaal van de toegenomen etnisch-culturele diversiteit. Dat is vooralsnog een grootstedelijk gegeven.
Steden zijn superdiverse steden. Er leven steeds meer mensen met een migratieachtergrond. Dat heeft niet alleen met nieuwe migratie te maken, maar vooral met de demografische samenstelling van de bevolking. Waar er bij de oudste stadsbewoners amper mensen met een migratieachtergrond zijn, hebben meer dan twee op drie van de kinderen en jongeren in Brussel, Antwerpen of Genk een migratieachtergrond.
Diversiteit in diversiteit
Maar het gaat bij superdiversiteit niet in de eerste plaats over het aantal mensen met een migratie-achtergrond.
Veel belangrijker is de groeiende diversiteit in de diversiteit: steeds meer landen van herkomst, talen, levensbeschouwingen, migratiemotieven en verblijfsstatuten. Die verschillen zijn er niet alleen tussen gemeenschappen of landen van herkomst. Ze zijn er ook, en steeds meer, binnen groepen en tussen mensen van eenzelfde origine.Geldof, D. (2019), Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert, Leuven, Acco, negende geactualiseerde druk.
De ‘vreemden’ waarmee ieder van ons samenleeft zijn, zeker in de perceptie, minder vertrouwd geworden. We delen veel minder dan tevoren eenzelfde geschiedenis, eenzelfde taal, eenzelfde godsdienst. De verbeelding van het bestaan van een onderliggende gedeelde gemeenschap is aangetast. Meer nog, er zijn in de samenleving sterke politieke krachten aan het werk die de verschillen uitvergroten en opkloppen. Ze polariseren.
Met de superdiversiteit groeit dus ook de complexiteit van de stad. Lukt het dan wel nog om conviviaal met elkaar samen te leven?
Alledaags
De term multiculturalisme verwijst naar bewuste pogingen om etnisch-culturele minderheden in hun eigenheid te erkennen en hen bepaalde rechten te geven.
Superdiversiteit wordt vaak gelinkt aan het langzame, soms moeizame maar gestaag voortschrijdende proces van normalisering van diversiteit en verschil. Dat wil uiteraard niet zeggen dat die verschillen niet tot wrijvingen of conflicten leiden. Maar de lens van superdiversiteit kiest niet voor een problematiserende, wel voor een meer beschrijvende en analyserende positie. De samenleving moet langzaam wennen aan diversiteit.
Zowel de dagelijkse realiteit als sociologisch onderzoek tonen aan dat samenleven in de stad inderdaad gewoner loopt dan velen denken.
‘Samenleven in de stad loopt gewoner dan velen denken.’
Onderzoekers zien in de Londense wijk Hackney vooral een ‘commonplace diversity’ ontstaan. Diversiteit als alledaags gegeven. Mensen kijken niet meer op wanneer ze andere talen horen, wanneer ze met ouders van heel verschillende origine aan de schoolpoort wachten of wanneer ze mensen met religieuze symbolen of kledij ontmoeten. Meertaligheid is het uitgangspunt, inbegrepen het aftasten van welke taal de communicatietaal is bij een eerste contact.
Ook in België verkende een onderzoeksteam superdiverse buurten in Brussel, Antwerpen, Gent en Oostende, met bijzondere aandacht voor de rol van taal in de context van superdiversiteit. Het lijkt tegenstrijdig, maar superdiversiteit en de ermee verbonden meertaligheid leidt in Vlaanderen juist tot een grotere rol voor het Nederlands. Het is de enige taal die iedereen deelt.
Convivialiteit in superdiversiteit
Een concept dat in die context opgang maakt, is ‘convivialiteit’.
Die term geeft taal aan de normaliseringsprocessen op wijkniveau. Het is net een veel lichtere term dan solidariteit om de sociale cohesie en bronnen ervan in de samenleving te vatten. De term werd vijftien jaar geleden al gebruikt om te verwijzen naar “het samenleven en de interactie die multiculturaliteit een gewoon kenmerk van het sociale leven maakte”.Gilroy, P. (2004) After Empire. Melancholia or convivial culture, London, Routledge.
‘Convivialiteit vergt openheid en afstandelijkheid.’
Convivialiteit vergt van burgers dat ze wie vreemd en anders is met een zekere openheid benaderen, maar tegelijk voldoende afstand bewaren om de andere niet te schenden in zijn eigenheid en privacy.
Wel eens een praatje maken met de uitbater van de buurtwinkel, een pakketje ontvangen voor de buren, een handje toesteken bij het dragen van zware boodschappen. Maar de buren niet vragen wat er scheelt na een lawaaierige nacht, niet weten dat de moeder van de onderbuur onlangs overleed of niet doorvragen naar iemands religieuze overtuiging.
Niet naïef
Convivialiteit verwijst naar de capaciteit om samen te leven. Convivialiteit is dan geen geromantiseerd of naïef beeld van samenleven.
Het is een perspectief dat oog heeft voor ambivalentie. Het erkent spanningen en conflicten in dense en meertalige omgevingen, maar ziet ook hoe mensen er in het dagelijkse leven mee omgaan. Het gaat om “lived negotiation and belonging as practice”.Wise, A. and Noble, G. (2016), Convivialities: an Orientation, Journal of Intercultural Studies, 37, 5, 423-431.
Schuilt onder convivialiteit geen doorgedreven individualistische kijk op het samenleven?
Maar is dit voldoende om het samenleven in diversiteit vorm te geven? Schuilt onder convivialiteit geen doorgedreven individualistische kijk op het samenleven? Kunnen we samenleven als we grotendeels vreemden voor elkaar blijven en lastige kwesties uit de weg gaan? Vergt samenleven dan geen expliciet doorgesproken politiek of maatschappelijk project? Of is leven in de stad per definitie leven met vaak onbekende anderen?
Ruimte doet ertoe
De mate van convivialiteit kan sterk verschillen tussen superdiverse wijken of in eenzelfde wijk tussen straten met rijwoningen en appartementen.
De verschillen tussen meer en minder conviviale wijken en straten roepen niet alleen de vraag op naar de oorzaken van deze verschillen. Ze confronteren ons ook met de vraag hoe je het samenleven in diversiteit moet en kan managen met het oog op het faciliteren van vormen van convivialiteit.
Voorwaardenscheppende factoren zijn ruimte voor ontmoeting, sociale mobiliteit en onderhoud van gebouwen. Maar het gaat ook om vormen van sociale controle, uitgeoefend door een conciërge, stadswacht, lijnspotter, buurtwerker of pleinbegeleider.
Het streven naar een grotere convivialiteit in steden kan dan ook niet zonder meer aandacht voor de publieke en semipublieke ruimte. Deze ruimte moet zo ontworpen zijn dat ze ontmoetingen faciliteert. Ze moet niet voor één functie ontworpen worden, maar kan verschillende functies voor verschillende groepen of mensen hebben, al of niet op dezelfde tijdstippen. Ze moeten uitnodigen tot ontmoeting of verbinding. De waterpartij in het Antwerpse Park Spoor-Noord is een goed voorbeeld. Het brengt niet alleen de kinderen samen, maar ook de volwassenen errond.
Inzicht in de diversiteit is daarbij cruciaal: “Successful spaces of encounter encourage planned as well as spontaneous meetings by integrating the routes and routines of different groups.”Tasan-Kok, T., e.a. (2017), A handbook for governing hyper-diverse cities, Utrecht, Utrecht University, 45.
Sociaal werker bemiddelt
Opvallend in onderzoek naar samenleven in diversiteit is de centrale rol die professionals, vaak sociale professionals, spelen in het faciliteren van dat conviviaal samenleven. Schuermans, N., e.a. (red.) (2017), Solidariteit in superdiversiteit. Handvatten voor concrete actie, Leuven, Acco.
‘Ruimte faciliteert ontmoetingen.’
Het overbruggen van etnisch-culturele verschillen vergt kennis, inzet en ook wat durf. Er zijn immers risico’s mee verbonden. Die kunnen makkelijker gebufferd worden door een professional. Die kan teleurstelling bij het mislukken van interacties makkelijker van zich afschudden, want het behoort tot zijn professionele rol, eerder dan bij zijn persoon.
Buiten en binnen
Vanuit wiens perspectief bekijken we nu de superdiverse meerderheids-minderheidsstad? Welke beelden domineren in de media en het publieke discours over Brussel of Antwerpen? En wat moeten sociale professionals nu aanvangen met die superdiversiteit?
Dominant lijkt het buitenstaandersperspectief: de stad wordt van buitenaf beschreven, door mensen die er niet wonen. Het is de sub-urbane middenklasse blik.
Vanuit de sterke anti-stedelijke traditie die Vlaanderen kent, leidt dit vaak tot negatieve beeldvorming over de stad. De sterk toegenomen diversiteit en de overgang naar meerderheids-minderheidsstad versterken de negatieve perceptie. Het leidt tot opgeklopte anti-stedelijke angstbeelden. Voor wie het dagelijkse omgaan met verschil vreemd is, is de convivialiteit vaak moeilijk voor te stellen.
Het tweede perspectief is dat van binnenuit: hoe zien en ervaren stadsbewoners hun stad? De voorbije decennia was dit beeld sterk gekleurd door de witte blik. Het is immers niet omdat de meerderheid van de inwoners een migratieachtergrond hebben, dat de machtsstructuren zich even snel aanpassen.
Tot voor kort reproduceerden de media vooral de blik van de autochtone bewoners op ‘hun’ stad. Sommigen juichten de groeiende diversiteit toe, anderen verzetten zich tegen de verandering van ‘hun’ stad.
Complexiteit heeft haar rechten
Maar met de demografische verschuiving verandert stilaan ook de beeldvorming. Stemmen van stadsbewoners met een migratieachtergrond worden geleidelijk een onderdeel van het publieke debat. Niet alleen in het jeugdwerk of in werkingen rond diversiteit, maar evengoed in het onderwijs, de debatten over racisme en dekolonisatie of op politiek vlak.
De superdiverse meerderheids-minderheidsstad nodigt ons uit om ze niet vanuit één perspectief te bekijken. Ze wil de complexiteit van de stad tot haar recht laten komen doorheen de vele perspectieven van wie de stadsbewoners vandaag zijn: oud en jong, rijk en arm, stadsbewoners met en zonder migratieachtergrond, laag- en hooggeschoold.
Reacties [1]
Boeiende lectuur! Hoe vormgeven aan samenleven in een superdiverse en pluriforme stad? Jullie leggen dat helder uit.
Het leven van niet iedere stadsbewoner is in de realiteit even superdivers. Convivialiteit – voor mij een deficietterm – is ook een zaak van sociale stratificatie en machtsrelaties, zoals jullie aangeven. In die zin blijft de vraag overeind: convivialiteit als realiteit of ook als norm? Ik moest denken aan Bauman’s ‘buiten elkaars bereik’. Convivialiteit bestendigt winnaars en verliezers. Wat betekent de lichte solidariteit die jullie schetsen in het leven van mensen in kwetsbare contexten? Wat zijn de consequenties in een gefragmenteerd bestaan van zo’n ‘living apart together’ voor die mensen die weinig keuzevrijheid hebben? Hoe ver of dicht zitten we tegen segregatie? In de gefragmenteerde superdiversiteit zit weinig gemeenschappelijk houvast. Allemaal interessante vragen die jullie aanreiken en waar we mee aan de slag moeten. Als sociaal werker en vooral als burger.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies