Achtergrond

‘Ik zie veel jeugdhulpverleners in moeilijke omstandigheden fantastische dingen doen’

Peter Goris

Jeugdhulpverleners werken met jongeren en gezinnen die het moeilijk hebben. Een pittige job met wisselend succes. Professor Rudi Roose (UGent) neemt de jeugdhulp al jaren onder de loep en is kritisch: “Modulering, toegangspoorten of empowerment: dat klinkt allemaal heel mooi maar het werkt niet.”

jeugdhulp

© ID / Josefien Tondeleir

Van werkveld naar universiteit

Vijfentwintig jaar geleden stond Rudi Roose als opvoeder in de frontlinie van de jeugdhulp.

‘De jeugdhulp heeft een belangrijke opdracht.’

Na zijn studies pedagogie en criminologie koos hij voor een academische loopbaan. Als professor sociaal werk (UGent) heeft deze Bruggeling intussen een indrukwekkend aantal onderzoeken en publicaties over de jeugdhulp op de teller staan.

Theoretische inzichten en scherpe kritiek wisselt hij vlot af met terreinkennis. Hoe kijkt hij naar de jeugdhulp en welke raad heeft hij in petto voor jeugdhulpverleners? En maken politici de juiste keuzes?

De jeugdhulp belandt van de ene crisis in de andere. Leefgroepen sluiten, er is een tekort aan hulpverleners, jongeren en gezinnen zijn ontevreden. Hoe komt dat?

“De jeugdhulp heeft een belangrijke opdracht: ingrijpen op de wortels van problemen waarmee sommige jongeren en gezinnen geconfronteerd worden.”

“Die opdracht succesvol afronden, is eigenlijk onmogelijk. Jeugdhulpverleners worden op pad gestuurd om te sleutelen aan gezinnen, terwijl echte oplossingen vaak daarbuiten liggen. Toch blijven we hardnekkig proberen om complexe problemen onder controle te krijgen.”

“We suggereren bijvoorbeeld dat we met jeugdhulp de criminaliteit kunnen aanpakken. Maar jongeren die een delict plegen of storend gedrag vertonen, leven vaak in precaire omstandigheden en dragen een zware rugzak van uitsluiting op school, huisvesting en vrije tijd. Wat is ons antwoord? We leggen een integratietraject of vaardigheidscursus op. En wie hardleers is, sluiten we op in een gemeenschapsinstelling of veilig verblijf. Zo beland je van de ene crisis in de andere.”

Je kan moeilijk zeggen dat er niets verandert. Vroeger plaatste de jeugdrechter kinderen van ‘onaangepaste gezinnen’ brutaal in tehuizen. Vandaag kiest jeugdhulp voor participatie en vrijwilligheid.

“Al klinkt het vandaag allemaal wat minder hard dan vroeger, toch blijft de boodschap vaak dezelfde: plooi je naar wat de samenleving van je verwacht. Lukt dat niet, dan zullen we je daar willens nillens bij helpen.”

‘We blijven hardnekkig proberen om complexe problemen onder controle te krijgen.’

“Sommige gezinnen passen niet in het dominante plaatje en moeten via allerhande tools, technieken en instanties weer binnen de lijntjes kleuren. De focus blijft controle en beheersing. Dat is vandaag niet anders dan honderd jaar geleden, ten tijde van de brute kinderbescherming. Misschien waren we toen duidelijker en eerlijker.”

Toch lijkt de aanpak te werken: Nederland heeft een databank van effectieve jeugdinterventies, ook Vlaanderen zet iets gelijkaardigs in de steigers.

“Ik heb grote vragen bij zo’n databanken, ook in Nederland is niet iedereen fan. Want als je de zogenaamde effectieve interventies echt onder de loep neemt, levert dat een genuanceerd verhaal op.”

“Niet toevallig gaan de trofeeën naar interventies die georiënteerd zijn op de microkosmos van de jongere en zijn gezin. Onderzoekers zetten het gezin in een labo waar interventie A succesvol leidt naar gedrag B. Maar een gezin leeft niet in een afgesloten onderzoekskamer, wel in een samenleving die onvoldoende geeft wat deze gezinnen nodig hebben.”

Maar dat kan je moeilijker meten?

“Dat selectief blind zijn voor wat minder goed meetbaar is, is niet onschuldig. Het leidt op het werkveld tot het pistachenootjeseffect. Jeugd- en gezinswerkers worden onbedoeld gestimuleerd om bij voorkeur aan de slag te gaan met de minst moeilijk te openen nootjes: gezinnen die willen meewerken of jongeren met afgelijnde diagnoses waarvoor je de juiste therapie uit je schuif kan halen. De gesloten nootjes, jongeren en gezinnen met complexe noden, blijven links liggen of dreigen in meer intensieve en dwingende hulp terecht te komen.”

Kunnen gezinnen die lacune zelf niet aangeven?

“Ook daar knelt het schoentje: als we aan ouders en jongeren vragen waar zij werkzame oplossingen zien, dan verwachten we dat die binnen de logica van de hulpverlening liggen. Hulpverleners geloven dat ze oplossingen hebben en toch geraken mensen geen meter vooruit.”

‘Gezinnen en jongeren snakken vooral naar structurele veranderingen. Maar die blijven buiten beeld.’

“Mensen belanden van het ene probleem in het andere omdat ze geen fatsoenlijk dak boven het hoofd hebben. Jongeren haken af op school omdat leerkrachten onvoldoende aansluiting vinden bij hun vragen en noden. Onze samenleving laat gaten vallen. Gezinnen en jongeren snakken vooral naar deze structurele veranderingen. Maar die blijven buiten beeld.”

“De vraag wie bepaalt wat werkt, wordt te weinig gesteld. Als je geen aandacht hebt voor dat eigenaarsvraagstuk van effectiviteit, laat je het idee van oplossingsgericht werken beter los.”

Rudi Roose

Rudi Roose: “Telkens we vaststellen dat onze aanpak onvoldoende werkt, doen we meer van hetzelfde: meer evidence-based, meer krachtgericht, meer vraaggericht.”

© ID / Josefien Tondeleir

Kortom: we zitten gevangen in een blind geloof dat experts maatschappelijke problemen wel gemanaged krijgen?

“Dat past helemaal in de tijdsgeest. Werkt iets niet, dan moeten we zoeken naar beter management, problemen nog meer uiteenrafelen en met onze interventies nog straffer uit de hoek komen. Telkens we vaststellen dat onze aanpak onvoldoende werkt, doen we meer van hetzelfde: meer vroeg en nabij, meer evidence-based, meer krachtgericht, meer vraaggericht.”

‘Modulering, toegangspoorten of empowerment: dat klinkt allemaal heel mooi maar het werkt niet.’

“Steeds dezelfde antwoorden geven op terugkerende problemen is een gekend fenomeen in de sociologie: ‘mimicry’ of het nabootsen om te overleven. We bootsen na wat andere landen doen. Zo halen we in de jeugdhulp veel mosterd uit Nederland. Modulering, toegangspoorten of empowerment: dat klinkt allemaal mooi en we kopiëren het met het grootste gemak. Maar het werkt niet.”

Maken we daardoor problemen van mensen soms nog erger?

“Je kan die ontsporing niet negeren: een moeder getuigt in één van mijn lessen over haar traject met 42 hulpverleners en diensten. Ze haalde evenveel Duplo blokken boven om het te visualiseren. Een indrukwekkend beeld voor studenten en docenten. Door slechts één dienst voelde ze zich echt gesteund.”

Je kan ook zeggen: hier lieten 41 andere hulpverleners steken vallen?

“De feiten zijn dat kwetsbare mensen zich ondanks de massale inzet van hulpverleners vaak niet geholpen voelen. Te vaak gaat jeugdhulp over twee partijen die aan de oppervlakte lijken samen te werken, maar in feite naast elkaar werken.”

“Dat heeft veel te maken met het feit dat hulpverlening altijd vertrekt van een ongelijke machtsrelatie. Sociale professionals hebben moeite om dat te erkennen en op tafel te leggen. Vanuit hun professionele expertise adviseren en beslissen ze over het leven van iemand anders. Met de beste bedoelingen leggen ze zichzelf de druk op om te redden wat al jaren fout loopt.”

‘Redders heb je nodig in een zwembad, niet in de jeugdhulp.’

Sabine Bourgeois, directeur van de Kortrijkse jeugdhulporganisatie Oranjehuis, drukte dat recent voor studenten nog krachtig uit: redders heb je nodig in een zwembad, niet in de jeugdhulp.”

“Als onderzoekers samen met jongeren en gezinnen hun hulpverleningstraject reconstrueren, dan stellen ze ontstemd vast hoeveel belangrijke beslissingsmomenten aan hen voorbijgingen. Waarom ging je kind op dat moment naar het buitengewoon onderwijs? Ofwel weten ouders het niet, ofwel volgt het antwoord dat adviseurs en hulpverleners dat de beste oplossing vonden. Als je op die manier aan mensen voorbijgaat, kan je niet tot werkzame oplossingen komen.”

Wat moeten jeugdhulpverleners dan wel doen?

“Ik zie veel jeugdhulpverleners in moeilijke omstandigheden fantastische dingen doen. Ze leggen hun positie en opdracht expliciet op tafel. Ze vragen aan ouders en gezinnen het mandaat om mee naar oplossingen te mogen zoeken. Dat doen ze in eerste instantie  door onbevooroordeeld te luisteren. Voor mij is dat de belangrijkste competentie van een goed hulpverlener.”

“Dat is niet nieuw. Toen Oikoten in de jaren ’80 voor zeer kwetsbare jongeren trektochten organiseerde naar Santiago de Compostella, mochten de meestappende begeleiders geen opvoeder, sociaal werker, psycholoog of pedagoog zijn. Waarom? Er werd gesteld dat zij niet kunnen luisteren en voortdurend dingen willen oplossen. Wat deden de begeleiders van Oikoten? Ze gingen op stap met jongeren, luisterden en lieten nabijheid en stilte hun werk doen.”

Wat met gezinsbegeleiders die botsen op familiaal geweld? Hebben zij een boodschap aan dat onbevoordeeld luisteren?

“Als de gezondheid van een kind ernstig bedreigd is, moet je als hulpverlener altijd tussenkomen. Op die momenten kan je niet anders dan ingrijpen. Gezinssituaties escaleren soms en vaak moet dwang dan redding brengen.”

‘Dwang is zelden effectief en je betaalt er meestal een zware prijs voor.’

“Maar dwang is zelden effectief en je betaalt er een zware prijs voor. Kinderen belanden bijvoorbeeld tijdelijk in een pleeggezin omdat ze daar veilig zijn. De druk is even van de ketel, maar zo’n gedwongen gezinsbreuk is voor iedereen traumatiserend.”

Dus is de boodschap: minder dwang en meer preventie?

“Vaak ligt achter zo’n urgent optreden een situatie die al langer sluimert. Hoe kunnen we in gezinnen waar het moeilijk loopt eerlijk zeggen waar het op staat, zonder ze los te laten? Dat is ongelooflijk moeilijk. Veel hulpverleners gaan er in een grote bocht omheen en zeggen dat deze gezinnen niet bereid zijn tot samenwerken.”

“Gevolg is dat deze gezinnen kansen op hulp en ondersteuning missen. Voor hen is het recht op hulp een lege doos. Vervolgens escaleert de gezinssituatie en claimt de overheid een interventierecht om willens nillens tussen te komen. Dat is de wereld op zijn kop.”

jeugdhulpverlening

Rudi Roose: “Je kan de ontsporing niet negeren: een moeder getuigt in mijn les over haar traject met 42 hulpverleners.”

© ID / Josefien Tondeleir

Het Agentschap Opgroeien heeft die boodschap begrepen en zet in op een gezinsbeleid dat vroeg en nabij is.

“Alles hangt er vanaf hoe je vroeg en nabij invult. Als een beheersingslogica de boosdoener is van hulp die niet werkt, ontsnap je daar dan aan met ‘vroeg en nabij’? Of installeer je die logica nog sterker? Benut je vroeg en nabij om onbevangen aanwezig te zijn en onbevooroordeeld te luisteren? Of ga je toch proberen in een vroeg stadium gezinnen in een richting te duwen? Ik heb nog niet helemaal beet welke pedagogische en maatschappijvisie er achter die beleidskeuze zit.”

Jeugdhulp is, net als bijvoorbeeld detentie, vooral een ideologisch thema. Het is niet jouw kritische academische kijk die doorslaggevend is, wel de kijk van de man in de straat, vaak aangevuurd door populistische politici.

“Politici en beleidsmakers gebruiken wetenschappelijk onderzoek niet om de eigen overtuiging in vraag stellen. Ze pikken er selectief uit wat de eigen overtuiging versterkt. Dat mondt dan bijvoorbeeld uit een Vlaams Actieplan Jeugddelinquentie dat voorstelt om ouders te straffen voor het delinquente gedrag van hun kinderen.”

Moeten hulpverleners zich ook niet sterker verzetten tegen zo’n voorstellen?

“Dat doen ze. Niet door op de barricaden te gaan staan, maar door verzet in te bouwen in hun dagelijks werk. Het niet-uitvoeren of creatief interpreteren van beleidsopdrachten is daar een sterk voorbeeld van.”

‘Als hulpverleners overheidsopdrachten punctueel uitvoeren, dan zou de jeugdhulp binnen de kortste keren in elkaar storten.’

“Zo vreet bureaucratie en administratieve druk aan de beschikbare begeleidingstijd. Dat is een gekend pijnpunt in de hulpverlening waarbij weinig beterschap op komst is. Goede hulpverleners gaan daar creatief mee om. Ze kiezen voor een kort jaarverslag of een pakkende getuigenis in plaats van ingewikkelde statistieken op basis van intensieve registraties. Pas nog vertelde een hulpverlener me dat als ze overheidsopdrachten punctueel zouden uitvoeren, de jeugdhulp binnen de kortste keren in elkaar zou storten.”

Staan achter zo’n tegendraadse hulpverleners sterke organisaties?

“Zo’n medewerkers staan inderdaad op vanuit organisaties die een sterke visie hebben en ruimte geven aan begeleiders. Het klopt dat die organisaties ook minder kampen met personeeltekort en -uitval omdat medewerkers hier kunnen doen wat ze zelf vinden dat ze moeten doen.”

‘De groep voortrekkers blijft klein.’

“Dat zijn vaak de organisaties waar ook jullie met Sociaal.Net naartoe trekken om positieve praktijken in beeld te brengen. Deze organisaties onderscheiden zich niet alleen omdat ze een visie hebben, maar vooral omdat ze die visie ook op het terrein waarmaken. Helaas blijft die groep van voortrekkers klein en is er nood aan een meer collectief gedragen visie.”

Maak dat eens wat concreter.

“Deze organisaties vertrekken bijvoorbeeld vanuit het principe dat gezinnen recht op hulp hebben. Hulpverleners verwachten niet dat gezinnen uitvoeren wat ze van hen vragen. Gebrek aan motivatie van jongeren is net een startpunt voor hulpverlening, eerder dan een argument om niet van start te gaan.”

“Als deze organisaties kiezen voor participatie dan is dat meer dan een hip sleutelwoord in een onthaalbrochure. Jongeren hebben inzage in hun dossier en houden bij rapportering de pen zelf vast. Begeleiders noch onderzoekers bepalen of de begeleiding geslaagd is, wel de jongeren en gezinnen zelf. Begeleiding en bijsturing gebeurt, zoals bijvoorbeeld in de Vuurvogel, letterlijk aan een rondetafel waar iedereen gelijke inspraak heeft.”

Rudi Roose

Rudi Roose: “Bureaucratie en administratieve druk vreten aan de beschikbare begeleidingstijd. Dat is een gekend pijnpunt in de hulpverlening waarbij weinig beterschap op komst is.”

© ID / Josefien Tondeleir

Zijn deze organisaties ook voldoende kritisch voor de overheid?

“Het is fascinerend hoe de overheid vandaag tegenstrijdige doelstellingen toch schijnbaar logisch en samenhangend in elkaar schuift. Sommige jeugdhulporganisaties moeten tegelijkertijd een positief leefklimaat en een veilig verblijf realiseren. Mij krijg je niet uitgelegd hoe je dat moet doen: een positief leefklimaat creëren door jongeren op te sluiten en te bewaken met camera’s? Vanuit een visie passen sommige organisaties voor dergelijke projecten. Je handtekening niet zetten onder een contract is niet evident, maar wel consequent.”

Je verwacht veel van hulpverleners en hun organisaties. Leg je de lat niet te hoog?

“Jeugdhulpverlening is geen neutrale opdracht van professionals die via het juiste stappenplan tot resultaten komen. Jeugdhulp is een maatschappelijke keuze. Jeugdhulpverleners zijn de puinruimers van het gebrek aan een armoedebeleid, goed onderwijs of een kwaliteitsvolle huisvestingsmarkt. De kloof tussen arm en rijk wordt groter. Politici zijn niet meer geïnteresseerd om wie zich onderaan de ladder bevindt omhoog te tillen.”

‘Ik kan me geen jeugdhulp zonder politserende opdracht voorstellen.’

“Ik kan me geen jeugdhulp zonder politiserende opdracht voorstellen. Die ambitie moet je correct formuleren: gezinswerkers zullen geen arbeids- of huisvestingsmarkt wijzigen. Dan belast je de jeugdhulp inderdaad met een te hoog gegrepen ambitie. Wel moet je de impact van negatieve ontwikkelingen en beleidskeuzes zichtbaar maken. Al kan je ze niet meteen veranderen, je moet je er wel toe verhouden. Dit betekent ook niet noodzakelijk pleiten voor meer jeugdhulp, maar voor een meer rechtvaardige samenleving. ”

“Doe je dat niet, dan geef je mee ruimte om maatschappelijke problemen te individualiseren: het zijn luie mensen, onopvoedbare jongeren of slechte ouders. En dat los je op door ze uit hun hangmat te schoppen of ze te straffen. Hou dus problemen van jongeren en gezinnen in breedbeeld. Ouders zijn vaak niet onverschillig, maar hebben wel het gevoel ongehoord en uitgeput te zijn. Dat heeft zijn redenen en die moet je blijven zichtbaar maken.”

In een risicoschuwe en individualistische samenleving is dat een moeilijke opdracht.

“Moeilijk maar niet onmogelijk. Jeugdhulpverleners moeten alle kansen grijpen om de verhalen van jongeren en gezinnen publiek te maken. Kies ook voor die samenwerkingverbanden waarop je impact hebt. Ik ken jeugdhulporganisaties die bij elk initiatief sociale huisvestingsmaatschappijen betrekken. Vroeg of laat heeft dat impact. Die invulling van politiserend werken is voor mij noodzakelijk en realistisch.”

“Sociale professionals mogen geen angsthazen zijn, wel moedige durvers. Omdat die moed en durf kwetsbaar is, moet je ze collectiviseren. In elk regio heeft elk werkterrein een eigen overlegplatform waar kritische boodschappen en signalen opborrelen. Het zijn allemaal kleine netwerken die noodzakelijke dingen doen. Die krachten moeten we nog beter bundelen.”

Reacties [6]

  • Hanna Eggermont

    Dank voor dit breedbeeld. Als hulpverlener voel je deze discrepantie in hart en nieren. Alsof je dweilt met de kraan open. Dat ontmoedigt en leidt tot veel uitval onder de sociaal werkers. De boodschap om creatief met regelgeving om te gaan, biedt kracht en hoop om verder te gaan. Want sociaal werkers willen echt het verschil maken, niet om te voldoen aan regels maar wel om te bouwen aan een warmere samenleving.

  • Lily Wille

    Boeiend artikel! Dankjewel.

  • Marcel De Beukeleer

    Dank U, Rudi, voor de helderheid. Ik wil hier graag nog een uitspraak van wijlen Dr. Alice Van der Pas, PhD herhalen: “Het is merkwaardig om vast te stellen dat jeugdzorgverleners over ouders kunnen praten alsof het een andere diersoort is”

  • Denoix

    het moest idd eens gezegd worden. Merci RR. Na decennia accent op Persoon in omgeving (PIO) of Person in environment (PIE) is er nu aandacht voor sociaal werker in context. ik bespaar jullie de mogelijke afkorting. Het werd tijd. Benieuwd naar de volgende stap. We are all in this together?

  • Calsyn Benjamien

    “Die krachten moeten we nog beter bundelen”: waar, wanneer, hoe? Sign me up Rudi!

    Synergie tussen academie en werkplaats moet kunnen regeringoverschrijdend richting geven aan de sector waarbij de rol van de regering is om dit te faciliteren binnen een (te verantwoorden) financieel kader. De hulpverlingsector is geen autofabriek waar beknibbelen op tijd en ruimte nog zal leiden tot resultaten, daar begint het voor mij bij. Schep de ruimte om met mensen vanuit gelijkwaardigheid in dialoog te kunnen gaan en straal die gelijkwaardigheid als professional ook uit. Ik zal mijn steentje daartoe trachten bijdragen.

  • lucie evers

    Laten we eens benoemen wat de realiteit is. Binnen de jeugdhulpverlening (en de bredere sector) zit het vol van ‘rechts’ denkende mensen die (al dan niet met een redderscomplex) denken dat ze mensen en situaties gaan ‘repareren’ tot er een beeld is dat zij voor staan. Die werken vanuit zowel een ‘caritas’ als vanuit het individueel schuldmodel. Ik wil de jeugdwerkers niet te eten geven die werken vanuit het idee van de ‘mensenfabriek’ en ‘shifts’ gaan draaien. Als je doorvraagt kom je de meeste abjecte mensbeelden tegen, inclusief heel wat vooroordelen over ‘arme’ mensen. En daar moet je je dan tot verhouden als ‘hulpvrager’???? Zeker als je intellectueel meer vermogen hebt dan de hulpverleners, levert dat alleen maar problemen op. Laat staan dat die hulpverleners ‘politiserend’ gaan werken. Wat een terechte vraag is van Rudy. We zijn collectief gaan buigen voor een ‘rechts’ beleid…

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.