Spanningsvelden
In het landschap van zorg en ondersteuning, heeft vermaatschappelijking zich doorheen de jaren ontwikkeld tot een containerbegrip. In een poging orde te brengen in de verschillende betekenissen van vermaatschappelijking, wordt verwezen naar de meervoudigheid van dit begrip.Everaert, E., Vanempten, T. en Vanhaeren, M. (2015), ‘Vermaatschappelijking van zorg. De kracht van verandering of een holle slogan?’, Sociaal.Net, 14 september 2015; Steyaert, J. (2014), ‘De meervoudigheid van vermaatschappelijking’, De gids op maatschappelijk gebied, 11-16.
“Inclusief burgerschap moet het doel zijn.”
In deze bijdrage gaan we een stap verder. We nemen vermaatschappelijking kritisch onder de loep door stil te staan bij een aantal spanningsvelden. Deze spanningsvelden duiden op moeilijkheden waar zorgverleners, cliënten en hun informele netwerken dagelijks mee geconfronteerd worden.
Inclusief burgerschap als doel
Verschillende invullingen van vermaatschappelijking impliceren vaak uiteenlopende doelstellingen. Duidelijkheid over de na te streven uitkomsten van vermaatschappelijking zijn dan ook een eerste en noodzakelijke stap.
Vermaatschappelijking is enkel te verantwoorden als inclusief burgerschap het streefdoel is. Het doel is dan niet om mensen in maatschappelijk kwetsbare situaties aan te passen aan de samenleving, maar wel om te streven naar structurele veranderingen in die samenleving, met respect voor diversiteit.
Dat is niet evident. Want ondanks de huidige tendensen naar vermaatschappelijking van zorg en ondersteuning van mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie, stellen we vast dat vermaatschappelijking vaak beperkt blijft tot het fysieke aspect, het ‘aanwezig zijn’. Zelden leidt het tot inclusief burgerschap, het ‘deel uitmaken van’.
Deel uitmaken van
Inclusief burgerschap wordt gedefinieerd als “deel uitmaken van het dagelijkse leven in de samenleving, wat participatie in de sociale, economische, politieke, burgerlijke en culturele sferen inhoudt.”Lister, R. (2004), Poverty, Cambridge, Polity Press, 165.
Inclusief burgerschap is niet iets dat men zomaar kan bekomen door zich aan te passen aan een zogenaamde standaard van burgerschap. Het is een praktijk die vertrekt vanuit empowerment en een volwaardige bijdrage van alle burgers aan de samenleving. Centraal staat het deel uitmaken van een groter geheel.
Deze vorm van burgerschap bevat zowel een structurele als sociale component. Zo gaan huisvesting, werk en inkomen hand in hand met participatie en sociale inclusie. Beide componenten zijn afhankelijk van elkaar en beïnvloeden elkaar.
Informele netwerken
Dit inclusief burgerschap staat los van wie uiteindelijk de zorg of ondersteuning opneemt. Of we nu professionals dan wel mantelzorgers moeten inzetten, staat hier nog niet ter discussie.
Inclusief burgerschap valt dus niet samen met zorg in de samenleving die zoveel mogelijk wordt opgenomen door informele netwerken. Mensen in hun eigen leefomgeving ondersteunen om zich verbonden te voelen in de samenleving kan perfect met professionele hulp.
“De verenging van het begrip houdt een groot risico in.”
Toch vult de overheid vermaatschappelijking vaak in als zorg die zoveel mogelijk moet opgenomen worden door het informele netwerk van de cliënt. Denk hierbij aan de concentrische cirkels die een centrale plaats toebedeeld krijgen in het verhaal van Perspectief 2020.Everaert, E., e.a. (2015), ‘Perspectiefplan 2020. En hoe zit het dan met de wachtlijsten?’, Sociaal.Net, 19 mei 2015.
Die verenging van het begrip houdt een groot risico in, namelijk dat mensen hun recht op zorg niet langer gegarandeerd wordt. Mensen worden dan verplicht zelf verantwoordelijkheden op te nemen waar ze misschien niet voor kiezen of niet toe in staat zijn.
Het gevaar dat informele hulp bieden een verplichting wordt, is groot wanneer men zorg in en door sociale netwerken naar voor schuift als streefdoel van vermaatschappelijking. Doel en middel worden hier door elkaar gehaald en dat is niet zonder gevolgen.
Geen moreel dogma
Inclusief burgerschap mag ook niet als een moreel dogma opgelegd worden. Na te streven ideologie is dan het plooien van mensen naar de heersende waarden en normen in een samenleving.
Inclusie gaat over de mogelijkheid om deel te nemen aan de samenleving op een manier die zowel voor het individu als de groep betekenisvol is.Cobigo, V. e.a. (2012), ‘Shifting our conceptualization of social inclusion’, Stigma Research and Action, 2, 75-84.
Ten onrechte wordt inclusief burgerschap vaak vernauwd tot termen als productiviteit, activering, deelname aan gemeenschapsgerichte activiteiten en zelfstandig wonen.
Die invulling zien we bijvoorbeeld duidelijk terugkomen in Nederland. Daar verwacht men een bijdrage van de personen die ondersteuning krijgen. Door dat ‘voor wat, hoort wat’ principe, is het recht op zorg niet langer gegarandeerd en dreigen mensen nog meer uit de boot te vallen.
Individualisering
Al die valkuilen worden nog groter in een context van individualisering. Sociale en maatschappelijke participatie stelt dat men pas iemand is indien men deelneemt aan de samenleving. Maar kwetsbare mensen hebben een grotere kans op sociaal isolement. Zo glijden ze nog sneller af als tweederangsburgers.
“Valkuilen worden groter in een context van individualisering.”
Toch kunnen deze kwetsbare burgers pas deel uitmaken van de samenleving als de samenleving ook inzet op ‘ontvangen’.
Vermaatschappelijking met als doel inclusief burgerschap moet ook kijken naar de rol van de samenleving in het maken van een verdraagzame en gastvrije omgeving voor mensen in kwetsbare situaties.
Precaire zaak
De term vermaatschappelijking houdt een tegenstelling in. “Meer verbondenheid propageren als oplossing voor sociale problemen is een bijzonder precaire zaak. Individualisme is vaak het gevolg van maatschappelijke evoluties die we zelf niet hebben gekozen. Is het dan wel fair –fair in de zin van ‘juist’ of ‘rechtvaardig’– om de oplossing voor bepaalde problemen te zoeken bij deze entiteiten waarvoor de sociale omstandigheden nooit echt een keuze zijn geweest, laat staan dat ze ook bij machte zouden zijn deze omstandigheden eigenhandig om te zetten in een alternatief?”Devisch, I. (2014), ‘Vermaatschappelijking van… de maatschappij’, in De Vos, K., e.a. (red.), Handboek Integrale Jeugdhulp. Cahier 3. Vermaatschappelijking van de zorg, Brussel, Politeia, 13.
Steeds meer kijkt men naar de individuele burger om problemen zoals het gebrek aan sociale cohesie en sociale uitsluiting aan te pakken. Van de burger wordt verwacht dat hij verantwoordelijk is voor zichzelf en de anderen in de samenleving, én actief zorg draagt voor deze anderen.
“De burger moet zijn problemen zelf oplossen.”
Men verwacht een actieve invulling van burgerschap, waarbij de burger mee praat, denkt en zich handhaaft. Hij moet anderen aanspreken op hun gedrag indien dit niet overeenstemt met het dominante referentiekader binnen de maatschappij.
Burgerschap wordt zo eerder een beleidsconcept waarin de burger als instrument fungeert.Vanobbergen, B. (2014), ’Warm of koud? De vermaatschappelijking van de jeugdzorg is hot’, in De Vos, K., e.a. (red.), Handboek Integrale Jeugdhulp. Cahier 3. Vermaatschappelijking van de zorg, Brussel, Politeia.De functie die men toekent aan de burger om naast het meedraaien in een prestatiegerichte samenleving ook nog de zorg op te nemen voor mensen in hun netwerk is vaak een onhoudbare combinatie.De Dijn, H. (2013), ‘Vermaatschappelijking van de zorg. In welke maatschappij?’, in Weyns, W. e.a. (red.), Marktisme. Kritiek op het berekenende samenleven, Kalmthout, Pelckmans.
Wel klaar?
Ondanks deze risico’s en valkuilen kunnen we er niet tussenuit: individualisme vraagt om opnieuw meer werk te maken van verbinding. In die zin is er wel degelijk een actuele nood bij (kwetsbare) mensen in een moderne, prestatiegerichte en geïndividualiseerde maatschappij. Terecht zet sociaal werk hier op in vanuit eigen theorievorming en praktijkontwikkeling.
“Is de samenleving er klaar voor?”
Maar is de huidige samenleving wel klaar voor zo’n invulling van vermaatschappelijking?
Zoals al aangegeven, is de sociale integratie van personen in kwetsbare situaties niet evident. Denk bijvoorbeeld aan de huidige tendens in de geestelijke gezondheidszorg waarbij mensen met een psychische kwetsbaarheid plots een huis in de stad krijgen, ver weg van de ‘veilige’ omgeving van de psychiatrie. Het verhoogt het risisco op vereenzaming, misbruik en sociaal isolement.
Individueel en algemeen
Om effectief te komen tot inclusief burgerschap moet een samenleving ruimte creëren voor diversiteit. Naast fysieke integratie moet men ook sociale integratie ondersteunen.
Sensibilisering zal noodzakelijk zijn. Want de professional heeft zowel een opdracht op niveau van zijn individuele cliënt als op niveau van meer algemene en structurele elementen binnen de samenleving.
Het zal een belangrijke taak zijn van ondersteuners om op te komen voor de belangen van mensen waarmee ze werken. Als inclusief burgerschap een streefdoel is, dan moeten ze pleiten voor meer ruimte in de samenleving om ‘deel uit te maken’. Verbindend werken, beleidsbeïnvloeding en belangenbehartiging zijn dan cruciaal.
Zelfbepaling en emancipatie
Vermaatschappelijking erkent dat elke burger een volwaardige plaats heeft. De burger gaat dan, eventueel ondersteund door een hulpverlener, op zoek naar eigen netwerken die zijn volwaardige plaats in de samenleving mee vorm en inhoud geven.
Zorgafhankelijkheid wordt hiermee vermeden en de burger of zorgvrager wordt erkend in zijn mogelijkheden.
Zelfbepaling en emancipatie zijn begrippen die hiernaar verwijzen en veelal vooraan staan in de legitimering van ondersteuning aan mensen in maatschappelijk kwetsbare leefsituaties. Vermaatschappelijking bouwt hierop verder.
Wat als het niet lukt?
Als vermaatschappelijking tot gevolg heeft dat zelfbepaling en emancipatie versterkt worden, is dat positief. Maar wat als dat proces niet slaagt? Wat als er ondanks alle geleverde inspanningen toch geen nieuwe netwerken ontstaan of er van meer participatie geen sprake is?
Op zoek naar verklaringen voor dit falen, komt het individueel schuldmodel opnieuw dichtbij. Want in de context van een veranderende verzorgingsstaat kan dit discours ingezet worden om te wijzen op het feit dat de burger zelf verantwoordelijk is voor zijn welzijn.
Ons taalgebruik bevestigt die ontwikkeling. “Voor wie participatie niet lukt, hebben we stilaan een heel arsenaal aan gewelddadige begrippen uitgevonden: profiteurs, luieriken, illegalen, egoïsten, en bij uitbreiding en soms zelfs gewoon letterlijk, maar dan met nog meer cynisme: werklozen, bijstandtrekkers of zorggenieters.”Devisch, I. (2014), ‘Vermaatschappelijking van … de maatschappij’, in De Vos, K. e.a. (red.), Handboek Integrale Jeugdhulp. Cahier 3. Vermaatschappelijking van de zorg, Brussel, Politeia, 13.
“Hoe breder de kijk, hoe beter.”
Inclusief burgerschap mag dus niet ingesnoerd worden tot zelfredzaamheid, autonomie of arbeidsethos.Bryssinck D. e.a. (2015), ‘De ondersteuning van personen met een dubbele diagnose in Villa Voortman, een ontmoetingsplaats in de stad’, in Wittouck C. e.a. (red.), Handboek forensische gedragswetenschappen, Antwerpen, Maklu.Hoe breder de kijk, hoe beter.
Inclusief burgerschap kan men niet lostrekken van de sociale, economische, politieke, burgerlijke en culturele sferen in de samenleving. Dat vraagt om een bewustmakingsproces waarbij de overheid de verantwoordelijkheid neemt om structurele uitsluiting aan te pakken.
Recht op zorg
Bij vermaatschappelijking komt de nadruk steeds meer te liggen op de eigen kracht van de burger. De burger moet bij hulpvragen eerst zijn eigen netwerk aanspreken om ondersteuning te vinden.
Maar is deze inschakeling van eigen netwerken wel wenselijk en noodzakelijk om het doel van vermaatschappelijking, inclusief burgerschap, te realiseren?
Wanneer emancipatie op deze manier ingevuld wordt, blijft wie geen eigen netwerk heeft in de kou staan. Die selectie staat op gespannen voet met het principe om voor elke burger het recht op zorg te realiseren.
“Het recht op zorg moet gegarandeerd blijven.”
Vanzelfsprekend moet je aan de slag gaan met de sterktes van een persoon en zijn omgeving. Wat dat betreft valt er inderdaad heel wat te zeggen om af te stappen van het klassieke stramien waarbij de zorgverlener elke vraag beantwoordt met een verwijzing naar een professionele instantie.
Maar cruciaal is dat het recht op zorg ten allen tijde gegarandeerd blijft. Ook wanneer een sterk informeel netwerk ontbreekt of ervoor kiest om de zorg niet op zich te nemen.
Iedereen wint, toch?
De beleidsmatige keuze voor vermaatschappelijking wordt vaak geïnterpreteerd als het vermijden van dure professionele zorg. Zorgvragen worden in eerste instantie niet doorverwezen naar professionele instanties, maar worden zo veel mogelijk beantwoord binnen hun eigen context.
Van sociale professionals wordt verwacht dat ze samen met de zorgvrager op zoek gaan naar ondersteunende personen binnen het eigen netwerk. De omgeving participeert door de zorgvraag mee te beantwoorden.
De zorgvrager kan zo blijven participeren aan de samenleving in plaats van tijdelijk in een voorziening ‘geplaatst’ te worden. Iedereen wint, toch?
Keuzevrijheid
Zo simpel is dat niet. De verantwoordelijkheid van de zorg wordt zo doorgeschoven naar de gemeenschap, het informele netwerk van de cliënt en de burger. Bovendien is een belangrijk aandachtspunt de keuzevrijheid van mensen.
“Kan je de rol van mantelzorger weigeren?”
Dit spanningsveld stelt zich op scherp als het gaat om mantelzorg. Kan het informele netwerk de rol van mantelzorger weigeren?
De manier waarop de hulpverlening kijkt naar dit informeel netwerk is vaak heel tekenend. Omdat er een hechte band is met de zorgvrager wordt de naaste bijna per definitie gezien als diegene die het meest geschikt is om die zorg te bieden. Dat suggereert de morele verplichting om die ook te bieden.
Het vergt heel wat moed om de rol van mantelzorger te weigeren. Zeker binnen een samenleving die steeds meer beroep doet op mantelzorgers, gaat dit vaak gepaard met schuld en schaamte.
Meer dan relationeel werk
Indien de burger oplossingen zoekt en vindt in het eigen netwerk, kan men ervan uitgaan dat professionele ondersteuning niet meer nodig is. Maar dat klopt niet. Want de vraag blijft wat de rol is van de professional binnen de huidige evoluties naar vermaatschappelijking?
Een centrale taak van de professional is om ervoor te zorgen dat het denken in termen van recht en mensenrechten overeind blijft. Het risico bestaat dat aandacht voor mensenrechten als kader voor de zorg ondergesneeuwd geraakt door louter te focussen op relationeel werk.
Dat zet de poort open voor het wegknippen van de structurele en harde materiële kant van problemen. Armoede en sociale ongelijkheid laten zich niet louter vertalen in de vraag naar warme relaties, meer mantelzorg, eigen kracht en vrijwillig engagement.
Ze vragen een benadering waarbij problemen duidelijk worden geanalyseerd en blijvend in hun complexiteit geproblematiseerd worden.Roose, R. e.a. (2014), ‘Vermaatschappelijking van de zorg: zijn we ongerust genoeg?’, in De Vos, K. e.a. (red.), Handboek Integrale Jeugdhulp. Cahier 3. Vermaatschappelijking van de zorg, Brussel, Politeia.
Verbindende professional
De organisatie van onze samenleving veroorzaakt sociale uitsluiting. Zorg heeft dus niet alleen een individuele, maar altijd ook een structurele component.
Zorgverlening moet de zorg voor de cliënt steeds plaatsen binnen een context van sociale problemen die mee veroorzaakt worden door de samenleving. Zorgverlening die alleen inspeelt op de individuele problemen van zorgvragers miskent deze realiteit.
“De samenleving veroorzaakt sociale uitsluiting.”
Vermaatschappelijking mag de structurele component van sociaal werk niet verhullen. Sociale professionals kunnen vermaatschappelijking op een positieve manier belichten en ondersteunen – mits alert te blijven voor de valkuilen – door te vertrekken vanuit een ondersteuningsdenken.
Daarbij moet de aandacht gaan naar community-based ondersteuning. De professional moet de perspectieven van de zorgvrager en zijn netwerk centraal stellen. Hij moet zoeken naar krachten om deze te realiseren.
Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat de professional de nodige ondersteuning biedt om het recht op zorg te garanderen. De professional heeft hierbij een verbindende functie tussen personen, structuren en voorzieningen.
Aansluitend op deze principes, kan de overheid de verantwoordelijkheid voor zorg en hulpverlening niet afwentelen op de individuele burger, zijn netwerk of de samenleving. Het is de verantwoordelijkheid van een overheid om het recht op zorg altijd te garanderen.
Geen besparing
Vermaatschappelijking zorgt voor een besparing op professionele zorg. Het is een argument dat men durft te gebruiken. Dit klopt echter niet. Vermaatschappelijking is geen besparing.
“Het is geen besparing.”
Het doorvoeren van vermaatschappelijking zal bij aanvang meer middelen en tijd vragen. Koken kost geld: opleiden en coachen van hulpverleners, tijd investeren in netwerkopbouw van cliënten en organisatieveranderingen stimuleren om dit te verankeren.
Bovendien is ambulante hulpverlening niet per se goedkoper dan residentiële zorg. Meer nog, bij het doorvoeren van vermaatschappelijking zullen meer mensen met relatief kleinere zorgvragen in hun eigen omgeving ondersteund worden. De problematieken die binnen een residentiële setting behandeld worden, zullen daardoor relatief complexer zijn. Gevolg hiervan is dat het budget voor deze residentiële zorg zal toenemen.Demesmaeker, G. en Van Tongel, W. (2014), ‘Uitdagingen voor het professioneel handelen in de ontwikkeling van ‘community care’, in De Vos, K., e.a. (red.), Handboek Integrale Jeugdhulp. Cahier 3. Vermaatschappelijking van de zorg, Brussel, Politeia.
Assertief en kritisch
Vermaatschappelijking van zorg brengt heel wat spanningsvelden met zich mee. In de praktijk zal het voor de zorgvrager en zorgverlener zaak zijn om de spanningsvelden niet te omzeilen. Ze moeten benoemd en aangepakt worden als inherente elementen van het te lopen proces.
Dit vraagt om kritische professionals die de complexiteit van vermaatschappelijking van zorg in beeld houden en ter discussie te stellen.
Reacties [4]
Dat zorg en samenleving gekaapt worden door de economische ruimte is net de oorzaak van de verenging van het inclusief discours (inclusie als dwang, focus op economische participatie, …). Inclusief burgerschap is geen doel op zich (burgerschap is in se inclusief) , maar een middel om mensen zelf de plek te laten opnemen in de samenleving die ze willen en kunnen. Inclusie is niet alleen het recht van het individu maar ook een ethische plicht voor diverse samenlevingsstructuren. Via een inclusief perspectief verschuift de focus naar het zich bewust worden en wegwerken van uitsluitingsmechanismen, zodat het mogelijk wordt dat iedereen vorm kan geven aan het eigen leven, omgeving en samenleving. Ook vermaatschappelijking is slechts een middel … maar tot welk doel?
Qua psycholinguistiek zou dit een zeer mooie case kunnen opleveren. Het woord “inclusief” is iets dat van buitenaf wordt opgelegd, terwijl “participatie” vanuit het individu naar de groep toe geïnitieerd wordt. Extern versus intern bijna. Het gebod versus de wens. De quasi militaire insluiting tegenover de drang om mee te doen. Een vreemd evenwicht of twee verschillende magnetische polen? Misschien wordt het tijd om over aantrekkingskracht te praten. Die moet van beiden kanten komen. De woordkeuze bepaalt misschien de uitkomst?
Laten we nu ook wat inzichten opbouwen en delen hoe het met die ‘vermaatschappelijking’ echt loopt. Niet alleen de kleinere projecten die hoog inzetten op vermaatschappelijking en waar wellicht wel wat ‘goede’ praktijken te vinden zijn. Beter kijken we ook wat de effecten zijn van het reeds uitgaan van ‘vermaatschappelijking’. Als ik betreffende een actuele praktijk lees ‘dakloze klanten worden zo maximaal mogelijk naar het eigen netwerk toegeleid’ dan vrees ik dat men het ‘einddoel’ van vermaatschappelijking al voor waar aanneemt. Zeker als tegelijkertijd dat eigen netwerk als een deel van het probleem wordt gezien, niet alleen omdat het zelf kwetsbaar of ontoereikend is maar evengoed ingebracht kan worden als argumentatie om geen maatschappelijke hulpbronnen toe te kennen.
Mooie pas op de plaats, ook al blijft de container overeind: trend of hefboom, omarmen of afstand houden? Ook het wat vage besluit vraagt om een vervolg, trouwens: daar is die ‘kritische sociaal werker’ weer, die duikt tegenwoordig overal op, een container op zich. Een metafoor voor het onvermogen van het sociaal werk? Enfin, Must read. Knap artikel.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies