Pijnlijke stages
Wanneer ik verpleegkundige FatimaDit is een schuilnaam.via sociale media vraag of ze vaak slachtoffer is van racisme binnen de zorg, antwoordt ze meteen. Niet veel later zit ze tegenover me in een koffiebar. Ze vouwt drie volgeschreven A4’tjes open. “Zodat ik zeker niets vergeet.”
‘Tijdens een stage werd ik uit het niks op het matje geroepen omdat een patiënte een juweel en uurwerk kwijt was.’
Fatima vertelt hoe ze als tiener in het beroepsonderwijs geduwd werd. Hoe ze thuis met slaande deuren vertrok om in het ‘verre’ Antwerpen verpleegkunde te studeren. Hoe ze, ondanks haar achterstand, de beste punten haalde op theoretische vakken, maar in haar laatste jaar buisde op de praktijk. “Te weinig maturiteit, klonk het. Maar ik, het enige gekleurde meisje, een kind nog, werd geviseerd door een stagebegeleider.”
Hoewel het ondertussen al meer dan twintig jaar geleden is, staan sommige stages in haar geheugen gegrift. “In een woonzorgcentrum zat ik twee ouderen tegelijkertijd eten te geven. Ondertussen had iemand zijn gevoeg gedaan in de gang. In de verte hoorde ik de ene collega tegen de andere praten: ‘De (n-woord) zal dat wel opkuisen’. ‘Wie zou dat zijn’, vroeg ik me af. Ik zal nooit vergeten hoe die voetstappen – tok, tok, tok – mijn richting uitkwamen.”
Valselijk beschuldigd
Terwijl Fatima haar verhaal doet, lopen verleden en heden in elkaar over. “In de lagere school werd altijd naar ‘het Marokkaanse meisje’ gekeken als er iets gestolen was. Tijdens een stage werd ik uit het niks op het matje geroepen omdat een patiënte een juweel en uurwerk kwijt was. Ik beefde als een rietje. Daags nadien werd alles teruggevonden in de wasmand, maar excuses kreeg ik nooit. Collega-studenten vertelden nooit zulke verhalen over hun stages.”
Onlangs nog kreeg Fatima een oudere cliënte aan de lijn. De vrouw dacht een collega te spreken. Ze zei: ‘Fatima heeft mijn borstel gepikt.’ “Alles kwam terug. Maar toen ik mijn leidinggevende daarop aansprak, wimpelde ze me af. Maakte ik me echt druk over een oud vrouwtje dat klaagde over een borstel? Ik was beschuldigd van diefstal! Dat zijn littekens die niemand ziet, maar die ik altijd meedraag.”
Als ze terugblikt op haar traject, is er slechts één plek waar ze zich echt veilig voelde, vertelt Fatima: als operatieverpleegkundige in een team met een internationale arts. “Die man had in het buitenland gestudeerd. Bij hem en zijn collega’s draaide het niet of kleur of afkomst, maar om competenties.”
Interims
Twee uur later heeft Fatima alles verteld. Uitgebraakt haast. Hoe verpleegkundigen van kleur telkens de gaten mogen opvullen in de planning. Hoe opvallend anders een anesthesist zich in operatiekamers gedroeg bij witte patiënten en patiënten van kleur: “De eerste groep werd zachte dromen toegewenst, de andere werd verdoofd als dieren.” Hoe ze haar opleidingen zelf betaalt, terwijl collega’s aangemoedigd worden door te groeien.
‘Er is slechts één plek waar ze zich echt veilig voelde: als operatieverpleegkundige in een team met een internationale arts.’
“Misschien was ik wel het gelukkigst toen ik als interim werkte”, besluit ze. “Ik zie het nu zelf: de enige collega’s van kleur zijn vaak interims of zelfstandigen. ‘Je bent gek’, zeggen ze me weleens. ‘Ga toch freelance aan de slag. Dan hebben ze jou nodig en hoef jij niet ongelukkig te worden van al die onzin.’ Wellicht hebben ze gelijk.”
Ze kijkt op. Met een glimlach. Want ze heeft best vaak gelachen tijdens ons gesprek. Soms oprecht, soms uit ongeloof of ongemak. “Terwijl ik dit aan jou verteld heb, dacht ik vaak: is het écht zo gebeurd? Hallucinant toch?”
‘Mijn boy’
Wanneer ik thuisverpleegkunde YassinDit is een schuilnaam.contacteer, klinkt het dat het wel meevalt met dat racisme. Maar vervolgens somt hij het ene voorval na het andere op.
Patiënten die door hem niet gewassen willen worden, die opzichtig schrikken wanneer hij voor de deur staat, die in zijn bijzijn racistische onzin verkondigen. “Een keer ben ik echt kwaad geweest, toen een vrouw me verwelkomde met de woorden: ‘Hier is mijn boy, zie!’”Een koloniale verwijzing naar zwarte mensen die voor witte ‘meesters’ als ‘huisbediende’ werkten.
‘Patiënten die me ooit met wantrouwen ontvingen, trakteren me nu op koffiekoeken.’
Toch is het voor Yassin dubbel. “Patiënten die me ooit met wantrouwen ontvingen, trakteren me nu op koffiekoeken.” Onder collega’s is de dubbelzinnigheid niet anders. “Sommige collega’s geven af op patiënten met Roma-afkomst of klagen over het Nederlands van patiënten. Maar op andere momenten nemen bepaalde collega’s het wel voor me op.”
Hoewel hij probeert om het zich niet te veel aan te trekken van dat sluipende racisme – “ouder worden zeker?” – kan hij niet anders dan bewust zijn van zijn positie. “Als mensen me vragen om even hun identiteitskaart uit hun portefeuille te nemen, zal ik dat nooit doen.” Hij denkt even na. “Went dat ook niet, racisme?”
Diverse teams
De ervaring van sociaal verpleegkundige NadiaDit is een schuilnaam.is tegenovergesteld aan die van Yassin. Haar verhaal laat zich niet vertellen in dagelijkse voorvallen. “Ik ben altijd heel voorzichtig met het woord racisme”, zegt ze. “Ik voel me Vlaming onder de Vlamingen. Ik heb een Vlaamse echtgenoot, Vlaamse vrienden.”
‘Door mijn Marokkaanse achtergrond heb ik nooit dezelfde kansen gekregen.’
Ze wil, benadrukt ze, dan ook niet gezegd hebben dat alle Vlamingen racisten zijn. “Maar als ik vandaag terugblik op mijn carrière, moet ik concluderen dat ik door mijn Marokkaanse achtergrond nooit dezelfde kansen heb gekregen. Vanaf een bepaald moment was ik op de werkvloer geen Vlaming meer, maar een migrant.”
Het begon nochtans goed, als verpleegkundige in een OCWM-rusthuis. “Bij cliënten en personeel voelde ik een veilige mix van mensen. Je hebt een divers team nodig om racisme niet te laten gedijen.”
Onzichtbare grens
Toen Nadia de overstap maakte naar een privé-organisatie in de gehandicaptenzorg, liep het fout. “Ik werd medisch verantwoordelijke. Ik zat op beleidsniveau, maar…” Ze doet alsof ze schrikt. “Wat deed ik daar eigenlijk?! Het leek alsof ik een onzichtbare grens overgestoken had. In de lagere echelons zijn we welkom, maar toch niet op de plaats waar vergaderd wordt!”
‘In de lagere echelons zijn we welkom, maar niet op de plaats waar vergaderd wordt!’
“Ik heb me kapot gewerkt, werd geapprecieerd door cliënten, maar van collega’s in beleidsfuncties heb ik nooit iets gehoord. In al die tijd dat ik er gewerkt heb, is er op geen enkel moment intervisie geweest. Ik zat op een eiland. Ik kon alleen ventileren bij externe partners of huisartsen van cliënten.”
Het deed haar fundamenteel twijfelen. Over zichzelf vooral. Elke dag opnieuw. “Vinden ze mij niet goed genoeg? Gaat het om mijn competenties of speelt er iets anders? Ik kan haast niet anders concluderen dan dat het het tweede is. Het is ook zo subtiel.”
Opnieuw beginnen
Naar racisme in de zorg wordt weinig onderzoek gedaan. Vaak blijft het bij anekdotiek. Maar de getuigenissen van Fatima, Yassin en Nadia stemmen overeen met de resultaten van ‘Is iedereen welkom?’, een rapport uit 2020 in opdracht van het Agentschap Zorg en Gezondheid.
Voor onderzoek naar cultuursensitieve zorg in de residentiële ouderenzorg ondervroeg onderzoeker Saloua Berdai Chaouni medewerkers met etnisch-diverse achtergrond. De conclusie: “Alle deelnemers getuigden dat racisme aanwezig is.”
‘Ik ben een zwarte vrouw en moslima. Die passen in het hokje poetsvrouw. Die kunnen toch geen huisarts zijn?’
Racisme gaat echter verder dan woonzorgcentra, en overkomt uiteraard niet alleen zorg- en verpleegkundigen. Dokter Fatou Touré, huisarts in Anderlecht, kan er over meepraten. “Ik ben een zwarte vrouw en moslima. Die passen in het hokje poetsvrouw. Die kunnen toch geen huisarts zijn?”
Het begon eigenlijk al bij de start, toen Touré zich in België vestigde. Ze was na een opleiding van acht jaar afgestudeerd aan één van de beste universiteiten van West-Afrika en had al enkele jaren als huisarts op de teller. Maar haar diploma werd niet erkend. Na een test stelde de Vlaamse Interuniversitaire Raad haar niveau gelijk aan dat van een vijfdejaarsstudent.
“Hoewel ik een diploma en CV kon voorleggen, moest ik opnieuw drie jaar studeren en twee jaar stage doen. Terwijl het niveau in Senegal niet lager ligt, en ik er net veel meer stage had gedaan.”
Buitenaards wezen
Tijdens haar stages in ziekenhuizen voelde Touré zich als “een buitenaards wezen”. “Een ziekenhuismedewerker die ik nog nooit gezien had, sleurde me plots mee naar de kleedkamer omdat ik ‘zoals alle verpleegkundigen een witte broek aan moest’. Toen een collega aangaf dat ik arts in opleiding was, kreeg ik zelfs geen sorry. Hij keurde me geen blik waardig.”
‘Hoewel ze in meerdere ziekenhuizen stage deed, zag ze nergens een zwarte arts.’
Het zijn vaak de blikken die het hem doen. “Sommigen mensen in het ziekenhuis zeiden letterlijk: ‘Sorry, ik had niet verwacht dat u dokter bent.’ Anderen deelden hun dedain met hun ogen: ‘Wat doe jij hier? Arts worden? Alsof jij daarin kan slagen.’”
Het was vooral een eenzame strijd. Hoewel ze in meerdere ziekenhuizen stage deed, zag ze nergens een zwarte arts. Wel aanwezig: witte dokters die graag commentaar geven op dé zwarte patiënt die de taal niet begrijpt, snel boos wordt en toch zo moeilijk doet.
“Bottom line: als zwarte patiënten ziek zijn, is het hun eigen schuld”, aldus Touré. “Net omdat ik al die dokters hoorde zeuren over waarom zwarte patiënten hun medicatie niet nemen of behandelplan niet volgen, schreef ik mijn thesis over cardiovasculaire risico’s bij mensen met roots in Sub-Sahara Afrika.”
Extreme voorbeelden
Nadat ze voor de tweede keer afgestudeerd was, ging dokter Touré eerst aan de slag in een Gents Wijkgezondheidscentrum. “Daar was de sfeer gelukkig totaal anders dan in de ziekenhuizen. Vaak zit het probleem in de hiërarchie.”
‘Er zijn patiënten die na een consult meteen naar een collega gaan. Ze hebben geen vertrouwen in mijn oordeel.’
Maar al was ze er veiliger, toch bleef ze ook in het wijkgezondheidscentrum niet gespaard van racisme. “Ik kan wel wat extreme voorbeelden geven”, zucht Touré. “Zo was er een patiënte die na haar consultatie meteen naar het onthaal ging. Haar boodschap: ze wilde niet meer bij die (n-woord) ingepland worden.”
“Maar je moet je ook niet blindstaren op die flagrante verhalen. Vaak is het veel geniepiger. Zo zijn er ook patiënten die na een consult meteen naar een collega gaan. Ze hebben geen vertrouwen in mijn oordeel, maar komen dan met smoesjes aanzetten als: ‘ik verstond de dokter niet zo goed.’”
Klacht indienen
Bij dokter Touré horen we voor het eerst dat ze écht steun kreeg van collega’s. De vrouw die niet geholpen wilde worden, kreeg geen gehoor en schreef zich uit bij het wijkgezondheidscentrum. “Na een ander extreem voorval overtuigde een collega me om klacht in te dienen bij de huisartsenvereniging.”
‘Racisme doet pijn. Het maakt je verdrietig en boos.’
Dat deed ze, voor één keer. Maar meermaals laat de huisarts zulke voorvallen passeren. “Racisme doet pijn. Het maakt je verdrietig en boos. Maar je weet ook wat de reactie zal zijn, als je het ter sprake brengt. Je zeurt! Het is zo erg toch niet! (Ironisch) Moeten we het nu wéér over racisme hebben? Wil je niet in een negatieve spiraal van frustratie terechtkomen, moet je je harnas aan. Je zwijgt om jezelf te beschermen.”
Toch stond ze erop deze getuigenis te geven. “Om te tonen dat het gebeurt. En om te tonen dat ook zwarte mensen hun plaats hebben in dit land. Al is het dubbel, hé. Want we moeten dat niet tonen. We moeten ons niet extra bewijzen of verontschuldigen voor wie we zijn.”
Structureel racisme
Het is, zoals dokter Touré aangeeft, verleidelijk om te focussen op de extreme voorvallen. Om die weg te zetten als een individueel probleem. Als een uitval van een racistisch, demonisch figuur – de uitzondering. Maar veel belangrijker is om naar de subtielere vormen te kijken. Om de structurele lijnen in het verhaal te zien.
Dat een patiënt niet geholpen wil worden door een zorgverlener van kleur, is schadelijk. Maar giftiger is het wanneer daar niet op gereageerd wordt. Wanneer daar geen plan van aanpak voor is. Wanneer zorgverleners getuigen dat ze niet gehoord worden door collega’s en afgewimpeld worden door leidinggevenden. Wanneer ze zelf beseffen dat ze niet kunnen doorgroeien. Wanneer ze in een diverse samenleving leven, maar in heel homogene, onveilige teams werken.
Het feit dat alle verpleegkundigen alleen anoniem willen getuigen, is veelzeggend. Het is tekenend dat alleen dokter Touré aangeeft zich echt gesteund te voelen door collega’s. Nadia en Fatima lachen de vraag of ze racisme met collega’s kunnen bespreken spontaan weg. “De enige met wie ik dat kan bespreken is mijn therapeut”, aldus Fatima.
Een taal vinden
Terwijl dokter Touré haar harnas optrekt en positief probeert te blijven, zegt verpleegkundige Yassin: “Iedereen die me niet moet, kan de boom in.” Verpleegkundige Nadia twijfelt dan weer hoe ze met haar verhaal moest omgaan. “Ik had in de gehandicaptenzorg een collega met hoofddoek”, vertelt ze. “Ze was goed voor alle mogelijke taken. Toen ze dat eigenlijk besefte, zei ze me: ‘Ik ga diëtiek studeren en alleen nog voor ‘mijn volk’ werken.’”
‘Ik ga diëtiek studeren en alleen nog voor ‘mijn volk’ werken.’
Nadia zucht. “Het doet pijn om te zeggen, maar ik vrees dat ook ik die weg opga. Ik zal een opleiding gezondheidspromotie volgen en wil me eerst focussen op de mensen die elders gepasseerd worden: mensen met migratieachtergrond, nieuwkomers, vluchtelingen.”
Fatima twijfelt als ze het antwoord van Nadia hoort. “Is dat ook niet hard? Moeten we niet blijven vechten? Ben ik dat ook niet verplicht aan mijn kinderen? Ik wil racisme bespreekbaar maken, al weet ik niet hoe. Dàt is het moeilijkste: een taal vinden. Maar mijn job opgeven: neen. Het is mijn passie, mijn identiteit. Zonder ben ik niets.”
Onbehaaglijk?
In het rapport ‘Is iedereen welkom’ staat het volgende te lezen: “De aanwezigheid van racisme is niet nieuw, toch is er weinig animo om expliciet te werken aan racisme binnen de actieplannen.” En ook: “Het thema wordt als ‘onbehaaglijk’ ervaren, en krijgt bijgevolg niet de aandacht die het nodig heeft. Daardoor reproduceert het diversiteitsbeleid vaak waar het eigenlijk aan zou moeten werken.”
Dit artikel was geen speurtocht naar zo’n heftig mogelijk verhalen. Iedereen die we aanspraken, ging gewoon rustig in gesprek. Verhalen werden niet aangedikt, eerder afgezwakt. Je kan slachtoffers van racisme echter niet eindeloos blijven vermoeien en kwellen met vragen naar pijnlijke getuigenissen en trauma’s.
Als gesprekken over racisme door samenleving, collega’s of leidinggevenden als onbehaaglijk ervaren worden, is dat vooral een vorm van lafheid. Een ongemakkelijk gesprek is hooguit… ongemakkelijk. Afgewezen worden om wie je bent, hoe je eruit ziet of wat je gelooft, is daarentegen traumatisch en ziekmakend. Of zoals psychologe Birsen Taspinar zei: “Racisme laat bij elk slachtoffer een wonde achter.”
Reacties [5]
Als schoonmoeder van een vrouw met Marokkaanse roots kan ik er ook over meespreken: op de tram, in de kinderopvang als ik met haar en de kinderen samen ben.. Ze nam de beslissing om een opleiding kinderbegeleider (toch een grote nood niet?) te stoppen omwille van racisme op de stageplaats (mocht altijd poetsen, toezicht als de anderen aten, verschillende houding als de verantwoordelijke er was enz). Ze hield de eer aan haarzelf en dacht er niet meer aan in de kinderopvang te gaan werken. Jammer toch. We kunnen het niet genoeg aan de kaak stellen en de vele voorbeelden kunnen eyeopeners zijn.
Afgewezen worden om ( geloofs)overtuigingen speelt toch bijna overal en bij iedereen een rol? Het is de basis van ( al dan niet) constructieve meningsverschillen (en vormen van ‘groepen’ met eenzelfde overtuiging bv. Religie, politiek, klimaat, ….) Uitgesloten worden op basis van kleur, leeftijd, geslacht, afkomst etc…. is mi. de kern v discriminatie. Het zit inderdaad vaak in de hiërarchie die zichzelf ‘in stand’ wil houden. De ‘ beteren’ versus ‘de minderen’ is een vaak onbewust maar geniepig patroon. (Door prestatiecultuur – en ja veelal door overtuigingen daarover- gefaciliteerd…)
idd, de realiteit is helaas zo. zowel bij vrouwen als bij mannen. we moeten ons extra bewijzen om hetzelfde behandeld te worden als onze blanke collega’s. lekker fout, maar hoe ga je er mee om, op een opbouwende manier?
Kinderen van ouders in detentie …
Kinderen van ‘gevallen sterren’ …
Kinderen van …
Ook voor mij was het moeilijk.
Ontelbare keren ben ik van werkplek veranderd wanneer aan het licht kwam wie mijn ouders zijn …
Ja ik woon en werk in mijn geboortestad … de stad waar mijn ouders dingen deden die de wet niet toelaat …
Iedere vorm van exclusie is laakbaar. Heel fijn dat jullie het in het artikel “Racisme in de Zorg” opnemen voor collega’s met een migratie-achtergrond.
Graag zou ik in sociaal.net ook eens een artikel lezen dat handelt over ervaringen omtrent exclusie van “oudere werknemers” op de social profit werkvloer.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies