Spetterende uitwisseling
Op een zonnige vrijdagochtend, tussen twee coronagolven in, kwamen zeven praktijkwerkers bij elkaar in de lokalen van Socius, steunpunt sociaal-cultureel werk, in Brussel.
Zeven sociale professionals uit zeven verschillende organisaties debatteerden over politiserend sociaal werk. Hoe geven zij dat vorm? Waar botsen ze op? Daarbij passeerden heel wat voorbeelden de revue. Quasi al die voorbeelden gingen over de coronacrisis. Het zegt iets over de impact van deze pandemie op de mensen met wie sociaal werkers aan de slag gaan.
‘Reflectiemomenten als deze zijn belangrijk en inspirerend. Samen nadenken en ontwikkelen geeft voeding. Moeten we meer doen!’
Voor een redacteur is het een privilege om zo’n rondetafelgesprek te mogen leiden. Je voelt het engagement, de zin voor experiment en de hoop op een betere samenleving. Eigenlijk was dit gesprek niets anders dan een drie uur durende, spetterende uitwisseling over het belang van sociaal werk. Zo’n gesprek geeft energie!
Dat was ook zo voor de deelnemers. Praktijkwerkers die met elkaar vrijuit praten over hun job, ervaringen uitwisselen en ideeën toetsen zonder dat ze moeten toewerken naar een gezamenlijke conclusie of standpunt: het is voor velen een verademing. “Reflectiemomenten als deze zijn belangrijk en inspirerend”, zei één van de deelnemers achteraf. Een andere sociaal werker vulde aan: “Samen nadenken en ontwikkelen geeft voeding. Moeten we meer doen!”
Dit rondetafelgesprek is deel van een groter geheel. Binnen het kader van Sterk Sociaal Werk lanceert Socius immers een heel dossier over politiserend sociaal werk. Het boek ‘Publiek gaan! Politiserend handelen in het sociaal werk‘ is daar een onderdeel van. In dit boek vind je als werker niet alleen een handelingskader, maar ook opinies en getuigenissen over politiserend sociaal werk. Een aanrader!
Burgerinitiatief in Hasselt
Ons rondetafelgesprek werd opgebouwd aan de hand van zeven uitgebalanceerde stellingen. Die hadden we vooraf mooi uitgezocht en aan alle praktijkwerkers bezorgd. Maar al snel werd duidelijk dat dit niet werkte. Daarom hebben we die vastgelegde structuur losgelaten en ons overgegeven aan de drive, overtuiging en goede vibes van deze praktijkwerkers.
Een van die sociaal werkers met een enorme drive is Musti Onlen. Deze geëngageerde jongeman is oprichter, coördinator en inspirator van vzw Homie, een burgerinitiatief voor dak- en thuisloze jongeren in Hasselt. Homie vzw zorgt voor bed, bad, brood en begeleiding voor jongeren in caravans en bij gezinnen.
‘Ik voel geen schroom om te mailen naar een diensthoofd, directeur, burgemeester of minister. Je moet soms rebelleren en activisme tonen.’
Volgens Musti is politiserend werken de grote uitdaging voor het sociaal werk: “Wij praktijkwerkers zijn de tentakels van de samenleving. Wij zien en weten heel goed waar mensen tegenaanlopen, en moeten daarmee aan de slag. Alleen krijgen sociaal werkers vaak niet de ruimte om politiserend te werken.”
“Bij Homie vzw is dat anders. Als coördinator maak ik hiervoor ruimte. Het is mijn taak om aan te kaarten welke regels, wetten en beleid de situatie van deze jongeren blokkeren. Thuisloze jongeren hebben geen vakbond of belangenorganisatie, hun stem wordt weinig of niet gehoord. Het is mijn drive om dat te veranderen.”
“Hoe ik dat doe? Ik probeer de problematiek van dakloze jongeren zichtbaar te maken. Soms zoek ik de media op of sensibiliseer ik buurtbewoners. Een andere keer deel ik een bericht via sociale media. Ik voel ook geen schroom om te mailen of te bellen naar een diensthoofd, directeur, burgemeester of minister. Je moet soms rebelleren en activisme tonen.”
Gebaseerd op feiten
Musti benadrukt dat hij daarbij altijd vertrekt van feiten: “Onze grieven zijn altijd gebaseerd op de leefsituatie van de jongeren. Vaak is het een opeenstapeling van feiten die ervoor zorgen dat je niet anders kan dan een signaal te geven. We doen dat nooit zonder meer. Je moet goed nadenken over je boodschap, strategie en aanpak.”
‘Je moet nadenken over je boodschap, strategie en aanpak.’
Een voorbeeld maakt duidelijk hoe hij bij Homie vzw die politieke rol invult. “Tijdens de eerste lockdown konden jongeren die een werkstraf kregen, nergens terecht om die uit te voeren. Toch bleven justitie-assistenten hameren op de vastgelegde timing en termijn. Eén van onze jongeren moest hierdoor bijna naar de gevangenis. Toen ben ik kwaad geworden. De kracht van sociale media, in combinatie met intens getelefoneer, kon uiteindelijk het onheil voorkomen. Uiteindelijk hebben nog andere jongeren hun werkstraf ook uitgevoerd bij ons”, vertelt Musti niet zonder trots.
Wijkgezondheidscentrum in Leuven
Eenzelfde drive en engagement voelen we bij de ervaren Sylvia Hubar. Sylvia is sociaal werker in het wijkgezondheidscentrum Ridderbuurt in Leuven en lector sociaal werk aan hogeschool UCLL: “Ik ben blij met de aandacht voor politiserend sociaal werk. Het is een taak die nog te weinig aandacht kreeg.”
‘De verhalen over al die uitsluitingsmechanismen wakkeren enorm veel aan. Je kan niet anders dan daar iets mee doen.’
“Ik heb de stiel geleerd in het buurtopbouwwerk in Antwerpen. Daar kan je je niet verstoppen als sociaal werker. Daar zitten mensen aan je lijf te trekken. Ze kloppen bij je aan met hun kleine en grote problemen. De verhalen over al die uitsluitingsmechanismen wakkeren enorm veel aan. Je kan niet anders dan daar iets mee doen.”
“Voor goed politiserend werk is reflectie belangrijk. Wat is de juiste strategie? Soms moet je iets publiek maken. Een andere keer zit je beter rond de tafel met een beleidsmaker of steek je je energie best in de opmaak van een cijferdossier. In ons wijkgezondheidscentrum houden we voortdurend in de gaten of we met de issues die we tegenkomen iets kunnen doen. Duiken er gelijkaardige verhalen op? Kunnen we iets leren? Maken we er een speerpunt van?”
“Het is belangrijk om daarbij de mensen over wie het gaat niet uit het oog te verliezen. Ik werk vaak met hun concrete verhalen. Beleidsmakers kennen de wereld niet van de mensen waarmee wij werken. Ook mijn buren en familie kennen die verhalen niet. Het is een onbekende maatschappelijke realiteit. Als sociaal werker is het mijn plicht om vanuit die leefwereld te vertrekken en acties altijd samen op poten te zetten.”
Sociaal-cultureel werk in Brussel
Vertrekken vanuit de leefwereld en de verhalen van mensen, dat is de basis van goed politiserend sociaal werk.
Najila Aloui werkt als sociaal-cultureel werker bij Avansa Citizenne in Brussel. Zij organiseert activiteiten voor volwassenen en mikt daarbij op burgers die het gewone verenigingsleven moeilijk of niet bereikt. Dat is de keuze van Avansa: zorgen dat mensen die nu niet of minder gehoord worden, toch een stem krijgen en gezien worden in de samenleving.
‘Je kan niet anders dan vertrekken vanuit de leefwereld van de mensen met wie je werkt.’
Najila herkent zich in de getuigenissen van Musti en Sylvia: “Als sociaal werker kan je niet anders dan vertrekken vanuit de leefwereld van de mensen met wie je werkt. Het heeft geen enkele zin om het anders te doen. ‘Alles wat je voor mij doet zonder mij, doe je tegen mij.’ Deze wijze woorden van Mahatma Gandhi zijn helemaal correct. Je kan maar slagen als je acties zijn ingebed in wat er leeft. Nabijheid is de motor van politiserend werken.”
Open jeugdwerk
Toon Vanotterdijk was in zijn jonge carrière al jeugdwerker in Antwerpen en Hasselt. Nu werkt hij bij Formaat vzw. Toon ondersteunt in zijn dagelijkse praktijk jeugdwerkers, jeugddiensten en lokale overheden bij hun jeugdbeleid.
Hij bevestigt: “Politiserend werken dat niet vertrekt vanuit je doelgroep is gedoemd om te mislukken. Stel dat ik bij een lokaal bestuur iets verkondig zonder dat dit gedragen is door jongeren. Waar ben ik dan mee bezig?”
‘Ik kan aan jongeren tips geven over hoe politiek werkt en hoe je best je punt maakt.’
“Veel lokale overheden vragen onze ondersteuning omdat ze de jongeren uit hun gemeente niet vertrouwen. Wij gebruiken dan onze status om net hetzelfde te zeggen als de jongeren. Ik vind onszelf daarom vaak overbodig, al hebben wij het voordeel dat we weten hoe beleid in zo’n dorp of stad gemaakt wordt. Ik kan aan jongeren tips geven over hoe politiek werkt en hoe je best je punt maakt.”
Toch is ook hij wel eens vastgelopen op een beleidsbeslissing: “In de periode van de eerste lockdown werkte ik voor de jeugddienst in Hasselt. In de stad is er een groot openlucht skatepark. Perfect om tijdens de lockdown te skaten. Toch besliste de stad dat er maximaal twintig jongeren tegelijk konden skaten. Er kwamen hekken en onze jeugddienst moest het park controleren.”
“Voor de eerste keer in mijn carrière heb ik gezegd: dat doe ik niet. Het was gewoon een domme beslissing. Mijn njet is mij niet in dank afgenomen. Ik stond toen op de loonlijst van de stad en dat beperkt je bewegingsruimte. Maar ik vond toch dat ik die klap moest opvangen.”
Politiserend werken in het OCMW
Als ambtenaar politiserend werken is inderdaad niet vanzelfsprekend. Het is een complex spagaat tussen durf en loyauteit. Dat erkent ook Ümit Karanfil. Hij is naast teamcoach van Dienst Werk en Activering bij de stad Gent, ook praktijklector sociaal werk en voorzitter van de Federatie van Vlaamse OCMW maatschappelijk werkers.
‘Hoe krijg je als sociaal werker het mandaat om kritisch te zijn zonder dat je meteen aanzien wordt als deloyaal?’
“Als ambtenaar word je al snel gefilterd door de eigen, interne hiërarchie. Dat is geen waardeoordeel, wel de realiteit. Er is een onuitgesproken maar wel dominante verwachting dat je niet zomaar het publieke debat betreedt als je dat vooraf niet hebt uitgeklaard.”
“Het is voor veel sociaal werkers binnen de OCMW’s en lokale besturen een zoektocht om te kijken hoe ze ervaringen uit hun werkpraktijk kunnen vertalen naar een signaal of beleidsaanbeveling. Momenteel hebben maatschappelijk werkers in de OCMW’s daar tijd, ruimte noch het mandaat voor. Ik vind dat een grote uitdaging: Hoe krijg je als sociaal werker het mandaat om kritisch te zijn zonder dat je meteen gezien wordt als deloyaal?”
Armoede in Brugge
Voor sociaal werker en fotograaf Femke den Hollander ligt het verwerven van dat mandaat iets makkelijker: het is haar job om politiserend te werken. Ze was eerder al jeugdwelzijnswerker, vormingswerker en hulpverlener. Sinds vijf jaar is ze preventiewerker bij Centrum Algemeen Welzijnswerk Noord-West-Vlaanderen. Ze focust in haar politiserend werk sterk op de stad Brugge.
‘Het stadsbestuur luistert als wij de alarmbel luiden.’
“In Brugge is er een armoede-adviesraad waarin hulpverlening, sociaal-cultureel werk, verenigingen waar armen het woord nemen, stad en OCMW samenwerken. Samen met armoedevereniging Wieder neem ik in dit overleg vaak de rol op van aanjager. Goed aanjagen is nodig, vinden wij. Door samen te werken zijn we krachtiger en hebben we invloed op de agenda en op de geesten.”
“Ik heb het gevoel dat het stadsbestuur wel luistert als we de alarmbel luiden. Brugge lijkt een rijke stad maar de groep mensen die niet rondkomen is groot. Het bestuur is niet altijd mee met hoe mensen soms leven en overleven. Daarom moet je, als de nood hoog is, beleidsmakers durven aanspreken. Tijdens de coronacrisis heeft dat uiteindelijk goed gewerkt.”
Niet alleen maar anti
Femke den Hollander is rechttoe rechtaan. Dat was ze tijdens deze rondetafel, dat is ze ook bij beleidsmakers: “Ik krijg wel eens de opmerking dat ik niet de geëigende paden bewandel. Maar ik ben geen ambtenaar. Ik ben ook niet tegen de stad of het stadsbestuur, integendeel. Ik draag Brugge een warm hart toe. Het is dus niet vanuit een veroordeling dat ik problemen aankaart.”
“Het is wel een dunne lijn. Het is mijn rol om luis in de pels te zijn, maar te veel bijten is niet goed. Waar de lijn precies ligt, is niet altijd helder. Maar als je de lijn overschrijdt, word je ervaren als irritant. Ik let er daarom op dat ik vertrek vanuit samenwerking. Ik help beleidsmakers nadenken. Dat beoog ik ook met mijn fotobeelden: mensen doen nadenken.”
Wat is succesvol?
We zijn halfweg het rondetafelgesprek en zowat iedereen aan tafel knikt hard mee met de woorden van Femke. Ze zijn blijkbaar heel herkenbaar. Musti: “Een signaal of actie hoeft niet altijd hard, dwingend of fel te zijn. Je wil als sociaal werker impact hebben, niet alleen bij je cliënten, ook in de samenleving. Als je dingen constructief benoemt, wordt het door de tegenpartij vaak warmer onthaald.”
‘Ik ben activistisch in mijn ideeën, maar realistisch in mijn strategie.’
Ümit vult graag aan: “Ik ben activistisch in mijn ideeën, maar realistisch in mijn strategie. Als ik in dialoog ga met een beleidsmaker vertrek ik niet van de gedachte dat ik hem ga overtuigen. Je presenteert je overtuiging en je luistert naar de andere. Je probeert elkaar te vinden. Ik denk dat je zo meer bereikt dan dat je vanuit een activistische houding je eigen gelijk naar voren blijft schuiven. Als de tegenpartij dat ook doet, zit je binnen de kortste keren in een patstelling. Ik geloof in een oplossingsgerichte strategie, daar hebben cliënten het meest baat bij.”
Sylvia onderstreept toch het belang van activisme: “We moeten als sociaal werk durven kwaad zijn, durven betogen en durven reageren. Niet vergeten, wrijving zorgt ook voor glans. Maar naast die boosheid en dat wrijven moeten we ook sterke dossiers schrijven, wetenschappelijk onderzoek steunen, volksvertegenwoordigers aanspreken en overleggen met ministers.”
We hebben meer plaatsen van hoop nodig
Naast samenwerken en ageren, is het creëren van plaatsen van hoop een andere politiserende strategie. In vakjargon heet dit prefiguratief werken. Het zijn plekken waar mogelijke alternatieven vorm krijgen. Vaak zijn het kleinschalige experimenten of projecten die tonen dat het anders kan. Af en toe groeit zo’n pionierswerking uit tot een compleet nieuwe sociaalwerkpraktijk.
‘Je kan enkel dingen veranderen als je toont dat het anders kan.’
Thibault Geerardyn werkt als projectmanager bij Rikolto, het vroegere Vredeseilanden. Hij begeleidt lokale overheden in het opzetten van een voedselstrategie, samen met landbouwers, bedrijven, scholen, burgers en het middenveld.
Thibault heeft geen sociaalwerkachtergrond maar luistert geboeid mee. Regelmatig wisselt hij blikken van herkenning uit. Zo ook bij de vraag of het creëren en tonen van alternatieven niet de way to go is voor het sociaal werk.
“Voedsel is mijn thema. Verschillende problemen komen er samen: mensen eten ongezond, kinderen gaan naar school met een lege brooddoos, veel boeren komen moeilijk rond en onze voedselproductie is weinig duurzaam. Wij proberen aan te tonen dat je dingen enkel kan veranderen als je samen met alle betrokkenen acties op poten zet. Via deze experimenten toon je aan iedereen dat het anders kan.”
“We werken bijvoorbeeld samen met scholen en de schoolomgeving zodat ze maaltijden kunnen voorzien voor alle leerlingen. Zo heeft elk kind tenminste één warme maaltijd per dag. We staan misschien minder op de barricades, maar boeken wel resultaat naar meer structurele verandering. Soms klein, soms groot. Ons uiteindelijke doel is een meer duurzaam voedselsysteem voor iedereen.”
Niet nieuw
Dat tonen van alternatieven, dat pionieren en experimenteren, het is niet nieuw voor het sociaal werk. Het sociaal werk heeft doorheen zijn geschiedenis zo’n plaatsen van hoop gecreëerd. Sociale verhuurkantoren, thuislozenzorg, abortuscentra, spuitenruil of methadonverstrekking … Het zijn maar enkele van de talrijke voorbeelden.
‘Het sociaal werk heeft doorheen zijn geschiedenis plaatsen van hoop gecreëerd.’
Sylvia: “Ook de wijkgezondheidscentra passen in dat rijtje. Ze zijn ontstaan als reactie op de manke toegang voor kwetsbare mensen tot kwaliteitsvolle gezondheidszorg. Ondertussen zijn er op veel plaatsen wijkgezondheidscentra. En ze blijven groeien.”
Najila bevestigt het belang van dat pionierswerk: “Alleen moeten we als sociaal werkers niet opgepookt worden om nog meer plaatsen van hoop te creëren. We doen dat al elke dag. Het is onze job. In Brussel bulkt het van nieuwe en oude projecten zoals de Woonbox van SAAMO of de werking van de Foyer in Molenbeek. Ik denk dat we aan de buitenwereld vooral moeten tonen waarmee we bezig zijn, wat het nut is, waar we het verschil maken.”
Niet evident
Met Homie vzw is Musti ook zo’n pionier. In zijn repliek toont hij de andere kant van de medaille: “Pionieren is niet evident. Je botst op veel administratieve en financiële drempels. Partnerorganisaties zitten niet op je te wachten. Er is argwaan, soms zelfs misprijzen. Je hebt doorzettingsvermogen nodig. Maar door te tonen dat wat je doet ook werkt, creëer je veel goodwill. We hebben ondertussen een goede relatie met de stad Hasselt. Ze zorgen zelfs voor opvangstudio’s.”
‘Door te tonen dat wat je doet ook werkt, creëer je veel goodwill.’
Ook Thibault erkent dat pionieren zwaar en lastig is. Hij neemt het voorbeeld van Foodsavers in Gent. Dat is een logistiek platform dat voedseloverschotten recupereert en herverdeelt. “Pionieren vraagt veel tijd en geld. Maar door het te doen, ontstaat er een draaiboek dat elders kan gebruikt worden. Dat is belangrijk. Er gebeurt veel dat je nadien kan copy-pasten. Netwerken en samenwerken zijn daarom cruciaal. Misschien doen we dat nog te weinig?”
Wie heeft de tijd?
Er zijn tijdens deze rondetafel veel dure woorden gevallen: doorzettingsvermogen, ruimte, mandaat, samenwerken, overleg, pionieren, projecten uitdenken, experimenteren, acties op poten zetten, dossiers opmaken … Als je het zo bekijkt is politiserend werken een tijdrovende bezigheid. Kunnen we die inzet van elke sociaal werker verwachten?
Musti is heel direct en duidelijk: “Ik vind dat bullshit. Politiserend werken is één van je kerntaken als maatschappelijk werker. Het gaat niet om tijd krijgen, je moet dat gewoon doen. Hoe intensief is het eigenlijk? We doen nu of we hier x-aantal uur per dag moeten aan werken. Maar dat is toch niet waar. Soms neem je gewoon de telefoon of schrijf je een post op Facebook. Dat duurt toch geen uren?”
‘Veel collega’s voelen zich eenzaam met de miserie van hun cliënten. Die belanden thuis met burn-out en vervreemding.’
Femke zet vraagtekens bij die evidentie: “Werkomstandigheden belemmeren toch vaak de mogelijkheden. Veel hulpverleners voelen zich eenzaam met de miserie van hun cliënten. Die belanden thuis met burn-out en vervreemding. Dat komt omdat ze geen tijd hebben om te reflecteren of eens uit te zoomen.”
“Wij moeten die belangrijke opdracht blijven claimen omdat ik vrees dat we als sociaal werkers anders louter uitvoerders worden van overheidsbeleid. Elke sociaal werker zou tijd moeten krijgen voor actie, onderzoek, overleg en dossieropbouw. Als organisaties hiervoor kiezen, en dit ook uitdragen, tonen ze echt hun maatschappelijke relevantie.”
Geloven in de maakbare samenleving
Ook Ümit pleit om arbeidstijd specifiek vrij te maken om te politiseren. “Een generalistische OCMW maatschappelijk werker heeft vaak een veel te hoog dossierpakket. Hierdoor lijkt het sociaal werk daar meer en meer op bandwerk. Is dat de doelstelling van een OCMW? Nee, toch? In een ideale wereld wordt het dossierpakket en de taaklast van een medewerker begrensd. Dan kan er al eens tijd zijn voor een studiedag, het meewerken aan onderzoek of het onderbouwen van signalen.”
“We moeten het daar echt over hebben. Het is belangrijk. Als sociaal werker hebben we de morele plicht om te geloven in de maakbaarheid van de samenleving, in verandering. Als je dat niet hebt dan zit je niet meer op je plaats in het sociaal werk. Dat is mijn overtuiging. Maar je moet daar dan wel aan kunnen werken.”
Eigenaarschap
Sylvia krijgt het laatste woord. Om als sociaal werker niet te vervreemden is niet alleen tijd belangrijk, ook eigenaarschap. “Als je als werker signalen doorgeeft dan moet daar iemand ‘eigenaar’ van worden. Vaak gebeurt dat niet. Signalen blijven dan rondzweven zonder enige opvolging of actie. Werkers geraken zo compleet gefrustreerd.”
“Ik geef mijn signaal niet af aan een signaalontvanger, beleidsmedewerker of leidinggevende. Ik los het niet. Want dat is zoiets als homeopathie. Hoe meer je het verdunt, hoe minder er overblijft. En dat gebeurt er vaak met signalen die naar ‘boven’ gaan. Die worden verdund. En uiteindelijk gebeurt er niets.”
Reacties [1]
Het schrijnende verhaal.ik citeer sociaal werkconferentie.de doelgroep.maar waar zijn ze.en mogen hun echt verhaal neerleggen.al die mooie organisaties met hun mensen die dan toch er niet bij stil staan dat die doelgroep de sociaal werkconferentie niet betaalbaar vinden.en er niet word gereageerd als we dit aankaarten. Hoe kan je debatteren over doelgroepen als ze nog steeds niet mee kunnen participeren met organisatie of professionals ? Stel u de vraag bij uzelf nu?
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies