Column

Hoezo? Cliënt?

Ludo Serrien

Ludo Serrien

Ludo Serrien was zijn hele werkleven lang actief binnen het welzijnswerk in Vlaanderen. Nu is hij is vrijwillig redacteur van Sociaal.Net.

Vakjargon

We gebruiken elke dag allemaal veel woorden. Ook op het werk. En het vakjargon is dan nooit ver weg. Maar verstaan we elkaar ook? En dekt de vlag altijd de lading? Zo zwaaien we vaak met het woord cliënt. En waarom niet klant, gebruiker of gast? Of zijn andere woorden toch meer gepast?

Dokters hebben patiënten, de Colruyt heeft klanten en sociale professionals hebben cliënten.’

Dokters hebben patiënten, de Colruyt heeft klanten en sociale professionals hebben cliënten. Patiënt ben je als je in aanraking komt met een medisch of paramedisch beroep. Ziek of niet ziek, dat doet er niet toe. Zoveel is duidelijk. Alleen in de geestelijke gezondheidszorg weet men het niet zo goed en ben je nu eens patiënt, dan weer cliënt.

Klanten en cliënten kruisen elkaar vaker. Iemand die iets koopt bij een winkelier of bij een fabrikant is meestal een klant. Iemand die gebruik maakt van een dienst is een cliënt. Maar waarom hebben de spoorwegen klanten en hebben advocaten en psychologen cliënten? Ze kopen toch allemaal iets: een treinkaartje, gerechtelijke bijstand of een uurtje luisterend oor. ‘De client’ (zonder trema) is zelfs de naam van een kappersketen.

Cliënten klanten noemen is des duivels

Hoe meer we opschuiven naar het sociale, naar sociale professionals, hoe vaker we cliënten vinden op ons pad. De relatie is warmer dan met ‘klanten’. Misschien ook minder commercieel. Al vinden sommigen in de harde wereld dat er met cliënten een grotere afstand is dan met klanten. Het ‘cliënteel’ is redelijk anoniem en ‘cliëntelisme’ is soms niet ver weg.

Toch hebben sociale professionals liever cliënten. Dat straalt betrokkenheid uit en nabijheid. Klanten zijn eerder objecten van marketing en daar hebben ze een hekel aan. Ze worden geofferd op het strijdtoneel van toenemende vermarkting van het sociale domein. Daarom is cliënten ‘klanten’ noemen des duivels.  

Maar voor vele sociale professionals zijn cliënten niet meer dan vermomde klanten. Ze leggen daarom een taboe op beide begrippen en gebruiken andere woorden. Straathoekwerkers zijn tuk op hun ‘gasten’. Dat zijn geen ‘kerels’, maar mensen die ‘te gast’ zijn. Opbouwwerkers zorgen dat ‘bewoners’ kunnen participeren aan de wijk. Mensen die in instellingen verblijven zijn ‘residenten’. En wanneer er een opvoedingsgeurtje aan is, zijn het ‘pupillen’. Dag- of dienstencentra hebben ‘bezoekers’ en ‘deelnemers’ aan hun palet van activiteiten.  

In minder specifieke contexten vinden we niets beters… dan toch maar cliënten.  

Gebruikers of burgers?

Hoe mondiger die cliënten werden, hoe meer ze het formele label ‘gebruikers’ kregen, in gebruikersverenigingen en met gebruikersrechten. Merkwaardig hoe een passief woord de emancipatiebeweging bekroont. Voor Van Dale is een gebruiker “iemand die iets gebruikt of zich van iets bedient”. En in haast alle verklarende woordenlijsten staat het gebruik van roesmiddelen voorop. In alle andere contexten is gebruiken niet meer dan consumeren.  

‘Het actieve burgerschap roept weer nieuwe vragen op.’

Zijn ‘burgers’ dan de oplossing? Vanuit het burgerschapsperspectief is het aanbod een onderdeel van een collectief goed. De gemeenschap is in al haar diversiteit mede-eigenaar. Dat is wel wat anders dan al die klanten, cliënten en gebruikers. Co-creatie is de nieuwe identiteit.  

Toch roept ook dat actieve burgerschap weer nieuwe vragen op. Burger zijn is meestal gebonden aan een plek, gemeente of land. Ze zijn dan ‘inwoners’ of ‘ingezetenen’. Mensen die geen wettig verblijf kunnen voorleggen, vallen – soms letterlijk – uit de boot. Zijn mensenrechten dan universeel of zijn het burgerrechten die elke staat al dan niet erkent?  

Cirkel

Gebruikers en burgers hebben dus nog veel stof tot nadenken over hun identiteit.

Die identiteit verbinden met bepaalde kenmerken doen we steeds meer met enige schroom. We bestempelen onze cliënten niet graag als gehandicapten, migranten, vluchtelingen of zieken. Neen, het zijn nu ‘mensen met’. Met een handicap – of toch liever een beperking – met een migratieachtergrond, met een ziekte, met dementie. Of mensen in armoede, in een crisissituatie, in een kwetsbare positie waardoor we meer nadruk te leggen op de situatie dan op de persoon.

Mensen zijn immers meer dan het kenmerk. Maar het is wel hun kenmerk dat hen voor ons een ‘cliënt’ maakt. En zo is de cirkel weer rond.  

Reacties [6]

  • Kristel

    Ik zou graag te gast gebruiken in onze organisatie.

  • Tom

    “Toch hebben sociale professionals liever cliënten”. Kan zijn, maar wat hebben de gebruikers / afnemers / belanghebbenden / … liever? Als ‘klant’ zitten deze meer in de bestuurdersstoel. It’s not about us, but about them …

  • Geert Inslegers

    Beseft men eigenlijk dat het chiquere begrip’cliënt’ een vernederlandsing is van het Franse woord ‘client’? Wat noch min noch meer ‘klant’ betekent. En het etymologisch woordenboek van Van Dale voegt er nog een dimensie aan toe: “cliënt (klant)-1699- ‹ fr.client ‹ lat. – clientem, 4de n.v. van cliens [iemand die in een afhankelijke relatie tot een aanzienlijke heer (patronus) staat en diens beschermeling is, in bv. Gallië: vazal ]; Reeds in de republikeinse tijd kozen steden en volkeren een patronus wiens cliënt ze werden. (…)”

    Het begrip ‘cliënt’ verwijst dus niet enkel naar vermarkting maar ook nog naar afhankelijkheid. Alleen beseffen we dat laatste al geheel niet meer. Of hoe het woord ‘cliënt’ ook kan passen in een discours dat zich vervreemdt van de doelgroep die centraal zou moeten staan. Het debat is momenteel uiterst actueel bij de vorming van ‘woonmaatschappijen’ die de Vlaamse regering in het vooruitzicht stelt.

    • Dries Claessens

      Leuk artikel en dito commentaren. De cliëntnotie stamt inderdaad uit de feodaliteit waarin behalve de afhankelijkheidsrelatie (tussen de patroni en de clientes) ook de vertrouwensrelatie tussen beide centraal staat. SW’ers gaan voor empowerment, maar koesteren ook graag de zoete smaak van de vertrouwensrelatie. Dat compliceert het doelgroependebat. Ik kan me wel vinden in verschillende benamingen voor verschillende doelgroepen, werkvelden of sectoren, alsook gewoon in het woordje ‘doelgroep’ als overkoepelende term.

  • Wintmolders Eddy

    Kan meervoudig geraakte medemens ook?

  • joris

    Elk taalregister heeft haar eigen definities en regels. We zijn sterk in het benoemen van mensen, sterk in het uitleggen waarom een naam beter is dan een andere, en minder sterk in het besef dat elk gebruik van taal (ook de ‘correcte’) vertrekt vanuit veronderstellingen binnen een bepaald register, en dat de discussie over termen vaak geen rekening houdt met de interpretatieverschillen in de verschillende registers. Bedankt Ludo om ons te herinneren dat taal een ‘spel’ is waar je de spelregels goed moet kennen.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.