Het komt er niet van
Naar aanleiding van het boek ‘Social Work in The City’ van professor sociaal werk Charlotte Williams is er plots heel wat aandacht voor sociaal werk in de stad.
Maar wat is dat stedelijk sociaal werk? En hoe werkt superdiversiteit in de praktijk? Welke impact heeft superdiversiteit op het mensenrechtenberoep dat sociaal werk is? Welke stedelijke aankomstinfrastructuur gebruiken nieuwkomers? En hoe verhouden we ons als stedelijk sociaal werk tegenover de rechten van die nieuwkomers?
‘De stad is het labo van en voor migratie.’
Gents OCMW-directeur Guido De Baere schreef het zopas nog zo: “Reflecteren over dat breder maatschappelijk verhaal en de rol die sociaal werkers daarin te spelen hebben, komt er niet van.”
Toch is die kennis over en connectie met de stad voor sociaal werkers belangrijk. Om goed stedelijk sociaal werk te doen, zo stelde Charlotte Williams in een interview met Sociaal.Net, is kennis van de stad belangrijk: “Sociaal werkers moeten de stad kennen: Wat gebeurt er waar? Zo kan je contact leggen, snel ingrijpen en dus meer impact hebben.”Bogaerts, N., Schrooten, M. en Steyaert, C. (2019), ‘De toekomst van sociaal werk ligt in de stad’, Sociaal.Net, 24 september 2019.
Hier en daar
Globale gebeurtenissen duwen ook onze steden richting meer migratie. Wat ‘daar’ gebeurt, heeft ‘hier’ impact. De stad is het labo van en voor migratie.
Er waren de migratiegolven van de jaren 60 en 70, de oorlogen in de jaren 90 in Irak, Afghanistan en op de Balkan. De uitbreiding van de Europese Unie bracht de migratie uit Oost-Europa op gang. De Arabische Lente sloeg om in een burgeroorlog die Syrië en Irak meezogen in een breder geopolitiek conflict.
Het gaat daarbij niet alleen over nieuwkomers die via de asielpoort komen als volwassene, gezin of niet-begeleide minderjarige. Het gaat ook over precaire verblijvers die als Europese burgers aan onhaalbare voorwaarden moeten voldoen om hier een duurzaam verblijfsrecht te krijgen of over gezinsherenigers in het kader van asiel en arbeidsmigratie.
Minority-Majority stad
Ondertussen produceert het falend asiel- en migratiebeleid steeds meer onwettig verblijf. Rechten worden afgebouwd, de voorwaardelijkheid wordt opgedreven en eerstelijns-juridische bijstand wordt afgebouwd.
De superdiverse stad confronteert ons dan ook met diverse soorten van diversiteit. Steeds meer steden maken de omslag naar een toestand waarin de minderheden de meerderheid vormen. Brussel en Genk staan op kop, gevolgd door Antwerpen in 2018. Straks volgt Gent.
Die superdiverse toestand is meer dan louter een numerieke diversiteit. Superdiversiteit produceert ook verschillende rechtskaders: niet alle burgers hebben dezelfde rechten.
Superdivers metabolisme
Sociaal werk moet anno 2020 door die lens van superdiversiteit kijken.
Nieuwkomers gebruiken de kenmerken van de stad, die stadssocioloog Louis Wirth naar voor haalt: densiteit, diversiteit en schaal.Wirth, L. (1938), ‘Urbanism as a Way of Life’, American Journal of Sociology, 44(1), 1-24.Vanuit verschil zijn we aangewezen op elkaar, in een dicht bevolkte stedelijke ruimte. We bouwen er netwerken tussen mensen, diensten en organisaties, op een niveau dat er voldoende kritische massa is voor wezenlijke transformaties.
‘Sociale verdringing wordt meer regel dan uitzondering.’
Dat maakt de stad veerkrachtig en uniek om haar labofunctie uit te oefenen. Onderzoekers van Odisee Hogeschool Brussel wezen op “de kiemen van duurzame verandering die in de chaotische en troebele complexiteit van de stad liggen”.
En die veerkracht is nodig. Omdat de veranderingen in de stad de stedelijke ruimte en sociale praktijken herschikken. Denk aan het kapitalisme dat zich inbedt in de stad en de kloof tussen rijk en arm structureel verdiept.
Sociale verdringing wordt meer regel dan uitzondering. Luxe appartementen en fancy lofts staan naast krottenwoningen of tijdelijke mobiele woonunits. Innovatieve start-up’s flankeren vormen van informele economie. Op veel plekken is de ongelijke ruimtelijke ontwikkeling die de superdiverse stad van vandaag kenmerkt, een realiteit die gegrift staat in steen en beton.
Bruggen bouwen
Williams benadrukte op Sociaal.Net het belang voor het sociaal werk om bruggen te bouwen naar stedelijke actoren. Er moet meer macro-politiek zijn gericht op het overbrengen van stedelijke basispraktijken naar beleidsmiddens. “Die kloof tussen formeel en informeel sociaal werk overbruggen, dat is het nieuwe stedelijke sociaal werk. Dat is de opdracht voor sociaal werkers vandaag de dag.”
Het gaat dan over het alledaags ruimtegebruik, het gebruik van private en publieke voorzieningen in wijken en over de rol van informele spelers in stedelijk sociaal werk.
Toch lijkt het alsof het sociaal werk ‘de marges’ naar ‘het centrum van de macht’ moet brengen. Alsof dat alles oplost. Williams schat hier het gewicht van de superdiverse stad en de reële gewijzigde verhoudingen niet goed in.
Marge van stedelijkheid
Superdiverse stedelijkheid ontstaat niet zomaar vanuit de marges van de stad. De marges vormen eerder het nieuwe centrum van stedelijkheid.
In een reeks over migratie sprak De Standaard enkele jaren terug over een ‘verborgen stad’. In Brussel zijn er zowat 100.000 mensen met een precair statuut. Samen vormen ze ‘een twintigste gemeente’. In Gent zijn er schattingen van rond de 10 procent als het gaat over mensen in een precair verblijf.
En dat zegt nog niks over nieuwkomers die wel een verblijfsstatuut hebben, zoals arbeidsmigranten, erkende vluchtelingen en mensen die hier arriveren via gezinshereniging. Superdiversiteit gaat om een ‘nieuwe sociale kwestie’ die de kern van sociaal werk als mensenrechtenberoep uitdaagt.
‘De marges vormen het nieuwe centrum van stedelijkheid.’
De politieke opdracht moet zich richten op het ombuigen van krachten in het centrum, die de marges nog altijd als ‘marginaal’ bekijken of zelfs aan het oog onttrekken. En dat los van wat beleidsmakers oogluikend toestaan, zoals de tijdelijke kampen of caravans in schaduwzones van de stad, de informele woonstrategieën en de overlevingseconomie op de woonmarkt.
Divers-sensitief
De impact van superdiversiteit op het sociaal werk gaat bovendien over meer dan het ontwikkelen van divers-sensitief werken, zoals Williams suggereert.Debruyne, P. en Naert, J. (2014), ‘De superdiverse stad. Sociaal werk op de frontlijn’, Alert, 5, 64-69.Alsof vooral cultuursensitiviteit de uitdaging is, alsof het slechts gaat over meertaligheid en interculturele bemiddeling.
Er zijn weinig onderzoekers of sociale organisaties die de impact doordenken van verschillende verblijfsstatuten en daaraan gekoppelde rechten op het sociaal werk.
Onderzoeker Bea Van Robaeys doet dat wel. Zij haalt bijvoorbeeld het belang van generalistisch denken en ‘presentie’ aan binnen een geïntegreerde basisvoorziening. Het zijn volgens haar fundamentele bouwstenen om aan rechtentoekenning en rechtenuitbreiding te werken. Samen met eerstelijns juridische hulpverlening en basisdienstverlening moet dit mensen helpen om de weg te vinden in het doolhof van de verzorgingsstaat.Van Robaeys, B. (2016), ‘Sociaal werk in een superdiverse wereld’, Sociaal.Net, 9 mei 2016.
Transformatie
Maar de politieke opdracht in tijden van superdiversiteit gaat veel verder: er is nood aan een transformatiestrategie. Want intussen is onze samenleving fundamenteel veranderd.
‘Superdiversiteit voegt nieuwe breuklijn toe.’
Superdiversiteit voegt een nieuwe breuklijn toe aan de naoorlogse verzorgingsstaat waarin het sociaal werk geworteld is. De onderzoekers van Odisee Hogeschool wezen daar ook op: “De complexe ongelijkheden in steden gaan voor vele stadsbewoners gepaard met een precaire toegang tot hun rechten (…) Alternatieve verhalen en praktijken breken klassieke kaders open.”
Geen vangnet
Het sociaal werk dat verbonden is met die naoorlogse verzorgingsstaat focust sterk op de mensen die door de mazen van het net vallen. Kwetsbare mensen die moeilijk ‘inschakelbaar’ zijn.
Maar voor nieuwe migranten, zoals arbeidsmigranten met precaire verblijfsstatus of mensen zonder wettig verblijf zijn er geen sociale uitkeringen en vangnetten. Ze halen niet eens de eerste sport van de ladder waarlangs ze moeten of kunnen omhoog klimmen.
Vaak hebben Intra-Europese migranten die tijdelijk niet voldoen aan hun verblijfsvoorwaarden, nood aan opvang of een woning. Het is een stabiele basis voor het vinden van werk. Maar die opvang is er niet.
Erkende vluchtelingen hebben anders dan mensen met precair verblijf wel recht op een leefloon. Maar dat leefloon werkt anders dan bij bijvoorbeeld langdurig autochtone werklozen. Het is geen vangnet, wel een hefboom voor een start beneden aan de ladder. “De bijstand fungeert niet als een val voor hen. Hun kans om uit te stromen uit het leefloon daalt niet naarmate zij langer een bijstandsuitkering krijgen wat wel het geval is voor Belgische en Europese bijstandsgerechtigden,” aldus onderzoeker Sarah Carpentier.Carpentier, S. (2016), Levens in transitie. Een studie naar de sociaaleconomische trajecten van bijstandsgerechtigden in België, Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck – Universiteit Antwerpen.
Onderbescherming
Die onderbescherming bestrijden in tijden van superdiversiteit vergt van sociaal werkers een enorme kennis en expertise. Niet alleen over die superdiverse stedelijkheid maar ook over de vervlechting van sociaal recht met vreemdelingenrecht.
Sociaal werkers moeten verschillende registers van rechten combineren met elkaar. Daarnaast moeten ze experimenteren met praktijken die rechten van mensen uitbreiden. Het is een voorbeeld van ‘welfare bricolage’.Phillimore, J. e.a. (2016), ‘Bricolage: Potential as a conceptual tool for understanding access to welfare in superdiverse neighbourhoods’, Iris Working Paper Series, 14/2016, Birmingham University.
Praktijkwerkers moeten aan ‘rechten-assemblage’ doen, het is een van hun wapens als mensenrechtenberoep.
In een interview met een sociaal werker in het kader van onderzoek naar gezinshereniging kwam deze kwestie naar voor: “De uitdaging voor het sociaal werk is de realiteit van een complexere migratiesamenleving bij te benen. We weten ondertussen hoe je mensen ‘tot hun recht kan laten komen’, hoe je sociaal recht via de bijstand koppelt aan asiel- en migratierecht, en hoe je die verschillende rechtsregisters doorheen een hele lokale overheidsorganisatie moet vervlechten.”
Integratie
Rechten-assemblage vraagt natuurlijk wel om kennis van de reële leefwereld van nieuwkomers, over de manier waarop nieuwkomers integreren.
‘De integratiepraktijk is anders dan ooit tevoren.’
En die integratiepraktijk is anders dan ooit tevoren. In de jaren 60 en 70 absorbeerde de stad de nieuwkomers. Het stedelijk weefsel ving de migratie op. De stadsvlucht van jonge, witte gezinnen zorgde voor goedkope huisvesting. In ander vrij patrimonium startten nieuwkomers met kleine zaakjes zoals een bakkerij of beenhouwerij.
Hetzelfde scenario zag je op de arbeidsmarkt waar er jobs vrij waren. In België was men op zoek naar nieuwe werkkrachten om de zware, slecht betaalde jobs in te vullen. Vele verouderde industrieën slaagden erin winstgevend te blijven dankzij de migratie. Deze migranten geraakten echter geblokkeerd in de laagste treden van de huisvestings- en arbeidsmarkt.
Vrijwilligers
Bij gebrek aan uitgebouwd formeel welzijnswerk waren het vooral vrijwilligersorganisaties die voor deze migranten in de bres sprongen. Veel priesters en zusters deden aan basiswerk. Veel individuele Belgen, vaak kleinhandelaars, kappers en café-uitbaters, coördineerden de noodhulp.
Integratie in de superdiverse stad verloopt in de praktijk altijd grotendeels vanuit de marges. Ook vandaag nog. Maar wel via andere wegen en strategieën dan enkele decennia terug.
De aankomstinfrastructuur is anders. Onze arbeids- en woonmarkt zien er totaal anders uit dan vijftig jaar geleden. Ook zijn er nu meer zelforganisaties. En is er formeel sociaalwerk, toch voor zij die de weg ernaar vinden.Blommaert, J. (2016), ‘Integratie in de praktijk: integratie in de marge’, eigen weblog, 7 december 2016.
‘De nieuwe Vlaamse regering verhoogt de drempels voor inburgering.’
Vandaag is er ook een blauwdruk voor een inburgerings- en integratiebeleid dat vanuit de Vlaamse overheid via het Agentschap Integratie en Inburgering werd ontwikkeld. Alleen werkt die blauwdruk vandaag beperkend, nu de nieuwe Vlaamse regering de drempels voor inburgering verhoogt: 360 euro voor een inburgeringscursus is veel geld voor kwetsbare nieuwkomers.
Rechten zullen ook moeilijker verstrekt en opgenomen worden omdat de juridische dienstverlening van het Agentschap Inburgering en Integratie enkel nog mag werken voor lokale besturen en Vlaamse diensten en voorzieningen. Nieuwkomers, vrijwillige ondersteuners of advocaten kunnen er geen beroep meer op doen.
Onderbescherming is geen kwestie om te bestrijden, maar maakt deel uit van de politieke strijd zelf. Het Vlaams regeerakkoord schrapt mensen zonder wettig verblijf en woonwagenbewoners uit de opdracht van inburgering en integratie. Niemand die zich nog om hen bekommert.
Citizens en denizens
Sociaal werk beweegt zich tot op vandaag vooral binnen de contouren van nationaal burgerschap. Het mikt op mensen die inschrijfbaar zijn in de naoorlogse verzorgingsstaat en daardoor recht hebben op het vangnet van de sociale zekerheid.
Maar stedelijk sociaal werk wordt vandaag geconfronteerd met een gebrek aan volwaardig burgerschap. Superdiversiteit is daardoor niet zomaar ‘inschrijfbaar’ in de bestaande rechtskaders en sociale integratielogica. De discretionaire ruimte van sociaal werkers is onvoldoende om die grenzen te verleggen. “In een stad als Brussel voltrekt zich een shift: van staatsburgerschap naar straatburgerschap.” Het is wat Brusselse onderzoekers opvalt.Van den Broeck, J. e.a. (2019), ‘Niet iedereen deelt in het succes van de stad’, Sociaal.Net, 24 september 2019.
Naast vaak kwetsbare ‘citizens’ is er een toename van ‘denizens’. Dat zijn burgers “die grotendeels rechteloos zijn onder het regime van grondrechten gekoppeld aan burgerschap”.Turner, B.S. (2016), ‘We are all denizens now: on the erosion of citizenship’, Citizenship Studies, 20:6-7, 679-692.In België hebben bepaalde ‘denizens’ zoals mensen zonder wettig verblijf enkel recht op dringende medische hulp. Dat is voor mensen zonder wettig verblijf een recht op gezondheidszorg bij dringende nood.
Schaduwwerk
Die complexiteit in precair burgerschap brengt een toenemend aantal informele spelers op het sociaalwerkterrein. Sociaal schaduwwerk treedt uit de schaduw met informele onbetaalde professionals die basiswerk doen.
Hun elleboogruimte gaat verder dan de rechtenrealisatie- en uitbreiding binnen de krijtlijnen van dat nationaal burgerschap, waarin het geijkte sociaal werk zich vaak beweegt. Solidaire initiatieven schieten als paddenstoelen uit de grond.Swerts, T. (2017), ‘Creating Space For Citizenship: The Liminal Politics of Undocumented Activism’, International Journal of Urban and Regional Research, 41: 379–395.
Zelforganisaties zetten een basisdienstverlening op, vallen terug op spaarkassen en bouwen een autonome praktijk op vanuit de schaduw.Depraetere, A. en Oosterlynck, S. (2017), ‘I finally found my place: a political ethnography of the Maximiliaan refugee camp in Brussels’, Citizenship Studies, 21:6, 693-709.Daarnaast ondersteunen heel wat basiswerkers en buddies mensen naar werk, wonen en onderwijs.
Williams had het over bruggen bouwen tussen informele en formele sociale professionals. Daarover gaat het hier, maar dan wel in een politieke context waar zelforganisaties die zich organiseren op basis van etnisch-culturele identiteit hun middelen geschrapt zien.
De ‘luxe’ om alleen vanuit burgerschap te denken en handelen is voorbij. Net als het vertrouwen op de geijkte integratiepaden en strategieën van het naoorlogse sociaal werk.
De tijd van toen
Het stedelijk sociaal werk moet zich als een nieuwe ‘integratiepionier’ wortelen in die superdiverse stad. Maar dan in een tijd waar minderheden de meerderheid zijn, waar een wooncrisis heerst, waar integratieprakijken van nieuwkomers gefnuikt worden, waar racisme en discriminatie nog altijd sterk aanwezig zijn.
Het is ook een tijd waar een groot deel van het geijkte sociaal werk de complexiteit van arbeidsmigratie en precaire verblijvers niet beheerst. Laat staan dat men geworteld is in de leefwereld van nieuwkomers allerhande. Gelukkig zijn er uitzonderingen: het team migratie van CAW Antwerpen of het Gentse Transithuis van CAW Oost-Vlaanderen, bijvoorbeeld.
‘Het lijkt vaak alsof we het verleden herhalen.’
Het lijkt vaak alsof we het verleden herhalen. We hanteren een strategie alsof we nog in de jaren 70 en 80 zijn. Sociaal werk blijft zich in de marge ontwikkelen en houdt vast aan haar rol als integratiepionier van toen.
Maar vandaag, in tijden van superdiversiteit, werkt het stedelijke metabolisme anders. De vraag is dan ook welke netwerken en infrastructuur sociaal werk kan uitbouwen voor nieuwkomers.
Werken aan aankomstinfrastructuur
In de superdiverse stad mag sociaal werk zich niet beperken tot de integratie van nieuwkomers in de bestaande sociaal werkinfrastructuur van opvang en empowerment. Het moet meer doen dan bruggen bouwen tussen leefwereld en systeem om de marges van de samenleving in het centrum van de macht te krijgen.
Stedelijk sociaal werk moet vanuit een eigen programma strijd voeren voor een permanente aankomstinfrastructuur waarop nieuwkomers ruimtelijk en sociaal ‘terugvallen’.Debruyne, P. en Meeus, B. (2018), ‘Wie de stad niet door de lens van superdiversiteit bekijkt, kan er geen gemeenschap van maken’, MO, 5 oktober 2018.Die aankomstinfrastructuur bestaat uit sociale en materiële aspecten: netwerken van sociale organisaties en verenigingen, transnationale netwerken van zelforganisaties, informele vormen van werkgelegenheid of gespecialiseerde voedingswinkels. Voor veel migranten vormen die aankomstinfrastructuren een eerste, weliswaar precair, opvangnet.
Eigen plan
Beleidsmakers staan echter sceptisch tegenover zo’n aankomstwijken, omdat de hoge concentratie van mensen met een allochtone afkomst de integratie van nieuwkomers in de weg zou staan.
Zo’n beleidsperspectief mismeestert al bij de start de toekomst van nieuwkomers. Daarom moet sociaal werk een eigen en fundamenteel doordacht programma rond die aankomstinfrastructuur realiseren. Zeker nu de nieuwe Vlaamse regering de toegang tot wonen verregaand beperkt door ‘woonnood’ te schrappen als criterium voor de toegang tot een woning van een sociaalverhuurkantoor. ‘Lokale binding’ wordt het voorrangscriterium. Hetzelfde criterium wordt absoluut voor de toegang tot sociale woningen van sociale huisvestingsmaatschappijen.
Er is nood aan een aankomstinfrastructuur die mensen een ruimtelijk-fysieke aankomstplaats geeft van waaruit ze zelf bruggen kunnen bouwen naar hun toekomst. Experimentele integratiepraktijken, op het vlak van wonen, werken of andere sociale noden, zijn daarbij vaak de bouwblokken om aan rechtsuitbreiding te doen.
Reacties [2]
Sterk artikel dat de uitdagingen voor sociaal werkers in de superdiverse stad breed in de verf zet. Ga ik verspreiden en gebruiken in de les. Bedankt, Pascal Debruyne!
Ik mis het gemis aan integratievisie en -praktijk bij de overheden sinds de invoer van goedkope arbeidskrachten uit andere socio-culturele-politieke contexten.
Ik herinner me geen enkel initiatief om ‘onze mensen’ te vormen en ondersteunen in het open staan en opbouwend omgaan met deze opgedrongen diversiteit, omdat enkel de arbeid (en niet de integrale mens) interesse wegdroeg bij de overheden, en werkgevers uiteraard.
De Andere moest zich maar Aanpassen aan ons, eenrichtingsverkeer zonder wederzijdse inspanningen.
Daar ligt volgens mij het paard gebonden van de groeiende onvrede rond migratie onder de Vlaamse kerktorens.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies