Armoede blijft een groot probleem. Waarom krijgt een welvarende regio als Vlaanderen armoede niet onder controle?
Naar Vlaamse normen blijven de armoedecijfers inderdaad relatief hoog. Op Vlaams niveau is er een coördinerend minister die dit complexe probleem op verschillende bestuurslagen probeert aan te pakken. De ultieme oplossing voor armoede bestaat niet. We moeten verschillende interventies ontwikkelen en op elkaar afstemmen. Vanuit welzijn wil ik sterker inzetten op de strijd tegen onderbescherming. Er zijn heel wat rechten en mechanismen om mensen te beschermen tegen dat armoederisico. Alleen maakt niet iedereen daar gebruik van. Die onderbescherming moeten we aanpakken door kwetsbare groepen pro-actief op te zoeken en aan te spreken. We weten bijvoorbeeld dat een groep mensen niet in orde is met de ziekteverzekering. Ik wil dat we die meer aanklampend benaderen.
Daar ligt een kerntaak voor welzijnsorganisaties op de eerste lijn.
Ja, maar dat loopt nog niet feilloos. Daarom moeten we inzetten op een eerstelijnszorg die coherent voor de dag verschijnt. Momenteel werken we aan een plan om de functie eerstelijnsonthaal beter te omschrijven. We willen OCMW’s, mutualiteiten en CAW’s beter laten samenwerken. Jan Modaal weet niet altijd waar hij met zijn vragen en problemen terecht kan. In die onthaalpunten moeten de juiste competenties aanwezig zijn om hulpvragen te verhelderen en op te volgen. Zijn er afspraken tussen al die verschillende onthaalwerkingen in een regio? Wat is de juiste regionale dekking? Bedoeling is om het onthaalnet meer sluitend te maken. Het is ook aan hen om ervoor te zorgen dat ze de meest kwetsbaren bereiken. Het is niet voldoende dat ze werken aan een duidelijk en herkenbaar aanspreekpunt voor burgers, de hulp- en dienstverlening zal ‘erop af’ moeten gaan.
‘Welzijn is geen exclusieve verantwoordelijkheid van de minister van Welzijn.’
Is armoedebestrijding dan vooral een kwestie van een betere zorgorganisatie?
‘Health is in all policies’. Wil je een gezonde en zorgzame samenleving dan moet je inzetten op werk, onderwijs, huisvesting, sociale zekerheid, justitie… Welzijn is geen exclusieve verantwoordelijkheid van de minister van Welzijn. Vanzelfsprekend moet ook het eigen bevoegdheidsdomein vakspecifiek bijdragen aan dat gedeeld project. Zo weten we dat mensen met een migratieachtergrond een verhoogd armoederisico lopen.Zie ook de bijdrage ‘Armoede bij mensen met migratieachtergrond’ op Sociaal.Net.Staat de hulpverlening klaar om die groep te bereiken en begeleiden? Spreken we hun taal en zijn we gevoelig voor culturele verschillen? Meer dan ooit stellen de huidige migratiebewegingen ons voor belangrijke uitdagingen. Welzijnsvoorzieningen moeten zichzelf kritisch bevragen: zijn ze er klaar voor? Volgend jaar zal interculturalisering in mijn beleidsbrief een belangrijke plaats innemen.
Het Maximiliaanpark waar al enkele weken vluchtelingen buiten slapen, ligt quasi onder je kabinet. Een opdracht voor de minister van Welzijn?
Uiteraard voel ik mij aangesproken. De Vlaamse regering maakte ondertussen een aantal afspraken. Voor welzijn komt er een actievere inbreng van Kind en Gezin en de Centra voor Algemeen Welzijnswerk. Pleegzorg Vlaanderen zet een campagne op poten om voor niet-begeleide minderjarigen en gezinnen met kinderen nieuwe pleeggezinnen en gastopvang te vinden.
De kinderbijslag is een belangrijk instrument in de strijd tegen kinderarmoede. Wat zijn uw plannen?
Het Vlaams regeerakkoord vertrekt vanuit het idee dat elk kind recht geeft op kinderbijslag. Daarnaast komt er een sociale correctie die rekening houdt met het inkomen en de gezinsgrootte. Het is dus de bedoeling om de kinderbijslag effectief in te zetten in de strijd tegen kinderarmoede. De overdracht van de kinderbijslag naar Vlaanderen is een complexe transitie die de nodige tijd zal vragen. Het is ook een verhaal van verworven rechten. Het systeem zal dus niet van dag op dag er helemaal anders uitzien.
‘2016 wordt budgettair nog een moeilijk jaar.’
Het gevoel bestaat dat de meest kwetsbaren moeten opdraaien voor de crisis.
In Vlaanderen werden een aantal tarieven aangepast. Toch werd daarbij rekening gehouden met selectiviteit en sociale correcties. De premie voor de zorgverzekering steeg inderdaad, maar voor de kwetsbaren met een lager bedrag dan voor u en mij. 2016 wordt budgettair nog een moeilijk jaar. Maar laten we eerlijk zijn, in vergelijking met andere landen hebben we in Vlaanderen niet blind en draconisch bespaard. Als de economische groei zich de komende jaren niet herpakt, dan zal de budgettaire investeringsruimte onder druk blijven. Laten we de competitiviteit van bedrijven en economische dynamiek onaangeroerd, dan ondermijnen we onze sociale zekerheid. Je moet tewerkstelling hebben om pensioenen, ziekte- en werkloosheidsuitkeringen te betalen.
Is het als minister moeilijker dan in de vorige regering?
Niet alleen dat budgettaire, maar ook het politieke kader veranderde. Tijdens de vorige regering had mijn partij een leidende rol. Bovendien zijn heel wat nieuwe bevoegdheden ingekanteld in het beleidsdomen welzijn, volksgezondheid en gezin: kinderbijslag, justitiehuizen, ouderenzorg, drughulpverlening, de erkenning van gezondheidsberoepen… Het is een hele uitdaging om op die terreinen een eigen beleid te ontwikkelen.
‘Beleidscontinuïteit is noodzakelijk.’
De toon van deze Vlaamse regering is harder.
Het is een andere regering, met andere machtsverhoudingen en dus ook andere accenten. Toch zijn we er in geslaagd om de nodige continuïteit te verzekeren. Men kan blij zijn, of kwaad, dat dezelfde minister nu al zes jaar de welzijnsportefeuille in handen heeft. Maar die beleidscontinuïteit is noodzakelijk om grondige hervormingen van de grond te krijgen. Zo is het concept ‘Vlaamse Sociale Bescherming’ vandaag nog abstract. Het vraagt tijd om 101 zaken uit te klaren. Er zullen nog compromissen uitgewerkt moeten worden die sommigen niet zien zitten en die voor anderen nog niet ver genoeg gaan. Maar eens deze geïntegreerde benadering van langdurige ondersteuningsnoden echt op het spoor gezet is, zal dit zorgen voor een nieuwe dynamiek voor welzijn en gezondheid in Vlaanderen.
Integrale jeugdhulp is een andere grote hervorming. Twee jaar geleden zei u: ‘We moeten door de zure appel heen bijten’. De appel blijft wel zuur, zo bleek uit de hoorzittingen in het Vlaams Parlement.
Het is logisch dat de beginjaren van zo’n ingrijpende hervorming stormachtig verlopen. Er liggen nog heel wat knelpunten te wachten op een antwoord: het proces verloopt te bureaucratisch, het concept verontrusting is nog niet scherp genoeg, de rechtstreeks toegankelijke hulp moet zich nog zetten en organiseren, wat kunnen we verwachten van de brede instap, verschillende financieringsmodellen zijn nog niet op elkaar afgestemd… Dat is een hele boterham. Maar ik durf te beweren dat de toekomst zal uitwijzen dat dit intersectoraal samenwerken een absolute winst is voor de ondersteuning van kwetsbare jongeren.
‘Integrale jeugdhulp daagt iedereen uit.’
Integrale jeugdhulp blijft bestaan?
Absoluut. We zijn de Rubicon over. Vandaag is er brede steun voor de grond van de zaak, met name de meerwaarde van intersectoraal samenwerken in het kader van jeugdhulp. Ik zat pas nog een hele dag samen met alle agentschappen en leidend ambtenaren die betrokken zijn op integrale jeugdhulp. Ook zij zijn deelgenoot. Integrale jeugdhulp daagt iedereen uit om werk te maken van good governance en efficiënt overheidsbestuur.
Vermaatschappelijking van zorg is een begrip dat uw beleid schraagt. Maak dat eens concreet.
Goede zorg geeft mensen het gevoel dat ze erbij horen, dat er zin is in het samenleven. Je zet in op een model waarbij de ervaren kwaliteit van leven bepalend is. Vermaatschappelijking betekent dan dat de zorg en hulpverlening zich nestelt in het leven van elke dag. Zorg mag geen afgesloten systeem worden, maar moet aansluiten op de samenleving en een appel doen op alle ondersteunende krachten. Dat veronderstelt een betrokken samenleving waarin de tweedeling tussen hardwerkende Vlamingen en mensen die kwetsbaar zijn doorbroken wordt.
‘Zorg moet aansluiten op de samenleving.’
Betekent dat de overheid zich nestelt in alle hoeken van de samenleving?
Vermaatschappelijking is geen verhaal van een terugtrekkende overheid. Om dat helder te maken, gebruiken we het cirkelmodel van de Wereldgezondheidsorganisatie. Elke cirkel stelt een partner voor die ondersteuning en zorg kan opnemen: (1) de persoon zelf, (2) zijn familie en vrienden, (3) informele contacten zoals buren, collega’s of vrijwilligers, (4) de algemene en (5) de gespecialiseerde zorg en dienstverlening. Als je de zaken goed wil organiseren, dan zet je als overheid in op de versterking en de ondersteuning van al die cirkels. Je bent dus niet alleen actief op vlak van algemene en gespecialiseerde hulp maar je werkt ook aan zelfzorg, empowerment, sociale netwerken, mantelzorg, buurtgerichte werkingen en vrijwilligers. Om een consistent verhaal te maken, moet je tegelijkertijd inzetten op al die niveaus. Het is dus geen kwestie om het ene ondersteuningssysteem pas te mobiliseren vanaf het moment het andere uitgeperst is.
Toch bestaat het gevoel dat de overheid vooral investeert in cirkels vier en vijf. Investeringen ter ondersteuning van gezin, familie, buurten of mantelzorgers blijven uit.
Er zijn al een aantal forfaitaire systemen operationeel ter ondersteuning van mensen en hun omgeving. Denk aan de zorgverzekering, het persoonlijk assistentiebudget en het basisondersteuningsbudget. Toch moeten we evalueren of de budgettaire middelen evenwichtig ingezet worden, verspreid over de verschillende cirkels. Wil bijvoorbeeld een persoon met een handicap in aanmerking komen voor een persoonsvolgend budget, dan moet een ondersteuningsplan opgemaakt worden. Dat plan kijkt niet alleen naar gespecialiseerde en handicapspecifieke zorg, maar ook naar de ondersteuning van familie, vrienden en buurt. Ik wil daarmee niet verbergen dat er nog werk aan de winkel is voor het inschakelen van buurtgericht vrijwilligerswerk in zorgsituaties. Lokaal sociaal beleid moet aandacht besteden aan community building en vrijwilligerswerk. Het lokale bestuursniveau is het meest nabij om zoiets te realiseren.
Community building is een opdracht voor samenlevingsopbouw.
Individuele en meer collectieve benaderingen moeten samen ontwikkeld worden. En dus moeten individuele hulpverlening en opbouwwerk elkaar omarmen. Hulpverleners en zorgverstrekkers die zich inzetten voor een thuiswonende, zorgbehoevende bejaarde kan je mooi op elkaar afstemmen. Maar wat indien die bejaarde het huis niet meer uit kan? Ondanks inzet van velen, blijft de kwaliteit van leven ter plaatse trappelen. Je zal dan organisaties en methodieken nodig hebben die mensen bij elkaar brengen en weer zin geven om buiten te komen.
U moet telkens vertellen dat vermaatschappelijking geen besparingsoperatie is. Durft u nog te praten over de kostprijs van zorg?
Als we het over de organisatie van zorg hebben, dan moeten we het altijd over budget en kostprijs hebben. Het budget is beperkt. Helaas veronderstelt dat compromissen die ik ook niet fijn vind. Nogmaals het beleid rond personen met een handicap. Mochten daar geen budgettaire grenzen zijn, dan zou het drama van de wachtlijsten zich niet op deze manier stellen. De realiteit is anders en dus verdelen we de beperkt beschikbare middelen via een basisondersteuningsbudget en een persoonsvolgend budget. Daar zullen nog een tijd belangrijke prioritiseringsvragen aan de orde zijn. Ik vind het niet leuk dat we daarmee een aantal mensen in de kou laten staan. Maar een overheid die deze budgettaire realiteit niet onder ogen ziet, knalt vroeg of laat tegen de muur.
Zijn die grenzen een hindernis of een uitdaging?
Een politicus wordt uitgedaagd om in die context van beperkingen de juiste keuzes te maken. Maar er liggen nog andere uitdagingen te wachten. Ik moet aan een breed publiek duidelijk maken dat vermaatschappelijking op dit moment al zeer mooie voorbeelden kent. Bij incidenten mogen ministers zich voor camera’s verantwoorden. Dan moet je deemoedig het hoofd buigen voor tekorten en mankementen. Maar al wat in Vlaanderen aan fantastische dingen gebeurt, met of zonder steun van de overheid, blijft te veel in de schaduw staan. Gaat het bijvoorbeeld over persoonsvolgende financiering, dan duiken meteen verhalen op die wijzen op de beperkingen van zo’n financieringsmodel. Veel minder zichtbaar zijn de creativiteit en overtuiging waarmee voorzieningen, gestimuleerd door die financieringsvorm, voluit nieuwe initiatieven uit de grond stampen.
Er is een warme samenleving, maar die blijft onvoldoende zichtbaar?
Vlaanderen is een warme samenleving. Door de juiste stimulansen te geven, al dan niet financieel, kan je dat versterken.
Toch zette de studiedienst van de Vlaamse Regering recent enkele kritische bedenkingen bij die warme samenleving. Mantelzorg staat onder druk.
Dat mantelzorg onder druk staat, wil ik genuanceerd bekijken. Er zijn ook andere cijfers. Momenteel wordt een grootschalig onderzoek uitgevoerd bij 4.000 mantelzorgers. Hoe ervaren zij hun situatie? Wat zijn hun verwachtingen en knelpunten? Een beperkter onderzoek brengt de specifieke situatie van jonge mantelzorgers in beeld. Die gegevens kunnen helpen om veronderstellingen en voorbarige conclusies te doorprikken. Ze leren ons waarop we moeten inzetten.
‘Er zijn nog steeds zeer veel mantelzorgers.’
De samenleving verhardt en polariseert. Verbanden in de samenleving verschralen. Is de idee van vermaatschappelijking niet op los zand gebouwd?
Men zegt soms dat een minister die oplossingen zoekt bij mantelzorgers, zich een rad voor de ogen draait. Ik vind dat geen juiste analyse. Het klopt dat gezinnen verdunnen. Het is juist dat de keuze om zorgbehoevende mensen langer thuis te houden, de directe omgeving sterker kan belasten. Het is een feit dat als we langer moeten werken, de generatie die mantelzorg opneemt minder beschikbaar wordt. Maar moet de overheid daaruit besluiten dat goede zorg geen betrokken samenleving veronderstelt? Moeten we die solidaire samenleving dan maar schrappen? Nee toch? Ik blijf zoeken naar vormen van betrokkenheid en interactie die we kunnen stimuleren. Het is dus niet omdat je een aantal maatschappelijke ontwikkelingen vaststelt, dat je niet moet inzetten op het samenleven, ook als het gaat over zorg en hulp.
Hoe ziet u dat concreet?
Er zijn nog steeds zeer veel mantelzorgers. En het is aan de overheid om een haalbare en zinvolle multitasking mee te ondersteunen. In het beleid voor personen met een handicap hanteren we daarvoor de term ‘gebruikelijke zorg’: al wat je redelijkerwijs aan ondersteuningskracht kan en mag verwachten van de omgeving. Door te spreken over gebruikelijke zorg geven we aan mantelzorgers het signaal dat we erkennen dat hun draagkracht eindig is. Waar die gebruikelijke zorg overschreden wordt, moet de overheid een tandje bijsteken.
Dat blijft behoorlijk abstract.
Kijk naar de ouderenzorg. De meeste senioren willen een opname in een woonzorgcentrum zo lang mogelijk uitstellen. Deze groep wil eigenlijk een woonplek met genoeg privacy, maar ook met voldoende aandacht en inzetbare zorg vanuit de directe omgeving. Er is een behoefte aan zelfstandig leven, maar ook aan contacten met vrienden en buren. Verdunning van relaties moeten we misschien beantwoorden met nieuwe vormen van ruimtelijke ordening of nieuwe vormen van woningbouw. Die moeten privacy en nabije ondersteuning samen mogelijk maken. Mijn moeder woont in een mooi appartement in de stad. Wat ze het leukst vindt, is dat in dat gebouw ook vrienden wonen, kennissen van vroeger. Ze doen voor elkaar boodschappen, drinken samen koffie. Die signalen moet de overheid oppikken. We moeten nadenken over nieuwe woonvormen en buiten de lijnen durven kleuren.
Staan complexe bestuursstructuren, logge overlegsystemen en talrijke belangenorganisaties die vernieuwingen in de weg?
Een politicus moet omgaan met die complexiteit, en toch blijven zoeken naar verandering en vernieuwing. Die moet je vervolgens realiseren door partners mee over de schreef te krijgen. De kunst is om daar het juiste moment, tempo en evenwicht te vinden. Maar het kan.
‘De psychiatrie is nog teveel geïnstitutionaliseerd.’
Het hele veld van zorg, welzijn en gezondheid is vrij chaotisch. Volgens psychiater Joris Vandenberghe (UZ Leuven) heeft het hoge aantal zelfdodingen in Vlaanderen veel te maken met die complexe zorgorganisatie. Het maakt de geestelijke gezondheidszorg weinig toegankelijk.
De organisatie van de geestelijke gezondheidszorg is één van de factoren die het aantal suïcides kunnen beïnvloeden. Onze psychiatrie is nog altijd teveel geïnstitutionaliseerd, ondanks de reconversie in het kader van artikel 107. Die beloftevolle transitie moeten we verderzetten. Een Vlaams minister moet dan bescheiden zijn, want vele middelen zitten op het federale niveau. Maar het overleg heeft succes: zo hebben we recent een akkoord bereikt om die omzetting naar meer ambulante zorg ook voor kinderen en jongeren te realiseren. We zitten daarmee op het juiste spoor. Ik denk ook dat de terugbetaling van psychotherapie de toegankelijkheid sterk kan verhogen.
Kan Vlaanderen ingrijpen?
De projecten van artikel 107 tonen ons de juiste richting: we moeten onze geestelijke gezondheidszorg op een nieuwe manier toegankelijk maken. Zelf geloof ik sterk in de verdere uitbouw van de eerstelijnspsychologische functie. Ook rond de beeldvorming van mensen met psychische problemen hebben wij een verantwoordelijkheid. Het stigma moet weg.
Reacties [1]
Als het beleid de klemtoon wil leggen op community building en vrijwilligerswerk, dan begrijp ik niet goed dat hetzelfde beleid regionale organisaties dwingt om grote provinciale diensten te worden, vb CAW en die provinciale diensten dan toelaat om enthousiaste vrijwilligers te demotiveren door kleinschalige projecten af te bouwen, ondanks alle tegendruk vanuit de plaatselijke gemeenschap, vb stopzetten van de werking vzw De Klink in Lokeren.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies