Capital vzw
Hassan Al Hilou is geboren in Nederland, als kind van Iraakse oorlogsvluchtelingen. Toen hij acht was, kwam het gezin naar Molenbeek. Hassan ontsnapte aan bittere armoede door de beschimmelde studio dagelijks in te ruilen voor de bibliotheek.
‘Voor een groot probleem heb je een grote oplossing nodig.’
Daar las hij boeken waar volwassenen bang voor waren. Als een spons nam hij alle mogelijke kennis op – van economie tot geopolitiek. De school? Te saai, te beklemmend. Kleine Hassan zag het groot. Op zijn vijftiende richtte hij zijn eigen bedrijf op. De jongste ondernemer van België was geboren.
Wie door de Facebookpagina van Al Hilou scrollt, ziet alleen al de laatste maanden verschillende ministers, een ambassadeur en zelfs twee koningsparen. Als een baas ontvangt hij ze in Capital of vertelt hij erover.
Voor Capital vzw haalde Al Hilou 1,5 miljoen euro aan private en publieke middelen op. In 2021, volle Covid-periode, gooide hij de deuren open van een prachtig gebouw in Brussel-Noord – een oud pakhuis van 2500 vierkante meter.
Sociale innovatie
“Ik noem het een uit de hand gelopen Covidproject”, vertelt Hassan. “Ik adviseerde bedrijven en overheden over sociale innovatie. Tot ik me bedacht: misschien moet ik zelf in actie schieten en aan de slag gaan met de gigantische uitdagingen van mijn Brusselse leeftijdsgenoten.”
Hij somt op: 25 procent van de 150.000 Brusselse jongeren tussen 15 en 25 is werkloos, 11 procent haalde geen secundair diploma, 10 procent behoort tot de NEET-groep, not in education, employment or training. “Voor een groot probleem heb je een grote oplossing nodig. Dus wilde ik met een vernieuwende werking komen die schaalbaarheid kan creëren. Daarvoor heb je ook die private middelen nodig.”
Wat doet Capital concreet?
“Heel simpel: we willen jongeren financieel onafhankelijk maken. Door hen voor te bereiden op de arbeidsmarkt of het ondernemerschap. En dat op grote schaal. Als ik nu 1.000 jongeren bereik met JOBX, onze hoogtechnologische jobervaring, dan moet ik binnenkort met een beperkte investering ook 2.000 jongeren kunnen bereiken.”
‘We willen jongeren financieel onafhankelijk maken.’
“We werken samen met middenveld en bedrijfswereld, maar vertrekken altijd vanuit de jongeren. We luisteren naar hun problemen en tasten die af bij de academische wereld. Waar blokkeren de jongeren op dit thema? Is er al een antwoord: perfect. Is het er nog niet, dan zoeken we mee naar de oplossing. Zo ontstond JOBX maar ook ons Young Entrepeneurs Festival. Het is een concept dat we elke keer opnieuw aanpassen.”
“Capital als geheel omschrijf ik als een one-stop-shop. We hebben de ruimte waar jongeren welkom zijn. Zoek je iets dat wij niet kunnen bieden? Meer dan honderd andere Brusselse organisaties tonen hun aanbod bij ons. Zo worden we een ecosysteem.”
Jongeren leren bij Capital onder meer ondernemen. Met een rolmodel zoals jij ligt de lat wel hoog.
“Neen. Niemand moet worden zoals ik. Iedere Brusselse jongere heeft zijn talent en kan hier aan zijn eigen verhaal schrijven. Helaas is de realiteit vandaag dat we niet in staat zijn om het meeste uit die talenten halen. Ik wil dat die 150.000 jongeren worden wat ze zouden kunnen zijn.”
Of dat nu CEO, kunstenaar, loodgieter of bediende is?
“Absoluut! Met JOBX tonen we meer dan honderd beroepen. Dat gaat heel breed, maar er zitten geen CEO’s of managers tussen. We werken vooral met jongeren in een kwetsbare situatie. Die weten nog niet wat er nu al mogelijk is.”
‘Het heeft geen zin om jongeren in een hokje te steken omdat de arbeidsmarkt dat vraagt.’
“Wij tonen de eerste stap. Bijvoorbeeld: werken bij de politie zonder secundair diploma. Of: in de zorgsector binnen geraken zonder opleiding. Maar evengoed triggeren we hen om advocaat of huisarts te worden. We willen niet meegaan in de visie van kwetsbare jongeren als makkelijk vee.”
Makkelijk vee?
“Ach, die arme jongeren weten niet wat te doen, laten we hen naar knelpuntenberoepen of STEM-jobs dirigeren. Neen! Het heeft geen zin om jongeren in een hokje te steken omdat de arbeidsmarkt dat vraagt. Want op een dag beseffen ze: dit is niets voor mij.”
“Een deel van de jongeren die naar Capital komt, zit twee dagen op de schoolbanken en drie dagen bij een bedrijf, onder het stelsel leren en werken. Maar waarom? Niet omdat ze ooit in die specifieke job willen terechtkomen. Wel omdat ze op korte termijn centen willen. Ook al is het maar een paar honderd euro.”
“Bij Capital tonen we niet wat de markt nodig heeft, maar wat mogelijk is. Zijn er te veel advocaten? Misschien. Maar die Brusselse jongere mag ook advocaat worden, en wie weet wordt hij of zij de beste van België. Nu is het subsidiespectrum gericht op wat de markt vraagt, niet op het potentieel van jongeren. Dat is een gevaarlijke tendens.”
Omdat de jongere met migratieachtergrond in het knelpuntberoep ook niet snel zal doorgroeien tot de witte directeursstoel?
“Dat heeft dan weer tijd nodig. We moeten ons die tijd als samenleving gunnen. Ik ben fellow van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en bestuurder bij de Erasmus Hogeschool, jaar na jaar zie ik meer diverse studenten afstuderen. Dat groeit dus. Maar dat betekent niet dat we mogen negeren dat discriminatie op de arbeidsmarkt een probleem blijft. Dat zeg ik trouwens niet, dat zegt het onderzoek van professor Stijn Baert van de Universiteit Gent.”
Toch wil jij optimist blijven, geef je in elk interview aan. Heeft de jongere die gefrustreerd afhaakt dan geen gelijk?
“Jawel. Hij heeft volledig gelijk. We verliezen een generatie. Niet omdat ze niet willen werken, zoals sommige politici zeggen. Maar omdat het systeem ziek is. Ik geloof dat er meer wettelijke kaders nodig zijn om discriminatie aan te pakken. Maar ik geloof ook in eeuwige positiviteit. Ik zoek dan liever zelf oplossingen.”
Ik vermoed dat jij, met de eeuwige glimlach, te braaf bevonden wordt door activisten?
“Ha! Ik houd van zulke vragen! (lacht) Kijk, je hebt activisten en onderhandelaars. De activist gaat voor de deur van de politicus staan en roept: Jullie doen het slecht! Maar als ik op die manier naar een minister stap, geraak ik zelfs niet binnen.”
‘Soms ben ik ook activistisch. Als iets structureel fout zit en er worden geen stappen gezet, dan wijk ook ik niet.’
“Niemand wil tegenover iemand zitten die het tegenovergestelde zegt. Opnieuw: dat is niet mijn mening, maar zegt onderzoek. De Edelman Trust Barometer leert me dat drie op vier werknemers niet wil werken met een collega met een totaal ander perspectief. Dat is geen Vlaams of Belgisch, maar een wereldwijd probleem.”
“Misschien denkt de politicus wel: er klopt iets van wat de activist zegt. Maar hij zal hem niet uitnodigen. En daar komt de onderhandelaar. Ik heb een boodschap, maar bied ook een concreet programma, waarbij niemand de bloemetjes moet krijgen. Je gaat vooruit door politici die kleine beleidsveranderingen doorvoeren. Door ondernemers die hun strategieën onder de loep nemen.”
“Veel van mijn vrienden zijn activisten. Ik bedank hen vaak, maar voeg er dan aan toe: bedank ons ook maar. (lachje) En soms ben ik zelf wel activistisch, hoor. Dat noem ik mijn 10-procentactivisme. Als iets structureel fout zit, en er worden in de bedrijfswereld of politiek geen stappen gezet, dan wijk ook ik niet.”
Het valt wel op. Al tien jaar strijd je voor inclusie en diversiteit. In dat debat zie je mensen in hun loopgraven zitten. Maar op jou zou ik geen enkel politiek label kunnen plakken.
“Ik ben een Nederlander in België, compleet kleurloos (lacht). Het is simpel: het interesseert me niet. Ik heb geen politieke ambitie. Wie zijn hand uitreikt om mee te werken aan mijn ambitie – nul procent jeugdwerkloosheid – is mijn vriend. Als die interesse tenminste vertrekt vanuit feiten en realiteit, niet vanuit sensatie en polarisatie.”
‘Ik ben kritisch voor iedereen.’
“De jeugdwerkloosheid is een gigantisch probleem, en dat ligt niet alleen bij de jongeren, maar ook bij de politiek en het onderwijs. Vanuit het middenveld moeten we de weg tonen. Je kan niet zeggen dat de lat te laag ligt. Jongeren hebben vandaag simpelweg geen zicht op hun lat.”
We zijn opnieuw bij het jeugdwerk. Waarin verschilt Capital van andere jeugdwerkorganisaties?
“Ik praat niet graag over verschil. Het lijkt dan alsof we elkaar als potentiële concurrenten zien. Wij hebben expertise in ons thema, maar als jongeren bijvoorbeeld met welzijnsvragen komen, verwijzen we met plezier door naar een poule partners.”
Je durft wel kritisch te zijn voor het jeugdwerk.
“Ik ben kritisch voor iedereen. Je wilde toch dat ik wat meer activist ben? (lacht) Capital is nu drie jaar bezig. In die periode hebben we contact gehad met 250 organisaties. Ik weet dat iedereen dat vanuit een oprechte passie doet, hetzelfde doel heeft. Ik zie al die mensen graag, maar we moeten ons wel vragen stellen.”
‘Ik ken organisaties die al twintig jaar dezelfde agenda hebben. Is dat jeugdwerk? Of gratis kinderoppas?’
“We hebben een survey laten uitvoeren bij 1.000 Brusselse jongeren. 91 procent van die jongeren geeft aan dat ze nood hebben aan ondersteuning bij hun professionele ontwikkeling. 91! Maar slecht 30 procent van hen is ooit in aanraking gekomen met het jeugdwerk. Allez! Er zijn honderden organisaties. Dan is er toch een probleem?”
“Ik ken organisaties die al twintig jaar dezelfde agenda hebben. Is dat jeugdwerk? Of gratis kinderoppas? Jongeren veranderen, hé. We bekritiseren anderen graag dat ze topdown werken. Maar staan we genoeg voor de spiegel? Doen wij echt alles bottom up? Een eerste, simpele oplossing: zorg ervoor dat 30 procent van je Raad van Bestuur bevolkt wordt door jongeren.”
Het jeugdwerk is te versnipperd?
(Lacht) “Dat heb je ergens gelezen, toch?”
In één van de vele interviews met jou. Net zoals je ooit zei: “Sommige organisaties gaan bowlen met jongeren. Sorry, maar dat kan ik met mijn vrienden ook.”
“Wat heb ik nog allemaal gezegd? Nu begrijp ik dat sommigen een beetje boos zijn. (lacht luid) Kijk, de fragmentatie is een feit. Ik heb een medewerker die letterlijk elke dag mails binnenkrijgt van telkens andere jeugdorganisaties.”
‘Elke collega krijgt als eerste les: je zegt niet onze jongeren, maar de jongeren.’
“Op zich is die kwantiteit geen probleem. Als er een nood is, is er een nood. Maar er moet een model voor samenwerking gecreëerd worden, ook vanuit het beleid. We moeten naar meer co-creatie.”
Maar dan zijn organisaties bang voor hun middelen.
“Precies. Maar doe je het voor jongeren of voor je personeelsbestand?”
Ze doen het voor “onze” jongeren.
“Gebruik dat woord niet! (Luid) Elke collega die hier begint, krijgt als eerste les: je zegt niet onze jongeren, maar de jongeren. We zijn hun ouders niet. Bekijk waar je kan helpen, en laat ze los. Ik zie vandaag organisaties die dat niet kunnen. Na het traject worden het zogezegde alumni. En zelfs dat netwerk willen die organisaties niet delen.”
‘De dag dat ik geen jongeren meer zie, sluit ik de deuren.’
“Maar ze doen dat ook omdat het subsidiesysteem zo gebouwd is. De vragen zijn: welke jongeren bereik je, welke cases kan je voorleggen, en heb je geen dubbel werk gedaan? Ik heb zo’n model niet geaccepteerd voor Capital. Als een jongere maar gebruik kan maken van één netwerk, bouw je een school naast een school. Maar scholen laten duidelijk gaten vallen, en daarom moet jeugdwerk het anders doen.”
Jeugdwerkers vragen om op kwaliteit te mogen focussen. Maar dan kom jij met het woord schaalbaarheid.
“Ik zeg dat allebei nodig zijn. Zoals je naast een lokale handelaar ook een shoppingcenter hebt. Maar de vraag is toch niet wat de organisaties zelf belangrijk vinden? Wel: wat hebben jongeren nodig? Als jongeren niet van schaalbaarheid hielden, waren ze niet naar Capital gekomen. De realiteit is dat ons publiek jaarlijks verdubbelt. In 2021 en 2022 samen bereikten we 7.500 jongeren, tegen het eind van dit jaar gaan we richting 6.000 à 7.000.”
“De jongeren vinden het aanbod interessant, en ze komen. Daar moet je toch niet over filosoferen? De dag dat ik geen jongeren meer zie, sluit ik de deuren. Dan werkt het niet. Organisaties die twintig inschrijvingen hebben voor een workshop en telkens maar twee jongeren zien, hebben een probleem.”
“Wat ik nu zal zeggen ligt gevoelig, maar goed. De wereld evolueert, we hebben over alles data. Ik stel me de vraag: wat is de reële kost voor de ontwikkeling van een individu? (Snel) Ik heb geen antwoord, hé! Maar voor mij is dat wel een brainstormvraag die elke jeugdwerking en jeugdwerker zich kan stellen. Wat is de reële kost, en kunnen we dat ethisch accepteren? Mag ik dat beargumenteren?”
Graag zelfs.
“Ik ken organisaties die vandaag qua aanbod per jongere duurder uitkomen dan een leerling in de klas. Dan vraag ik mezelf af: krijgt die jongere niet meer kansen als we hem met een tweede leerkracht in een kleinere klas zetten? Elk onderzoek zal aantonen dat onderwijs de beste motor is voor sociale mobiliteit.”
Ik gok dat je nu heel wat sociale professionals gechoqueerd hebt.
“Ik weet het. Maar dat mag ook. Ik zeg niet: bereken de kost per jongere of de efficiëntiewinst. Ik zeg ook niet: oei, we moeten dat bedrag van 800 naar 600 euro krijgen. Ik zeg wel: kijk kritisch naar jezelf. Doe je wat je moet doen? Als je als jeugdwerk duurder bent dan een klas, ben je dan goed bezig? Bouwen we dan niet beter een tweede school?”
Ons onderwijs staat vandaag ook in de vuurlinie. Wat loopt daar volgens jouw fout?
“Ik ben geen onderwijsdeskundige. Die vraag is te breed. Maar ik kan wel dingen benoemen, zoals: meer dan 70 procent van de jongeren weet in zijn laatste jaar secundair niet welke beroepen en professionele sectoren er zijn. Ik hoop dan ook dat het onderwijs – of een andere speler – een project als JBOX ooit kan implementeren. Want het doel van Capital is dat we op een bepaald moment stoppen. Omdat we klaar zijn. Dat geef ik ook mee aan elke medewerker die hier begint.”
In andere interviews vertel je steeds dat de lokale bibliotheek jouw redding was. Moet Capital de bibliotheek van de volgende generatie worden?
“Ik wil met Capital gewoon iets teruggeven. Financiële zelfstandigheid is een antwoord op armoede. Met werk en middelen klim je de sociale ladder op. En weet je wat het mooie is? Als jongeren via ons aan hun eerste baantje geraken, investeren ze dat geld in hun familie, hun thuis. Waarom zou ik dan pessimistisch zijn?”
‘Financiële zelfstandigheid is een antwoord op armoede. Met werk en middelen klim je de sociale ladder op.’
“Mag ik nog een anekdote vertellen? We hebben een team van geweldige poetshulpen. Een van hen vroeg me onlangs: ‘Ik heb een zoon van veertien, hij wil deze zomer iets betekenen, wat zou hij best doen?’ Onze werking begint eigenlijk vanaf zestien, dus som ik wat partners op. ‘Neen’, antwoordde de vrouw. ‘Hij kent al die werkingen. Hij wil niet op uitstap, hij wil iets creëren.’ Geld, meer bepaald.”
“Ik lobby al lang rond dat thema bij onze overheid. Zo’n veertienjarige moet wel degelijk centen kunnen verdienen. Ook vanuit het jeugdwerk zouden we daar iets kunnen bieden. Alleen heb ik het gevoel dat we die vraag als jeugdwerkers negeren, omdat we misschien niet comfortabel zijn met het mogelijke antwoord.”
Hoezo?
“Veel jongeren willen centen verdienen. Als we als overheid of middenveld stil blijven, zal de straat zich laten horen. Door criminaliteit kunnen jongeren vandaag geld en status verdienen. In tegenstelling tot ons heeft de straat het antwoord al.”
Reacties
Zeker lezen
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies