Molenbeek Rebels
“Familie!” Dat is wat Divina en Diariou spontaan antwoorden, wanneer ik vraag wat de club voor hen betekent. Vijf jaar geleden kwamen ze bij Molenbeek Rebels Basketball terecht. Hoewel ze nog altijd maar zeventien lentes tellen, zijn Divina en Diariou vandaag speelster, jeugdcoach, scheidsrechter en jeugdbestuurslid.
‘Dit is veel meer dan basketbal. Deze mensen zijn er voor mij.’
Wanneer ik de twee spreek, hebben ze net hun visum aangevraagd voor een basketbaltrip richting Chicago. Ze kunnen niet zeggen hoeveel uren ze precies op en voor de club spenderen, maar het zijn er véél. Het is geen opgave, want de Molenbeek Rebels zijn hun tweede thuis. “In het begin dacht ik: ik ga gewoon wat sporten”, vertelt Diariou. “Maar al heel snel had ik door: dit is veel meer dan basketbal. Deze mensen zijn er voor mij.”
We zouden kunnen beschrijven hoe dat traject van Diariou en Divina precies liep. Van speelster tot vrijwilliger, van onwetende twaalfjarige tot verantwoordelijke zeventienjarige. Maar het staat zo gedetailleerd in de missie en de vrijwilligersverklaring van de club dat onze eigen omschrijving de werking tekort zou doen.
Praten, praten, praten
De focus van Molenbeek Rebels Basketball zijn meisjes in een kwetsbare positie. In de breedste zin van het woord. In de cijfers vertaalt zich dat als volgt: zo’n 70 procent van de meisjes komt uit een gezin waar de ouders recht hebben op verhoogde tegemoetkoming.
“Tot voor kort lag dat cijfer op 90 procent. Maar omdat we maar beperkte subsidies krijgen, was dat niet vol te houden”, zegt coördinator Wenke Thewis (44).
Wat de Rebels allemaal doen met en voor hun 250 leden, behalve basketten? Lessen Nederlands, sportkampen, leesnamiddagen, noem maar op. Trainers zijn sociaal werkers en sociaal werkers zijn trainers. “We proberen de jongeren zichzelf te laten ontplooien, en empoweren hen in alle facetten van hun leven”, vertelt Wenke.
De kern van de club is: communicatie. “Praten, praten, praten”, zo vat Wenke het samen. “Nog los van alle gesprekken voor en na de training, zijn er jaarlijks minstens twee individuele gesprekken met alle 250 spelers apart. Als ik dat op presentaties bij andere sportclubs vertel, verklaren ze me gek.”
Betrokkenheid
Ook het voorgaande blijft uiteindelijk maar een summiere beschrijving van de werking van de Rebels. ‘Praten’ zegt zo weinig. Het draait om: zorgen voor een netwerk, een vertrouwensband opbouwen, een safe space creëren.
‘Elke speelster wordt vroeg of laat gevraagd om een engagement op te nemen binnen de club.’
“Komt er een meisje niet opdagen, dan belt iemand haar sowieso op”, geeft Wenke een voorbeeld. “Zitten meisjes ergens mee, dan gaan we daar mee aan de slag. We gaan thuis op bezoek, maar ook naar hun school. We oriënteren naar studiebegeleiding, zorgen voor psychologische begeleiding als dat moet. Daarom hebben we ook een welzijnscoach aangeworven.”
Er zijn vrijblijvende activiteiten, teams op recreatief en competitief niveau. Elke speelster wordt vroeg of laat gevraagd om een engagement op te nemen binnen de club. Iedereen kan zich op zijn manier ontwikkelen. Zelfs de meisjes die niet willen basketten. “Als je alleen zou focussen op basketbal zou je ook véél meisjes niet bereiken”, zegt Wenke.
“Daarom trekken we de werking open. Er is een G-werking. Wie andere talenten heeft dan basketbal, kan doorgroeien als scheidsrechter of animator, als verantwoordelijke voor de kantine of in het bestuur. Die betrokkenheid is de basis. Ook voor ouders. Er zijn nu baskettende mama’s.”
Kwetsbare coaches
De coaches van de Rebels zijn de eersten om zichzelf kwetsbaar op te stellen. Ze staan niet boven hun speelsters, maar ernaast. Het gaat om de meisjes een plek én inspraak geven. “Daarom zijn de Molenbeek Rebels een plek waar ik mezelf kan zijn”, zegt Divina. “’Iedereen is welkom’ klinkt zo cliché, maar dat is echt de basis. Ik heb hier al veel gesloten meisjes zien openbloeien.”
‘Hier gaan veel meer deuren open dan alleen naar een basketbalterrein.’
Diariou: “In een grootstad als Brussel, met haar slechte kantjes maar ook de vooroordelen van buitenaf, is het belangrijk dat je even je problemen kan vergeten en gewoon kan spelen. Hier gaan ook veel meer deuren open dan alleen naar een basketbalterrein.”
Toen het bij zowel Divina als Diariou wat moeilijker liep in de klas, ging coördinator Wenke persoonlijk langs in de scholen van de meisjes. “Als je problemen hebt, weet je bij wie je terechtkan”, zegt Divina. “Ze kent ons, weet wat ons goede en mindere kanten zijn. Dat kan je niet vergelijken met leerkrachten. Zij geven les en basta.”
“School is zo kil”, vult Diariou aan. “Kan je het: oké! Kan je het niet: ook oké! En heb je een probleem, los het dan vooral zelf op. Hier is het anders. Hier kan je hulp vragen. Dit zijn geen vreemden, zoals mijn leerkrachten, maar mensen die ik kan vertrouwen. Die mij vertrouwen.”
Girl power
Sinds de officiële oprichting in 2009, onder de vleugels van De Foyer vzw, is de basketbalclub uitgewaaierd over verschillende sporthallen in Brussel. Maar waar je ook binnenkomt als de Rebels er zijn, het valt op: dit is girl power.
‘Het sportaanbod voor meisjes en vrouwen in de hoofdstad is mager. We zijn compleet overbevraagd.’
De Rebels zijn geen ploegje dat zich aan een mannelijke club heeft aangehaakt. Geen werking waar mannelijke coaches ook de meisjes een plek geven in de hoek van een sportzaal.
Gek genoeg is dat niet zo vanzelfsprekend voor Brussel. Hoe groot de hoofdstad ook mag zijn, eigenlijk is er maar een mager sportaanbod voor meisjes en vrouwen. “We zijn compleet overbevraagd, het is te gek voor woorden”, zegt Thewis. “Toen wij met de club begonnen en onze ambitie uitspraken, werden we nog vierkant uitgelachen. Nu hebben we een voortrekkersrol.”
Voor Diariou betekent het feit dat ze onder meisjes is vooral: veiligheid. “Bij een mannelijke basketbalclub zouden we bij elke misser te horen krijgen dat we missen omdat we meisjes zijn. Wij moedigen elkaar tenminste aan. Iedereen kan hier zichzelf zijn, fouten maken en bijleren. Dat geeft vertrouwen.”
Kansen krijgen
Dat verhaal horen we ook bij Anabelle Okende Nye-Pungu (24). Zij kwam, net als Diariou en Divina, als klein meisje bij de Rebels terecht, om vervolgens door te groeien tot coach en bestuurslid. “Wat moeten meisjes doen?”, vraagt Anabelle retorisch. “Zeker niet sporten! Willen ze toch sporten? Stuur ze dan maar naar de dansclub!”
‘De club geeft kansen aan meisjes, in een samenleving waar het voor hen moeilijker is om te sporten of te studeren.’
“Toen ik met de Rebels in contact kwam, ging er een wereld open: dàt wil ik doen. Het werd de enige plaats waar ik mezelf kon zijn. Waar ik niet onder druk stond om goede punten te halen, te presteren of er goed uit te zien.”
Op aandringen van haar ouders studeerde Anabelle eerst boekhouding aan de hogeschool. Na twee onsuccesvolle jaren, overtuigde Wenke Anabelles ouders om haar een opleiding Lichamelijke Opvoeding te laten volgen. Nu is Anabelle “high van het slagen.”
Anabelle: “Het mooiste aan de Rebels is dat de club kansen geeft aan meisjes, in een samenleving waar het voor hen moeilijker is om te sporten of te studeren. Omdat we, ondanks alles, toch nog altijd in een ouderwetse wereld leven.”
Basketbal is voor haar en de anderen een manier om hun plek op te eisen in het debat, zegt Anabelle. “Wij, Brusselse meisjes, hebben óók een stem. Als we ze durven gebruiken, wordt er niet geluisterd. Er is talent, er is kracht, maar ze wordt niet gezien. Bij de Rebels wel. Dat maakt de club uniek.”
Stand your ground
De Molenbeek Rebels laten die stem ook horen buiten de muren van de sporthal. De dag voor ons gesprek had Divina nog een tornooitje in de buurt. “Er waren alleen maar jongens, jongens, jongens. Dan denk ik: wat goed dat we bij Rebels ook meisjes de kans geven om hun talent te ontwikkelen.”
‘Het valt natuurlijk op dat onze tegenstrevers vaak uit één homogene groep meisjes bestaan, terwijl wij één en al diversiteit zijn.’
Anabelle trekt in de zomermaanden dan weer vaak naar de Brusselse pleintjes. Dat zijn, zonder uitzondering, plaatsen voor jongens. “In het begin denk je: dit wordt moeilijk. Maar je moet durven. Eigenlijk is het dit: stand your ground. Natuurlijk is de kans groot dat je verliest als je tegen gasten speelt die veel groter zijn. Maar uiteindelijk zullen ze toch moeten toegeven dat ook wij kunnen basketten.”
Het is een attitude die de meisjes ook meenemen tijdens competitiewedstrijden in de Brusselse rand. Hooguit 30 kilometer ligt er tussen Molenbeek en pakweg Leuven, maar soms lijkt het een wereld van verschil. “Het valt natuurlijk op dat onze tegenstrevers vaak uit één homogene groep meisjes bestaan, terwijl wij één en al diversiteit zijn”, glimlachen Diariou en Divina. “Wij zijn het zo gewend, en zouden niet anders willen. Terwijl anderen één beeld hebben van mensen van een bepaalde afkomst, zien wij overeenkomsten en leren we veel van elkaar.”
“Toch voelen we dat we onze naam soms meesleuren”, vult Anabelle aan. “Blijkbaar zijn veel mensen bang van Molenbeek. Maar dan doet het ons plezier als de tegenstander ons na de match complimenteert voor de sfeer in onze ploeg.”
Sport? Welzijn? Jeugdwerk?
Die diversiteit is een zegen en een vloek. Wie in diverse organisaties werkt, weet dat er ruimte nodig is om te manoeuvreren. Maar tegelijkertijd is het ook aanlokkelijk om sociaal werk in vaste structuren gieten. Voor een sociaal-sportieve werking, die per definitie hybride is, speelt dat nog meer.
‘Onder welke bevoegdheid valt zo’n club: Sport? Welzijn? Jeugdwerk?’
Want onder welke bevoegdheid valt zo’n club bijvoorbeeld. Sport? Welzijn? Jeugdwerk? Coördinator Wenke glimlacht als ik haar de vraag voorleg. “Tijdens corona hebben we online overleg gehad met de departementen sport, welzijn en jeugd van de Vlaamse gemeenschapscommissie. Ze feliciteerden ons: wij waren de eersten en enigen voor wie het gelukt was om een gezamenlijk overleg te houden.”
Dat is veelzeggend. En weinig bemoedigend voor de Rebels. Officieel vallen zij onder sport, en daar liggen de budgetten niet bijster hoog. “We hebben al stappen gezet”, stelt Wenke. “Er is nu een regel dat sociale sportclubs een streepje voor hebben bij de subsidierondes. Maar het is dubbel natuurlijk.”
“We worden nu gevraagd om te voldoen aan een hele rist sociale eisen, waar we eigenlijk geen geld voor krijgen. Tegelijk valt het ook moeilijk aan te tonen wat we allemaal doen. We moeten bijvoorbeeld concrete acties doen rond drop-out, terwijl dat bij ons niet om projectjes draait maar de core van heel onze club is.”
Onzichtbaar werk
De Molenbeek Rebels zijn lid van het Sociaal Sportief Platform, dat in 2019 het levenslicht zag. In een memorandumdoet het Platform vijf aanbevelingen. Een ervan: ‘onze meervoudige identiteit vereist een aangepaste beleidsondersteuning.’
‘De Rebels zijn het schoolvoorbeeld van een particpatieve werking.’
Tot die conclusie kwam ook onderzoekster Tine Desmet, die de Molenbeek Rebels maandenlang volgde voor haar doctoraat over participatief jeugdwerk. “Wat een organisatie als de Rebels doet, is amper te vatten in indicatoren”, zegt Desmet. “Ze hebben het voordeel dat ze als relatief nieuwe organisaties nog niet vastzitten in structuren. Maar het nadeel is dat heel veel werk onzichtbaar blijft.”
Voor hybride organisaties als de Rebels is het lastig, om niet te zeggen quasi onmogelijk, om dat onzichtbare zichtbaar te maken. “Terwijl de Rebels sociaal succesvolk werk verrichten, en voor mij hét schoolvoorbeeld zijn van een participatieve werking.”
De doctoranda vat participatie samen rond vier kernwoorden: gelijkwaardigheid, kritische reflectie, authenticiteit en holisme, de kunst om op verschillende domeinen actief te zijn. “Participatie is een containerbegrip geworden. Vaak denken we aan het bevragen van jongeren, terwijl dat soms niet meer is dan schijnparticipatie”, aldus Desmet.
“Bij de Rebels zie je wat echte participatie is: een basishouding, een mentaliteit. Een langdurige proces, dat doorsijpelt in elke laag van de organisatie. Participatie gaat niet om wat je doet, maar hoe je het doet.”
Reacties [1]
Proficiat met jullie fantastische werking!!
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies