Dikke Freddy
Op een regenachtige avond was ik nog wat Sociaal.Net-leeswerk aan het inhalen. Om meteen in de juiste sfeer te komen, begon ik met de fratsen en scherpe observaties van Dikke Freddy.
Eén van die columns was een brief aan de inrichtende macht van de sociaalwerkconferentie. Zo bracht Dikke Freddy me bij het eindrapport van de sociaalwerkconferentie 2018. Heel wat minder licht verteerbaar dan de schrijfsels van Erik Vlaminck, maar ook de moeite waard.
DNA sociaal werk
Na lezing bleven een aantal begrippen in mijn hoofd hangen: superdiversiteit, empowerment, dialoog, DNA van sociaal werk.
Dikke Freddy zou met al die moeilijke woorden ongetwijfeld de draak steken, maar zelf vond ik dat eindrapport wel een knap werkstuk. Al bleef ik wat met het gevoel achter dat ik het nog eens moet herlezen om het allemaal te bevatten. Dus ja, Freddy, je hebt misschien wel een beetje gelijk.
OCMW bril
Enkele kanttekeningen bij dat eindrapport dus. Met een OCMW-bril op.
‘Ik werk nu 41 jaar in een OCMW.’
Juist: dan moet ik misschien mezelf eerst eens voorstellen. Ik werk nu 41 jaar in een OCMW. Maatschappelijk werk laat mij niet los. Ook ’s avonds niet, wanneer ik van mijn fiets stap.
Ik sta niet meer ‘in het veld’ maar zit intussen wat hoger op de ladder. Daardoor kan ik iets verder kijken. Wat overigens niet altijd een voordeel is. Je krijgt soms nekpijn van dat turen in de verte, in de hoop dat er beterschap op komst is. Minder armoede, bijvoorbeeld.
Meer bekendheid
Toch nog eerst een oproep voor ik begin: dat eindrapport mag wat meer bekendheid krijgen. Is het omdat sociale professionals vooral doeners zijn dat ze te weinig stilstaan bij hun belangrijke rol in de samenleving?
‘De krachtlijnen zijn heel herkenbaar.’
De krachtlijnen van het eindrapport zijn alvast heel relevant en herkenbaar. Op een aantal onderwerpen ga ik dieper in, vanuit dat OCMW-perspectief.
Bureaucratisering
Wat ik zeker herken, is de toenemende verwachting rond meetbaarheid en resultaten. De werklast van sociaal werkers stijgt. Tegelijk moet meer dan voorheen verantwoord worden of al dat sociaal werk wel opbrengt.
De integratie van het OCMW in de gemeente zal ongetwijfeld leiden tot nog meer van hetzelfde: managementdenken gericht op doelstellingen en becijferbare resultaten. Intensieve registratie moet aantonen dat streefwaarden bereikt worden.
Naarmate de sociale dienst en zijn bevoegde schepenen méér dan voorheen moeten concurreren met andere lokale noden, zal de roep om cijfers alleen maar toenemen.
Verhalen of grafieken
Eerlijk gezegd: het beangstigt mij een beetje, die gedwongen poging om het onmeetbare toch in meetbare indicatoren te vatten. Is het niet-meetbare niet juist het meest waardevol?
De narratieve praktijk van het sociaal werk vertalen in statistieken, kan vervreemdend werken. Vinden basiswerkers het bijzondere van hun werk nog wel terug in glossy grafieken?
Bewijs leveren
Je ziet het nu al gebeuren: beleidsverantwoordelijken toveren met benchmarking en scheve vergelijkingen om electoraal te schitteren met de topprestaties van hun OCMW. Medewerkers huppelen die agenda achterna, koortsachtig op zoek naar meer en beter cijfermateriaal.
‘Ondanks de werklast, zetten we kwaliteit neer. We hebben tevreden klanten. Al kan het altijd beter.’
Vaak bevestigen die grafieken wat we al wisten: iedereen is gedreven bezig. Ondanks de werklast, zetten we kwaliteit neer. We hebben tevreden klanten. Al kan het altijd beter.
Ver van zijn bed
Hoe kunnen we ons werk dan nog beter verkopen als we er geen prijs kunnen of willen opplakken?
Dat vraagstuk lossen we niet alleen op. Hier kijk ik voor steun richting academische wereld. Ook in het eindrapport lees ik de vraag naar onderzoekers van de sociaalwerkpraktijk: mogen we mee bepalen wat onderzocht zal worden?
Grafieken of verhalen? Meten of buikgevoel? Voor Dikke Freddy zou het allemaal ver van zijn bed zijn.
Mensenrechten
En toch… Het gaat hier over mensenrechten. Eten, drinken, een dak boven het hoofd. Kinderen die met een volle brooddoos naar school kunnen. Jongeren die aangemoedigd worden om verder te studeren.
Dat daar nabijheid en vertrouwen voor nodig zijn? Dat zoiets tijd vraagt? Is dat zo moeilijk te verstaan?
Geen sterk merk
Dikke Freddy schrijft kritisch over dat OCMW, zijn budgetbeheerder en zijn trajectbegeleider. Hij is niet alleen.
‘Studenten aarzelen om bij ons te solliciteren.’
Collega sociaal werkers aarzelen om hun beroepsgeheim met ons te delen. Een OCWM heeft immers die controlefunctie. Alsof wij niet staan voor het belang van onze cliënt?
Studenten aarzelen om bij ons te solliciteren. Ondanks alle inspanningen is OCMW-maatschappelijk werk nog steeds geen sterk merk.
Rationele empathie
Straathoekwerkers wijzen op de drempels die er nog altijd zijn. Onze hulpverlening is inderdaad niet onvoorwaardelijk.
En ook volgens vrijwilligers met een hart voor cliënten houden we ons te veel aan de regels, hebben we te weinig oog voor behartenswaardige situaties. Ook dat is juist. Onze houding moet er een zijn van rationele empathie: we kunnen niet louter ons hart laten spreken.
Activeren, zo wordt gezegd, rijmt steeds meer op disciplineren en steeds minder op emanciperen. In mijn werkomgeving merk ik dat nochtans niet. Eerder hoor ik dat cliënten achteraf tevreden zijn met dat duwtje in de rug. Het moet wel met respect en op maat.
‘Cliënten zijn tevreden met het duwtje in de rug.’
En we moeten ook werkgevers activeren natuurlijk, het is geen eenrichtingsverkeer. Ook dat evenwicht moet bewaakt: het moet van twee kanten komen. Dus ook vanuit de samenleving.
Alles kan beter
Er wordt nogal kritisch naar het OCMW gekeken.
Jammer: wie onze werking van dichterbij leert kennen, is vaak verwonderd dat we zo’n brede dienstverlening aanbieden. Aan de andere kant: die kritiek houdt ons alert. Want alles kan beter. Belangrijk is dat we de complementariteit blijven zien in ieders rol en opdracht.
Sterker sociaal werk
Naar mijn gevoel gebeurt er in de sociale dienst van het OCMW zeer zinvol werk. Kijken van buitenaf is anders dan kijken van binnenuit, natuurlijk. Van binnenuit heb je beter in de gaten hoe mensen binnen de gegeven context toch het maximale doen voor cliënten.
Ik pleit er voor dat we nog sterker worden als sociale dienst. We hebben een rol te spelen die voor niemand anders is weggelegd. We staan op een brug waar niemand anders staat. We komen waar niemand anders komt.
Geen enkele andere organisatie is bij wet gedwongen om de dienstverlening uit te bouwen volgens de meest geëigende methoden van het sociaal werk.
Hoe dan?
De maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan zijn niet min. Superdiversiteit bijvoorbeeld, vermaatschappelijking van zorg of het afkalven van een draagvlak om de structurele kanten van armoede en sociale uitsluiting aan te pakken.
De vraag is natuurlijk: Hoe kan dat sociaal werk, zowel in het OCMW als elders, sterker worden?
Zelfbewuster worden
Daar moeten we nog eens grondig over nadenken. Ik vraag me af of sociale professionals die sense of urgency ervaren.
‘Sociale professionals moeten zelfbewuster worden.’
Sociale professionals moeten zelfbewuster worden. Het klopt dat we moeite hebben met één van die krachtlijnen in ons DNA: de politiserende opdracht. We moeten nog veel meer inzetten op vormen van onderlinge samenwerking en ook meer met één positief kritische stem spreken.
Loyaliteit aan de werkgever en zijn doelstellingen lijkt bij sociaal werkers in het OCMW sterker aanwezig dan het bewustzijn dat we allemaal sociale professionals zijn, over de grenzen van de organisaties heen.
Een sterkere alliantie tussen de academische wereld en het werkveld is hier een must.
Superdiversiteit
Superdiversiteit komt op ons af. Of beter: het is er al. Dat loopt niet van een leien dakje.
We zien het dagelijks: polarisering, radicalisering, zeker in wijken die tot de armste van de stad behoren. Het ligt voor de hand dat het samenleven van zoveel verschillende mensen op zo’n beperkte oppervlakte ‘gemanaged’ moet worden.
Oplossingen zullen enkel werken als een voldoende diversiteit aan stemmen is gehoord bij het herdenken van de bestaande kaders. Zo staat het ook in het eindrapport van de sociaalwerkconferentie.
Superdivers personeelskader
Dat vraagt ook binnen de sociale dienst om een superdivers personeelskader. ‘Super’ zijn onze maatschappelijk werkers al vaak, ‘divers’ helaas wat minder. Ook hier domineert de blanke middenklasse nog steeds.
‘Onze maatschappelijk werkers zijn niet divers genoeg.’
De sociale dienst schuift die zwarte piet door naar de personeelsdienst: graag betere promotie van vacatures en liefst werken aan een multicultureel imago voor de sociale dienst.
Positieve discriminatie bij aanwerving? Dat ligt al een pak gevoeliger.
Weinig kleur op schoolbanken
De personeelsdienst kijkt vervolgens naar de hogescholen. Als daar te weinig ‘kleur’ op de schoolbanken zit, kunnen we ze ook niet aanwerven, zo wordt gesteld. De sociale scholen knikken: die diversiteit willen ze ook wel, maar…
Op naar het middelbaar onderwijs dan maar? Hoe zit het daar intussen met het watervalsysteem? Worden jongeren uit etnisch-culturele minderheden daar inmiddels opgetild? Aangesproken op hun talenten, omdat de samenleving hen nodig heeft als sociaal tolk of brugfiguur? Ook daar is er nog heel wat werk aan de winkel.
Weer op straat
Vermaatschappelijking van zorg dan. Ook niet meteen een verhaal om blij van te worden.
‘Vermaatschappelijking: geen verhaal om blij van te worden.’
De uitgangspunten zijn goed, de praktijk wat minder. Als de daklozenopvang vol zit met mensen die een psychische of psychiatrische problematiek hebben, dan gaat er toch iets grandioos fout?
Als iemand met veel moeite een woning vindt maar bij gebrek aan begeleiding na vier maanden op straat wordt gezet, wat hebben we dan bereikt?
Zorg voor zorgverleners
Veldwerkers dreigen door de knieën te zakken door die zware last. Ze hebben de missie van het OCMW in hun ziel getatoeëerd en willen niets liever dan voor iedereen sociale grondrechten realiseren.
Maar ze botsen op hun grenzen en die van systemen. Ze zien collega’s die de moed verliezen en opgebrand afhaken. Ze moeten voortdurend het evenwicht bewaken tussen hulpverlening en controle, tussen nabijheid in de begeleiding van hun cliënten en de nieuwe processen van digitalisering, toenemende administratie en registratie.
‘Veldwerkers dreigen door de knieën te zakken.’
Ondertussen worden de problemen van cliënten complexer. Moeten we niet wat meer zorg dragen voor onze zorgverleners, vragen sommigen zich terecht af.
Het komt goed
Ik kan alleen besluiten dat de roep om ‘sterk sociaal werk’ zeker geldt voor die stilaan bedreigde mensensoort: de maatschappelijk werkers van het OCMW.
Ook na de inkanteling van het OCMW in de gemeente is een sterke sociale dienst nodig.
Gelukkig is ze er: de generatie die morgen de fakkel overneemt. Als ik die jongeren op de klimaatmarsen zie betogen dan lijken ze het goede profiel te hebben: gedreven, creatief, mondig, rebels. Nu nog wat kleur erbij en het komt goed.
Reacties
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies