Werken met kinderen en ouders
Gezondheidswerkers steken veel energie in het aangenaam maken van de therapie voor de kinderen. Dat is mooi maar een aangename werksfeer is slechts een middel om het eigenlijke doel te bereiken: samen met het kind bedenken hoe ze zijn levenskwaliteit kunnen verbeteren.
‘Ouders worden op de zijlijn geplaatst.’
Hierbij kunnen ze moeilijk voorbijgaan aan de ouders. Toch gebeurt dat in de gezondheidszorg nog te vaak. Ouders worden op de zijlijn geplaatst omdat ze vaak als lastig worden ervaren door hulpverleners. “Met die ouders valt niet te werken”, zijn bedenkingen die we dan horen.
Lastige gevoelens
Ouders worden als lastig ervaren omdat de hulpverlener niet goed om kan met lastige gevoelens bij de ouders. Die ouders zijn teleurgesteld en ontmoedigd door de beperking van hun kind. Ze zijn kwaad omdat hun kind er niet bij hoort. Of verdrietig omwille van de vele moeilijkheden en lasten die ze ondervinden.
Het vraagt moed van de gezondheidswerker om dit niet persoonlijk te nemen, maar er net belangstelling voor te tonen. Vaak is de hulpverlener er zich niet van bewust dat hij zelf het lastig gevoel uit de weg gaat, bijvoorbeeld door zich veilig aan zijn eigen doelen te houden. De ouder mee in het denkproces betrekken, met alle bijhorende gevoelens, getuigt van wijsheid.
Eenzijdig
In de gezondheidszorg is de focus verschoven van ‘stoornisdenken’ naar denken in functie van de kwaliteit van leven van de patiënt of cliënt. Het ICF-denken, de internationale classificatie van het menselijk functioneren, wint aan belang.Brocatus, N. (2009), Internationale classificatie van het menselijk functioneren – ICF, Cursustekst, Gent, Arteveldehogeschool.Toch merken we die verschuiving in perspectief vaak niet in de praktijk.
Hulpverleners kijken nog te eenzijdig vanuit het perspectief van hulp bieden. Ze zijn gewoon om problemen en beperkingen in kaart te brengen. Om daaruit doelen te formuleren, werden talloze assessments, methodieken, werkwijzen en programma’s ontwikkeld.
‘Hulpverleners kijken te eenzijdig.’
Daar is niets mis mee, integendeel. Hoe beter het inzicht van de hulpverlener is, hoe gerichter zijn aanpak kan zijn. Alleen is het een te eenzijdige kijk.
Denkshift
Elk van ons bekijkt de wereld door de bril van zijn eigen overtuigingen. Ook gezondheidswerkers blijven te veel vanuit hun eigen perspectief kijken. Dat is zeer begrijpelijk, maar het is belangrijk dat hulpverleners zich hiervan bewust zijn.
De meeste gezondheidswerkers denken dat zij de wetenden zijn. De cliënt is dan de onwetende. Het wetenschappelijk denken, klinisch redeneren en evidence based handelen, ondersteunen deze manier van kijken. Het perspectief van de wetende tegenover de niet wetende, of nog straffer, van de doeltreffende tegenover de hulpeloze heeft het grote nadeel dat de kans op samenwerking veel kleiner wordt.
‘Gezondheidswerkers denken dat zij de wetenden zijn.’
Hulpverleners kunnen de levenskwaliteit van kinderen en hun ouders verhogen door hen eerst en vooral te zien als deskundigen van hun eigen leerproces. Die shift in het denken vraagt veel van hen. Het gaat om doelgericht leren kijken vanuit de ogen van de cliënt. Een moeilijke oefening, zo blijkt in de realiteit.
Elke kans om als gelijkwaardige partners samen te zoeken naar wat het lijden kan verlichten en wat de levenskwaliteit kan verhogen, moet gegrepen worden. Werkelijk belangstelling tonen voor het perspectief van het kind en zijn ouders, is wat we nodig hebben.
De illusie van controle
Hulpverleners hebben gemakkelijk de illusie van controle als bijproduct van alle assessments en behandelplannen die ze opstellen. Kaders en houvasten zijn echter vaak structuren die verbloemen dat hun visie slechts een hypothese is. Hulpverleners moeten beseffen dat ze niet alles weten. Werkelijke controle in het leven bestaat niet. Dit durven zien opent veel mogelijkheden.
‘Hulpverleners weten niet alles.’
Een citaat van de Indiase filosoof Krishnamurti uit de vorige eeuw: “Controle houdt onderdrukking, tegenstrijdigheid, inspanning en de hang naar veiligheid in – dit alles in naam van goedheid, schoonheid en deugdzaamheid. Maar het is de loochening van deugdzaamheid zelf en is daarom wanorde.”
De werkelijke uitdaging voor de hulpverlener is samen met de kinderen en hun ouders uitzoeken hoe deze hun eigen hulpbron kunnen worden. De hulpverlener wordt dan begeleider van dit proces. De ontwerper van de inhoud is de cliënt.
Dubbele rol
Gezondheidswerkers hebben een sturende rol, waarin ze zelf een diagnose en een therapieplan opstellen. Daarnaast hebben ze een coachende rol, waarbij ze het denken van hun cliënten en hun ouders uitlokken en begeleiden, hen goesting doen krijgen om te durven gaan voor wat ze zelf graag willen.Clement, J. (2015), Inspirerend Coachen, de kunst van dynamisch communiceren, Tielt, LannooCampus.
Het is niet de vraag hoe je in therapie medewerking krijgt van kinderen en ouders, maar hoe je mee-denkende kinderen en ouders krijgt. Hulpverleners die het denken bij de cliënten leggen, leren hen om zelf hun eigen levenskwaliteit op te nemen.
‘Het doel van de cliënt zien, verhoogt zijn welzijn.’
Vanuit werkelijke belangstelling vragen aan ouders en kinderen wat voor hen speelt, wat voor hen van belang is, waar zij last van hebben, wat zij voelen en vooral waar zij naartoe willen, is wat de levenskwaliteit van mensen kan verhogen. In het samen zoeken verlaat de hulpverlener het pad van de wetende.
Moeilijke ouders bestaan niet. Ouders die het moeilijk hebben om samen met hun kind een pad naar levenswelzijn te vinden, bestaan wel. Ze kunnen de ondersteuning en de wijsheid van de belangstellende hulpverlener goed gebruiken.
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies