Dé oudere bestaat niet
We worden met z’n allen een pak ouder dan vroeger. En dat is goed nieuws. Maar onze samenleving is er nog altijd niet op georganiseerd.
‘Om de vergrijzing te omarmen hebben lokale besturen meer instrumenten in handen dan ze zelf geloven.’
Lokale besturen weten dat 25 procent van hun inwoners ouder is dan zestig jaar, maar ze gaan daar eenzijdig mee om. Ze organiseren ijverig dansnamiddagen en feestmaaltijden, of springen op de kar van buurtgerichte zorg en de strijd tegen eenzaamheid. Alleen gaan ze zo voorbij aan de enorme diversiteit onder de zestigplussers. Want dé oudere bestaat niet. Nieuwe noden worden door deze tunnelvisie amper opgemerkt.
Heb jij al gehoord van de derde en vierde levensfase? De derde fase rol je langzaam binnen als je kinderen het huis uit zijn, je ouders meer aandacht vragen, je met pensioen gaat, je minder inkomen en meer vrije tijd hebt. De vierde fase kenmerkt zich door minder mobiel worden, trager zijn, meer beroep doen op anderen en als je minder geluk hebt, ook ziek worden.
Voor ieder van ons beginnen deze levensfases op een ander moment. En toch blijft de buitenwereld geloven dat alle zestigplussers in de laatste levensfase zitten, een rechte en neerwaartse lijn richting graf. Niet te verbazen dat lokale overheden focussen op zorg, hulp en entertainment uit ver vervlogen tijden.
Akkoord, ik ga misschien wat kort door de bocht, maar om de vergrijzing te omarmen hebben lokale besturen meer instrumenten in handen dan ze zelf geloven en inzetten.
Ga in gesprek
Politici en ambtenaren zijn zelden zestigplussers. Ze maken beleid voor senioren, maar amper met senioren. Alsof ouderen niet meer tellen eens ze met pensioen zijn. Ze formuleren hun mening misschien trager en bedachtzamer, maar dat betekent niet dat ze niet meer weten wat ze zeggen. Ouderen willen inspraak, geen beslissingen boven hun hoofd.
Als lokaal bestuur kan je participatiekanalen inzetten om de mening van oudere volwassenen in al hun diversiteit te capteren. De adviesraad en ouderenverenigingen zijn vanzelfsprekende partners, maar waarom ook niet langsgaan op plekken waar veel ouderen zijn. Denk aan schoolpoorten op woensdagmiddag, lokale dienstencentra, organisaties die met vrijwilligers werken, culturele activiteiten of woonzorgcentra.
Beperk participatie zeker niet tot online formulieren die mensen moeten invullen. Makkelijk om te organiseren, maar zo krijg je geen dialoog met je inwoners.
Openbaar domein
Biologisch verandert het lichaam met ouder worden. Spieren verslappen, het geheugen laat steken vallen, de mobiliteit verandert. Op een bepaald moment staan auto en fiets aan de kant, en worden de eigen benen het belangrijkste vervoersmiddel. Alleen zijn die benen niet meer zo stevig.
‘Maak van voetgangers een prioriteit.’
In tijden van afbouw van het openbaar vervoer kan een lokaal bestuur met de vinger naar bovenlokale overheden wijzen, maar daar hebben voetgangers weinig aan. Maak daarom van voetgangers een beleidsprioriteit.
Werk samen met minder mobiele bewoners aan het openbaar domein en alternatieve mobiliteit. Breng plekken waar ze vaak passeren in kaart, noteer struikelblokken en hindernissen. Zorg voor een centrale plek, online en telefonisch, waar mensen een tijdelijk ontoegankelijke plaats kunnen melden. En voer vervolgens aanpassingen door. Want weet: mensen die nergens meer geraken vereenzamen snel en worden ook sneller ziek. En niemand valt graag familie of vrienden lastig.
Attente buurten
Ouderen spenderen gemiddeld 80 procent van hun tijd in hun woning. Als deze onaangepast is, dan loeren valpartijen om de hoek. Een oude boom laat zich niet makkelijk verplaatsen. Stel bewoners daarom tijdig de vraag of hun woning aangepast is aan de toekomst. Idealiter wordt deze vraag bij het (ver)bouwen op elke leeftijd gesteld.
‘Wedden dat babyboomers zich nog meer ontpoppen tot behulpzame buren?’
Bied ouderen, ongeacht hun inkomen, verhuisondersteuning en hulp bij de aanvraag van vergunningen. En zorg voor een stimulerend premiebeleid waarmee mensen hun huis kunnen aanpassen. Ontwikkel ook nieuwe en betaalbare woonvormen die zorgzame gemeenschappen stimuleren. En experimenteer met gemeenschappelijke woonvormen.
Ook de buurt wordt steeds belangrijker naarmate we ouder worden. Bepaal je aanpak per buurt, samen met de bewoners. Onderzoek grondig waar behoeftes liggen, van oud en jong. Welke zorg- en welzijnsdiensten zijn aanwezig? Wat ontbreekt? Zijn er winkels op wandelafstand? Is laagdrempelige vrijetijdsinfrastructuur te voet bereikbaar?
Kijk qua vrije tijd ook verder dan de clichés. Organiseer meer matinees, zorg voor toegankelijke locaties, betaalbare toegangskaarten en regel vervoer van en naar activiteiten. Als lokaal bestuur kan je private organisatoren via subsidiereglementen stimuleren hetzelfde te doen. En ondersteun verenigingen in hun zoektocht om nieuwe ouderen aan te trekken.
Samengevat: zorg dat in elke buurt ‘attente plekken’ ontstaan die uitnodigen tot ontmoeting en waar bewoners zorg voor elkaar dragen, met professionals en vrijwilligers als ondersteuning. Wedden dat babyboomers zich nog meer ontpoppen tot behulpzame buren?Attente plekken is een begrip dat Ludo Glimmerveen gebruikt in: Glimmerveen, L. (2023), ‘Lessen uit de buurtkroeg. Attente plekken in de grote stad’, in Linders, L., & Co (red.), Ouderen als oplossing. Over seniorisme, samenleven en solidariteit, Amsterdam, van Gennep.
Stop met digitale muren te bouwen
Ideaal is een gemeente- of stadhuis de plek waar ouderen relevante informatie gebundeld vinden, de nodige ondersteuning krijgen en waardevolle input kunnen geven voor een leeftijdsvriendelijk beleid. Vandaar deze oproep: maak je eigen dienstverlening terug bereikbaar! Bouw er niet langer digitale muren rond. Zorg voor begeleiding door mensen van vlees en bloed.
En heb oog voor de zorg die zestigplussers nu al in de samenleving opnemen. Als vrijwilliger zetten ze zich belangeloos in. Als grootouder of mantelzorger nemen ze zorgtaken op zich. Zo leveren ze een wezenlijke economische en sociale bijdrage aan onze samenleving. Zestigplussers zijn heus niet enkel een kost.
Een lokaal bestuur moet deze vrijwillige krachten koesteren. Geef alle pas gepensioneerden de kans om hun talenten te ontdekken. Wedden dat ze deze inzetten in het vrijwilligers- en verenigingsleven? Wedden dat ze de cement zijn voor hun buurt? Wedden dat ze zich beter in hun vel voelen en zo minder kans lopen om ziek te worden?
De nieuwe generatie ouderen heeft andere noden en ideeën dan de generaties voor hen. Omarm deze diversiteit en je maakt van je gemeente een leeftijdsvriendelijke plek, voor elke leeftijd, voor elke inwoner.
Reacties [7]
Jammer maar helaas, gepensioneerde zijn vaak de financiële melkkoe voor mensen zonder inkomen. Dus waar de overheid haar plichten niet nakomt. Zo worden zij de sociale hangmat van de overheid.. vaak zijn de slachtoffers mensen met een beperking of een gebrekkige assertiviteit. Sociale werkers weten dat ook en wimpelen het af als de hardheid van het leven. Maar moeten wij onze zwakke mensen niet beschermen?
Als Seniorenadviesraad spreken wij zelf pas van senioren als ze 70-plusser zijn, want inderdaad zijn zestigers vandaag meestal nog gewoon beroepsactief. Verder kan ik alleen maar de standpunten uit dit artikel onderschrijven. De senioren zijn even divers als de andere leeftijdsgroepen, al kan daar een grotere zorgbehoefte bijkomen naarmate de leeftijd stijgt. Het allerbelangrijkste is echter om hen te betrekken in het ouderenbeleid van een gemeente of stad, een beleid met senioren dus en geen voor senioren boven hun hoofd beslist. Neem je adviesraden serieus en tracht hun adviezen in praktijk om te zetten. Zorg voor een schepen van ouderenbeleid net zo goed als je die hebt voor jeugdbeleid of sport, mét voldoende financiële middelen en een fulltime maatschappelijk werker die het eerste aanspreekpunt is voor senioren. Zeker lokale politici horen midden tussen hun inwoners te staan en niet erboven.
er zijn (helaas)ook veel mensen boven de 70 en 80, die waardevol kunnen zijn.
Ik ben het eens met het artikel: het probleem is dat de groep ouderen zeer divers is en ik merk dat er vaak van alles te doen is voor één bepaalde groep en dat senioren die wat meer willen niet aan bod komen.
Helaas versterken jullie met dit artikel toch weer dat beeld van de ‘zestigplusser’ als ‘oudere’! Zestigplussers moeten nog werken tot ze 66 (of voor de lichting van 1964 67) jaar zijn. Hoezo oud? We staan er nog middenin! Als ik naar mijn vrienden kijk (lichting 1962 tot 1964) dan zijn we allemaal nog volop aan het werk, en geen van hen past in het plaatje dat geschetst wordt. Ja, we kraken en piepen soms al eens, maar oud? Nope! En al helemaal niet ‘out’!
Van de 60 plussers is er inderdaad maar een heel laag percentage afhankelijk van zorg (3 a 4%). Het is niet omdat men een vroeger werk niet meer heeft dat men geen positief economisch bestaan meer heeft of een maatschappelijke bestaansreden. Zovelen zijn mantelzorgers, babysitters, deeltijds werkenden, klussers, enz. Wij kunnen de maatschappelijke cohesie stimuleren en inspirerend werken.
De term ‘zestigplusser’ wordt inderdaad te vaak omgewisseld met ‘gepensioneerde’. Ook dit is een misvatting die van jaren geleden dateert (toen de meerderheid nog veel vroeger op pensioen ging). Het uitgangspunt van deze opinie blijft echter staan: de ouderen van nu zijn niet de ouderen van twintig jaar geleden en daar moet echt iets aan gedaan worden !
Zeker lezen
Aan Bart De Wever, de leider van het land
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies