Het heft in eigen handen
In Oostende zetten ouders via CoKiDo vzw een initiatief op om zelf kwalitatieve kinderopvang te kunnen voorzien tijdens de schoolvakanties. In Brussel kreeg ‘Espace Tous’ vorm via een wijkbewoonster die de sociale cohesie in de wijk wil bevorderen. In Leuven verenigden inwoners zich rond het thema ‘klimaatneutraliteit’ in de vzw Leuven 2030.
Deze voorbeelden zijn slechts een greep uit lokale burgerinitiatieven die vandaag als paddenstoelen uit de grond rijzen. Ze formuleren een antwoord op sociale vraagstukken om de leefbaarheid in een wijk of buurt van onderuit te verhogen. Vanuit een specifieke en lokale praktijk geven burgers concreet vorm aan ontbrekende schakels in functie van het algemeen belang en het sociaal kapitaal. Maatschappelijke thema’s als ruimtelijke ordening, mobiliteit, ontspanning of kinderopvang worden geschoeid op niveau van de wijk.
‘Ook op lokaal vlak staat de participatiekraan open.’
In deze initiatieven is de burger oprichter en belangrijkste participant. Die mobilisatie van burgers vereist een groot engagement. In de geest van de historische participatiebeweging vanaf de jaren ’60 en ’70, wachten veel burgers niet op de aanzet van overheid of markt. Ze nemen het heft in eigen handen. Dat ‘participatie nemen’ is een recht van elke burger.
Participatie geven
Aanvullend op ‘participatie nemen’, wordt er ook ‘participatie gegeven’. Verschillende overheden creëren instrumenten en kanalen om burgers te betrekken bij besluitvorming en beleid.
De Vlaamse overheid tekende bijvoorbeeld een eigen participatiebeleid uit. En ook op lokaal vlak staat de participatiekraan open. Zo moet volgens het Decreet Lokaal Bestuur elke gemeenteraad een reglement vastleggen voor de manier waarop concreet vorm wordt gegeven aan participatie.
Over grond en geld
Tot zover de theorie. In de praktijk ontstaan allerlei spanningen. Soms is particpatie een recht, vaak blijft het een gunst. Zodra het over grond en geld gaat, is burgerparticipatie niet meer dan een modewoord. Ruimtelijke ordening en participatie zijn niet de beste vrienden.
Nochtans heeft de ontwikkeling van stadsgronden een grote impact op het sociale weefsel van gemeenschappen. Bij uitstek op vlak van ruimtelijke ordening moeten burgers op alle niveaus betrokken worden. Als mensen de stad maken, dan hebben ze het recht om daar medevormgevers van te zijn. Helaas zetten lokale besturen participatie net daar vaak in als zoethoudertje.
Gent
Laten we eens kijken naar Gent, de stad waar wij wonen of professioneel betrokken zijn.
Gent profileert zich als participatieve stad, waar co-regie en co-creatie deel uitmaken van haar DNA en het dagelijks taalgebruik. Het arsenaal aan mogelijkheden is enorm: er zijn taskforces, overlegplatformen, wijkoverleggen en burgerbudgetten.
Toch komt de stad niet verder dan de meest enge invulling van participatie. Dat is zeker het geval in een groot aantal dossiers waar het gaat over ruimtelijke ordening en de bestemming van gronden. Daar spelen allerlei machtsverhoudingen die burgerparticipatie doen vervellen tot schijnparticipatie. Burgers reageren assertief door met de regelmaat van de klok ‘participatie te nemen’ in plaats van zich al te mak te laten inschrijven in de strategie van het stadsbestuur.
Parkjes ontwerpen
Enkele concrete voorbeelden illustreren die teleurstellende dynamiek.
Onlangs vervijfvoudigde de stad haar budget voor participatieprojecten en bracht een team van participatie-experten en wijkregisseurs bijeen om co-creatie te faciliteren. Het stadsbestuur lanceerde in 2020 een nieuwe editie van het burgerbegrotingsproject: ‘Het Wijkbudget’.
De oproep resulteerde in bijna 500 ideeën van bewoners, vooral over het (her)inrichten van parkjes of pleintjes om de leefbaarheid van wijken te verhogen. Zonder afbreuk te doen aan deze ideeën, en met de erkenning dat men in deze tweede ronde van het burgerbudget ook oog heeft voor kwetsbare groepen, vragen we ons af of moestuinieren en perkjes ontwerpen de kern is van wat wordt bedoeld met participatie en publiek spreken.
Voor een lokale overheid zijn dit relatief behapbare vormen van ondersteuning. De doelstellingen ervan haken naadloos in op lokale beleidsdoelstellingen en de oproepen zijn vaak eenduidig te plaatsen binnen één bepaalde dienst, bijvoorbeeld de groendienst. Het Wijkbudget voorziet geen ruimte om het beleid kritisch te bevragen en gaat in die zin bredere en kritische vragen uit de weg.
Oude brandweerkazerne
Hoe complexer het dossier, hoe schraler de participatie. Dat wordt duidelijk bij de invulling van ‘Santo’, een oude brandweerkazerne in Gentbrugge.
Buurtbewoners richtten met man, macht en eigen budget dit aftandse gebouw in als een ontmoetingsplaats: er kwam een aanbod voor jonge en oudere buurtbewoners, onder andere met een skatepark, een wekelijkse markt en een bruisende kantine. Met die concrete initiatieven toonden ze wat er leeft in de buurt en welke noden er zijn.
Helaas: deze dynamiek wordt niet meegenomen bij de definitieve invulling van de kazerne. De buurt toonde op een experimentele manier aan op welke punten de wijk kan worden versterkt, maar de stad negeert alle inspanningen. We vrezen – gebaseerd op een bron dichtbij het dossier – dat deze plek onherroepelijk ontwikkeld wordt tot een woonwijk, zonder de vitale buurtfuncties die bewoners eerder toonden.
‘De buurt toonde aan op welke punten de wijk kan worden versterkt, maar de stad negeert alle inspanningen.’
Door een hele buurtwerking van de kaart te vegen, wordt zo’n definitieve invulling een definitieve achteruitgang. Waar tijdelijke invullingen ooit gebruikt werden als ‘vrijplaatsen’ om de stad te herdenken en vorm te geven van onderuit, dreigen momenteel dit soort tijdelijke bezettingen te worden gedreven door geld, politiek en bureaucratie.
Het vel van de beer
En dan is er nog die ene site van dertien hectare publiek domein: de Arsenaalsite. Momenteel is de NMBS eigenaar van de site. Tot de definitieve verkoop ervan in december 2025 aan privépartners, zal private projectontwikkelaar Revive de tijdelijke invulling voor haar rekening nemen.
Achter de schermen wordt het vel van de beer verkocht nog voor die geschoten is. Revive stelde een uitgebreide conceptnota op. Deze nota bevat een voorstel tot invulling van de site, op basis van consultatierondes met organisaties die een tijdelijk onderkomen zoeken.
Het bestaan van zo’n uitgebreide conceptnota voor de tijdelijke invulling, met diverse scenario’s over of er bijvoorbeeld een grootschalige discotheek komt of niet, bewijst hoe strak de krijtlijnen al vastliggen zonder enige raadpleging van betrokken buurtbewoners. Stad Gent probeert de schijn hoog te houden door te stellen dat hier “een goede verstandhouding met de buurt van groot belang is” en er een infomoment georganiseerd zal worden. Van inspraak of participatie vanuit het buurtweefsel is hier weinig tot geen sprake.
Penibele dossiers
In deze voorbeelden is er sprake van schijnparticipatie. Zodra de complexiteit toeneemt, wordt de betrokkenheid en de aanspreekbaarheid van een lokale overheid minder evident, vaak met teleurgestelde en gedemotiveerde burgers als uitkomst. Nemen die het heft alsnog in eigen handen, dan reageert het stadsbestuur vaak erg ongemakkelijk.
Deze penibele dossiers stapelen zich op. Enkele voorbeelden: de organisatie rond de Arsenaalsite waar burgers participatie en debat eisen, de bezetting van de ‘Pandhof II’-site door jonge activisten en kunstenaars, of de hele burgerbeweging die landbouwgronden bezette die de Stad Gent wilde verkopen, en daardoor de stad kon dwingen tot het opmaken van een nota over de verkoop van patrimonium.
Een lokale overheid zou deze tactische bezettingen en praktijken kunnen aangrijpen als leermomenten. Vaak volgt er echter nog meer topdown strategische planning uitgevoerd door ruimtelijke experten, gestuurd door stedelijke administraties en het stadsbedrijf.
Binnen de lijnen
Waarom handelt een stad die zich zo graag in de vitrine zet als participatieve stad zo krampachtig en ontwijkend? Dat versterkt de indruk dat de stad enkel participatie toelaat wanneer die netjes onder controle gehouden kan worden. Burgerinitiatieven moeten passen binnen de strakke lijnen van een doorgeslagen regiecultuur, vaak tot ergernis van de stedelijke wijkregisseurs die de hartslag van de buurt zeer goed aanvoelen.
‘Waarom handelt een stad die zich zo graag in de vitrine zet als participatieve stad zo krampachtig en ontwijkend?’
Burgers die participatie nemen en impact hebben, in plaats van een oproep af te wachten, dat ligt blijkbaar gevoelig. De échte basis die het recht op participatie belichaamt, wringt met de Gentse aanpak.
Strategische stilte
Wanneer een bestuur de vertaalslag wil maken van burgerparticipatie naar beleidsparticipatie, is betrokkenheid op thema’s zoals begroting, gronden en patrimonium een noodzakelijke voorwaarde. Momenteel domineert in politieke kringen de aanpak om rond deze thema’s een strategische stilte in te lassen en burgers te negeren tot de frustratie hoog oploopt.
Dit is bijna een terugkomend gegeven in Gent. Waarom zijn er geen stadsdebatten over kwesties die er echt toe doen, over grootschalige stadsprojecten die vaak een decennialange impact hebben?
Andere politiek
Zowel op het niveau van bestuursakkoorden als op het niveau van politieke partijen: iedereen wil een andere politiek. Die vernieuwing botst snel op grenzen. Zolang alles binnen de krijtlijnen verloopt, is er participatie en zijn er creatieve coalities. Deze participatiepraktijk mondt vaak uit in een ‘op-en-af’-roetsjbaandynamiek waarbij burgers even mogen meepraten. Vervolgens verdwijnt die inhoud naar de formele cenakels van politiek en ambtenarij. Deze dynamiek werkt voor burgers contraproductief en demotiverend.
Dat terwijl het bestuursakkoord, de structuurvisie ‘Ruimte voor Gent’ en andere beleidsdocumenten ons iets anders voorspiegelen. Deze documenten zouden bij de Gentse politiek aanleiding moeten geven om publiek een duidelijk standpunt in te nemen rond ‘burgerparticipatie. Helaas blijft het vanuit die hoek over dit thema heel stil. En niet alleen in Gent overigens…
Reacties [2]
Wanneer overheden het hebben over participatie, bedoelen ze communicatie. Wanneer de burger het heeft over participatie, wil hij vooral zijn mening ventileren. Beiden hebben weinig te maken met participatie omdat het zich beperkt tot eenrichtingsverkeer. Bovendien nemen noch de overheid noch de burger enig engagement. Beiden houden een veilige afstand en nemen vooral geen verantwoordelijk op. In die optiek zijn burgerinitiatieven de mooiste voorbeelden van participatie: het is een concrete, vaak positieve actie en iedere deelnemer neemt zijn verantwoordelijkheid. De enige kanttekening die je hierbij kan maken, is dat het aantoont hoe een falende overheid zich ontdoet van zijn verantwoordelijkheid en de brave burgers het vuile werk laat opknappen. Het toont vooral aan dat het beleid en ontwerpers de stad als een statisch, afgewerkt project zien, terwijl de burgers nood hebben aan broedplaatsen en experimenteerruimte, net omdat zij de stad (of hun wijk) als een dynamisch proces zien.
Als betrokken wakkere burger deel ik de kritische beschouwingen rond de Arsenaalsite en de oude brandweerkazerne in Gentbrugge volledig.
Ik wil wel geloven in de oprechte wil om vanuit het stadsbestuur bewonersparticipatie kansen te geven, maar helaas loopt dat van hogerop heel strak geregisseerd, met mondjesmaat en achter de besliste beleidsfeiten aan. Dat het om een leerproces gaat met vallen en opstaan, daar kan ik begrip voor opbrengen. Maar de geloofwaardigheid staat of valt met wat de actieve burgerinitiatieven aan de lijve ondervinden. En dat is nog niet bemoedigend.
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies