Vermaledijde vermaatschappelijking
Onlangs sloeg Karin Van Mossevelde (i-mens) op Sociaal.Net alarm over de toekomst van het vrijwilligerswerk in de thuiszorg. De tekst doet om verschillende redenen de wenkbrauwen fronsen, niet in het minst omdat hij het adagium van zo lang mogelijk thuis wonen en de sfeer van de vermaledijde vermaatschappelijking van de zorg uitstraalt.
‘Maar liefst vier personen blijven ’s nachts bij de vrouw.’
Het voorbeeld waaraan de argumentatie wordt opgehangen, is het hernemen waard. Een negentigjarige moeder is niet meer in staat om ’s nachts alleen in haar huis te zijn. Haar zoon schakelt daarom drie vrijwilligers in als nachtoppas, elk twee nachten per week. De resterende zevende nacht gaat hij zelf bij zijn moeder slapen.
Lees dat maar eens opnieuw. Je leest goed. Maar liefst vier personen worden ingeschakeld om ’s nachts bij de vrouw te blijven. Het is aannemelijk dat er daarnaast ook thuiszorg en thuisverpleging over de vloer komt.
Is dit waardig ouder worden?
Is dit het model dat we voorstaan? Moet er voor elk huis waar een zorgbehoevende oudere woont dergelijke zorgcapaciteit worden ingeschakeld? Meer nog, is dit waardig ouder worden?
Is het waardig ouder worden wanneer een zorgkundige elke nacht tweemaal langs moet komen om een weinig mobiele man te draaien in bed? Is het waardig ouder worden wanneer een oude vrouw die te velde woont, achter het stuur kruipt terwijl ze nog nauwelijks in staat is een koffiekan op te heffen? Of wanneer de kinderen genoodzaakt zijn een camerasysteem te installeren om permanent te kunnen nagaan of vader niet opnieuw gevallen is?
Vergrijzingstsunami
Beseft men wel de omvang van de vergrijzingstsunami die eraan zit te komen? In 2060 zullen meer dan 700.000 Vlamingen ouder zijn dan 80 jaar. Velen zullen intense zorg nodig hebben, velen zullen minder mobiel zijn.
‘Is het niet cynisch dat familie en vrijwilligers zelf niet in hun eigen bed slapen om anderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen?’
Is het echt een goed idee om hen allemaal aan te sporen om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen? Hoeveel vrijwilligers zullen er dan nodig zijn om in te slapen? I-mens heeft er nu hoop en al tweeduizend. En is het niet cynisch dat familieleden en vrijwilligers zelf niet in hun eigen bed slapen om anderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen?
Rusthuis: neen
Dit brengt ons bij het steeds weerkerend riedeltje dat ouderen, terecht volgens Van Mossevelde, zo lang mogelijk thuis in hun vertrouwde woning willen blijven wonen. Maar ‘willen’ is eigenlijk ‘moeten’, omdat er alternatieven ontbreken. Mensen hebben geen echte keuze.
Want voor de modale oudere is er slechts één alternatief: het woonzorgcentrum. In ouderwetse, maar in hoofden van de mensen doorslaggevende bewoordingen ook wel ‘het rusthuis’ genoemd. Enkele uitzonderingen niet te na gesproken, zijn er in Vlaanderen nauwelijks betaalbare, kwalitatieve op verstandige plekken ingeplante kleinschalige alternatieven.
‘Geen enkele oudere beklaagde zich verhuis naar centraler gelegen appartement.’
Het is dus de eigen woning of het rusthuis. Vrij logisch dus dat er voor de woning wordt gekozen. En zolang er geen alternatieven worden ontwikkeld, zal elke enquête over de woonwensen van ouderen hetzelfde resultaat geven. Rusthuis: neen, dus woning: ja.
Dat ouderen zo lang mogelijk in hun woning willen blijven wonen, moet nog verder genuanceerd worden. Tijdens onze diverse onderzoeken werden ook mensen bevraagd die wel verhuisd zijn.Vandekerckhove, B., e.a. (2015), Ook de aangespoelden blijven. Woon- en zorgperspectieven van 80-plussers aan de Kust, Garant, Antwerpen; De Decker, P., e.a. (2018), Ouder worden op het Vlaamse platteland, Garant, Antwerpen; De Decker, P. en E. Volckaert (2020), Oud, arm en huurder. Een verkenning van de woon- en zorgperspectieven van kwetsbare stedelijke ouderen, Gompel&Scavina, Oud-Turnhout/’s-Hertogenbosch.Werkelijk geen enkele oudere heeft zich de verhuis naar zee of een centraler gelegen appartement beklaagd. Integendeel, ze zijn tevreden. Vaak geven ze aan dat ze het veel eerder hadden moeten doen, op een jongere leeftijd, wanneer het gemakkelijker is om nieuwe contacten te maken en omgevingen te ontdekken.
Ouderen- en zorgvriendelijke omgeving
Zoveel mogelijk ouderen zo lang mogelijk thuis laten wonen, mag empathisch klinken. Mij lijkt het eerder schuldig verzuim, omdat in Vlaanderen vrijwel geen enkele omgeving aan de voorwaarden voldoet om waardig ouder te worden.
Een ouderen- en zorgvriendelijke omgeving houdt onder andere in dat ouderen in een woning wonen die aangepast is of kan worden aan de fysieke en mentale noden. Het houdt in dat er op zijn minst één toegewijd familielid is om hen, indien nodig, de klok rond bij te staan. Deze mantelzorger woont of leeft dus in de buurt.
Het houdt ook in dat ouderen wonen op plaatsen waar betaalbare thuis- en gemeenschapszorg voorhanden is. En dat er in die buurt een variëteit van voorzieningen en diensten aanwezig is. Er zijn bovendien genoeg en veilige verplaatsingsmogelijkheden.Golant, S.M. (2015), Ageing in the right place, Baltimore/London, Health Professions Press.
Onaangepaste woningen en omgevingen
We weten dat een grote groep ouderen in energieverslindende en onaangepaste woningen met trappen, gevaarlijke badkamers en dysfunctionele keukens wonen.De Witte, N., e.a. (2012), Een huis? Een thuis! Over ouderen en wonen, Brugge, Vanden Broele.
‘Veel ouderen wonen in onaangepaste omgevingen: zonder bakker, slager en bank in de buurt.’
We weten ook dat veel ouderen in onaangepaste omgevingen wonen: zonder bakker, slager en bank in de buurt. Zonder sociale activiteiten, zonder zorgvoorzieningen en omgeven door een verkeersinfrastructuur die mensen eerder binnen houdt dan verleidt om buiten te komen.
We weten bovendien dat er in de thuiszorg op korte termijn een niet op te lossen tekort aan personeel is. We weten, zo leert het opiniestuk van Van Mossevelde ons, dat er problemen zijn met het inzetten van vrijwilligers.
Verpieteren
Zijn dit niet genoeg redenen om af te stappen van een beleid dat de ouderen willens nillens in hun woning wil houden? Zijn dit niet genoeg redenen om een brede waaier van woonzorgvormen te ontwikkelen, die zich tussen het huis en het rusthuis bevinden? Of laten we onze ouderen liever verpieteren in hun heilig geachte huis?
‘Is dit het gewenste beeld van vermaatschappelijking: ouderen laten verpieteren in hun heilig geachte huis?’
Of is dit het gewenste eindbeeld van vermaatschappelijking van zorg? Ouderen, elk verbannen naar hun aangeprate gouden kooi, verzorgd door familieleden en vrijwilligers? Is dit waar onze verzorgingsstaat naar streeft? Naar het inschakelen van goedkope arbeid om de zorg draaiende te houden?
Vanzelfsprekend is dit geen pleidooi tegen vrijwilligerswerk. We kunnen er alleen maar respect voor hebben. Ik wil enkel aantonen dat op structurele manier terugvallen op vrijwilligers tot onwaardige zorg kan leiden. Het is evenmin een pleidooi om ouderen massaal uit hun huis te jagen. Ik wil wel aanzetten tot nadenken hoe en waar we willen wonen wanneer onze autonomie en mobiliteit afneemt, in de wetenschap dat ons woonlandschap nu niet aangepast is aan de gevolgen daarvan.
Reacties [7]
Mijn oom, een dorp, armoede. Het OCMW weigerde een opname in een WZC. Is eens een heel WE niet uit bed geraakt (!). Iedereen moest helpen bij sanitaire behoeftes zodanig dat iedereen wegbleef. Herhaaldelijk kwam hij op spoed en telkens terug naar huis. Ik weiger contactpersoon voor personenalarm te zijn (werkte en was al mantelzorger moeder). 3x in 1 week politie, ziekenwagen en brandweer ter plaatse. Eindelijk mocht hij naar een WZC, na 2 maanden werden klachten ernstig genomen. Diagnose kanker maar hij weigerde behandeling. Bij zijn overlijden 2 weken nadien verontschuldigde de directie zich. Ze hadden hem tenminste de juiste zorg gegeven deze laatste dagen. Het was gewoon een pijnlijke, vernederende aftakeling. Ik word er nog steeds boos van.
Als 75-jarige woon ik een een sociale assistentie woning, de Residentie Botermarktpoort te 9050 Ledeberg, is een gezamelijk pilootproject voor dit type woningen, die beheerd worden door de sociale huisvestingsmaatschappij en het OCMW Gent als beheersinstantie.
De bedoeling is om oudere mensen zolang mogelijk zelfstandig te laten wonen.
Als bewoners worden we geconfronteerd met onbereikbare woonassistenten, een huisvestingsmaatschappij, die het onderhoud van de gemeenschappelijke delen, afbouwt en het principe huldigt van de bewoners moeten vegen voor eigen deur.
We komen van het poetsen van de gemeenschappelijke delen, door een poetsdienst.
De door de huisvestingsmaatschappij aangerekende kosten worden niet gestaafd door bewijskrachtige documenten, we betalen een kleine 36 euro per maand voor het poetsen.
Wij worden nu als kinderen gestraft, immers wij vroegen de bewijzen van de kosten voor de afrekening van de huurlasten.
Dus poets nu maar zelf.
elke actie omtrent deze problematiek kan je alleen maar aanmoedigen. Maar tussen denken en doen is een wereld van verschil. Ik maak zelf deel uit van de sandwichgeneratie en probeer mij niet schuldig te voelen omdat ik mijn job graag doe en deze niet wil opgeven maar toch ook wel wil zorgen voor mijn vader die sinds 2 jaar nog alleen is. Ik ben er op momenten dat het nodig is, maar ik kan er niet alle dagen zijn voor hem. Hij vraagt dit ook niet en wil zelfstandig blijven wonen – hulp van anderen aanvaarden is al een hele stap voor hem en ik kan dit begrijpen. Een woongelegenheid waarin ouderen en jongeren samen wonen, waar men buren kan helpen en zorgen voor elkaar lijkt mij toch nog altijd een interessant alternatief voor – stilaan onbetaalbare – ouderlingentehuizen
Ik heb mijn moeder jaren zien zorgen voor haar ouders in hun appartement aan zee, terwijl wijzelf in Leuven woonden. Ik heb zelf jarenlang elke avond na het werk mijn ouders bezocht in hun boerderijtje, tien kilometer van onze eigen woonst. Ik heb mijn schoonouders bij toerbeurt omringd zien worden door hun kinderen, eerst thuis en toen het fysiek onmogelijk werd in het woonzorgcentrum.
En nu we beiden met pensioen zijn, passen wij ons huis aan om er zo lang mogelijk te kunnen blijven.
Dat is niet iedereen gegeven, daarvoor moet je geluk gehad hebben én hard gewerkt, en gezond gebleven zijn. Maar dit is wél de betrachting van bijna iedereen die ik ken. Functionele gezinnen en families zorgen nu eenmaal voor zichzelf, voor wie hulp nodig heeft én voor de jongste én oudste generatie. Professionele hulpverlening moet er zijn, maar het moet de uitzondering zijn. Véél belangrijker is preventie : inzetten op maximaal huisbezit, zelfredzaamheid, welzijn, hechte gezinnen en families.
“Nadenken hoe en waar we willen wonen wanneer onze autonomie en mobiliteit afneemt”, dat is allemaal mooi maar met nadenken komen we geen stap verder. Hoe lang en diep we dat ook doen, we stuiten altijd op de harde realiteit dat alleen voor de superrijken een ‘schone oude dag’ is weggelegd. De ongelijkheid blijft tot aan de dood bestaan. Er is voor de meesten zelfs geen keus tussen rusthuis of thuiszorg. En de derde mogelijkheid, het zelfbeschikkingsrecht, blijft ons ontzegd. Het klinkt toch zo mooi te zeggen “Zorg moet moet niet rendabel zijn. Er moet inderdaad meer aandacht komen voor tussenvormen als men nog niet echt in een rusthuis hoort.” Maar daar houdt het nadenken dan ook op.
Ik denk dat veel ouderen psychische problemen hebben omdat de moment komt dat je het niet meer zelf kan en verwacht wordt dat je zoveel mogelijk je plan trekt. De warmte, genegenheid naar ouderen is weg, een rusthuis moet rendabel zijn. Zorg moet uit het hart komen , zorg moet niet rendabel zijn. Er moet inderdaad meer aandacht komen voor tussenvormen als men nog niet echt in een rusthuis hoort
Als dochter van een 95+ moeder, zéér dankbaar dat hierover wordt geschreven. Het aanbod van appartementen met een stuk groen, wat bloemen er om heen en dat betaalbaar is, bestaat niet in Belgïe. Voor mensen met trauma van de tweede wereldoorlog enz., is groen het beste medicament en gezondheidswerkers die aanvoelen welke wekelijks, dagelijkse opvang noodzakelijk is.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Dikke Freddy aan Marc Coucke, een mens met geldproblemen
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies