Marleen Kauwenberghs heeft er een hele carrière in het buurtwerk van Samenlevingsopbouw Antwerpen stad opzitten. In 1977 deed ze stage op het Kiel waarna ze naar ’t Pleintje in Deurne-Zuid ging. In 2006 maakte ze de oversteek naar Deurne-Noord, waar ze tot begin dit jaar buurtwerk Dinamo leidde.
Marleen Kauwenberghs: “Verbinden is het buzzwoord van het moment. Maar in de buurtwerkingen van Samenlevingsopbouw doen we al jaren niets anders. Er komen zo veel verschillende mensen. Mensen in armoede en middenklassers, jongeren en senioren, mensen met en zonder een migratieachtergrond… In het buurtwerk kom je iedereen tegen.”
‘In het buurtwerk kom je iedereen tegen.’
Wat is het geheim van het buurtwerk?
Buurtwerk houdt de vinger aan de pols van de wijk. Het speelt in op de krachten en noden die er leven. Samen met vrijwilligers wordt er een breed gamma aan activiteiten en projecten opgezet, met het buurthuis als ankerplaats. Wie eenzaam is, kan er andere bezoekers ontmoeten. Als je een vraag over dienstverlening hebt, kan je er terecht. Buurtbewoners die op zoek zijn naar vrijwilligerswerk vinden er hun gading. Een diversiteit van bewoners van de wijk werkt hier samen. In een samenleving die steeds meer fragmenteert, is dat niet vanzelfsprekend.
Het buurtwerk als oplossing voor maatschappelijke problemen dus?
Ik droom van een buurtwerking voor elke wijk. De kracht van buurtwerk ligt erin dat het een plek is waar je mensen samenbrengt. Dat is de beste garantie op werkbare oplossingen. Je kan met nieuwe oplossingen experimenteren. Maar het is geen wondermiddel. Sluitende antwoorden op complexe vragen als de mobiliteitsknoop, gezondheidskloof of werkloosheid vind je niet op wijkniveau. Die moet je zoeken bij de hogere beleidsniveaus. Daarom huiver ik van de tendens om bevoegdheden zoals armoedebestrijding naar het lokale niveau te verschuiven.
Hebben ook mensen met een beperking of een psychische kwetsbaarheid bij jullie een plek?
Buurtwerk is er voor iedereen en dus ook voor hen. We willen een plek zijn waar deze mensen iets aan kunnen hebben. Bijvoorbeeld dat ze door ons de buurt waar ze wonen beter leren kennen en omgekeerd. Steeds meer mensen met een psychische kwetsbaarheid vinden de weg naar het buurtwerk. Maar deze mensen hebben ook zorg nodig en dat kan buurtwerk niet op haar eentje bieden. De eerste lijn blijkt veel te vaak de laatste lijn te zijn. Uiteraard is er ruimte voor zorg, maar dat is niet de hoofdopdracht van buurtwerk. We moeten het evenwicht bewaren met groeps- en structureel werk. Buurtwerkingen mogen geen veredelde dagcentra worden.
Je bent een koele minnaar van vermaatschappelijking?
Ik ben geen expert van de theoretische concepten. Ik sta in de praktijk. Ik vind dat de term op een vreemde manier geïnterpreteerd wordt. Uiteraard is het niet de verantwoordelijkheid van familie alleen om de handicap van hun kind te dragen. Dat moeten we als maatschappij samen doen. Alleen hebben we daar al een systeem voor: de verzorgingsstaat. Als die verzorgingsstaat tekortschiet, moet je geen nieuwe woorden bedenken, maar heb je de plicht om je bestel uit te breiden en er meer in te investeren.
‘Zorg is niet de hoofdopdracht van buurtwerk.’
Vermaatschappelijking gaat toch over meer?
Dat is waar. Het gaat over een meer inclusieve samenleving creëren. Mijn schoonbroer heeft een zware handicap. Daardoor kom ik al eens in een instelling. Het personeel verricht daar buitengewoon werk. Die mensen doen dat met hart en ziel. Maar het is wel een parallelle wereld. Zonder mijn schoonbroer zou ik amper weten wat daar gebeurt. Dat is een ongezonde situatie.
Kan buurtwerk daar een rol in spelen?
Ja, en dat doen we ook. De twee buurtwerken in Deurne, Dinamo en ’t Pleintje, werken samen met De Vijver, een Deurnese instelling voor mensen met autisme of een beperking. Een halftijdse medewerker helpt om mensen met een fysieke of mentale beperking zich in de wijk thuis te laten voelen. Hij zorgt ervoor dat de buurtwerking voor bezoekers van De Vijver geen eindstation is. Hij stimuleert hen om ook aan de projecten buiten het buurthuis deel te nemen en kan daarvoor terugvallen op de netwerken van het buurtwerk. Maar opnieuw: het is geen wondermiddel. Voor een groot aantal mensen is het simpelweg te hoog gegrepen om buiten de instelling te komen. Voor hen moeten we op zoek naar manieren om de buurt naar de instelling te brengen. Daar ligt nog veel onontgonnen terrein.
Hoe breng je de buurt naar de instelling?
Het project ‘Koffie en taart’ van De Vijver en ‘t Pleintje is een voorbeeld. In de instelling organiseerden we voor de buurtbewoners ontmoetingsmomenten met gebak en kinderanimatie. Op die manier maakten ze kennis met een deel van hun buurt waar ze normaal niet kwamen. Veel van die instellingen hebben vaak goede accommodatie waar de buurt, naar analogie met het concept van Brede School, ook van zou kunnen profiteren. Met wat creativiteit vind je nog veel manieren om een inclusievere samenleving te realiseren.
‘Recht op zorg mag niet van experimenten afhangen.’
Deze mooie voorbeelden wijzen toch eerder op een positieve evolutie dan een negatieve.
Lokaal in een buurtwerking kan je wel mooie experimenten opzetten, maar het recht op zorg mag niet van zo’n experimenten afhangen. De oplossingen voor een complex gegeven als zorg liggen op een hoger beleidsniveau. En daar zie ik geen plan in die richting, wel integendeel. Door persoonsvolgende financiering wordt het bijvoorbeeld moeilijker om een sociaal werker uit een voorziening in een buurtwerking in te zetten. Want daar kan je geen individuele contacturen met cliënten aanrekenen. Tegelijk zie ik steeds meer mensen door besparingen uit de boot vallen. Door de opmars van het eigen-kracht-denken, dat sterk met vermaatschappelijking samenhangt, komt de verantwoordelijkheid steeds meer bij de persoon, zijn familie, vrienden en buren te liggen. Daar verzet ik me tegen. Mensen hebben recht op zorg en dienstverlening. Dat mag niet afhangen van het feit of ze toevallig een sterk netwerk hebben.
Het buurtwerk zet toch ook in op netwerkgericht werken?
Dat klopt. Het is de kerntaak van alle sociaal werk. Iedereen is gebaat met een sterk netwerk. Maar het is wel essentieel dat mensen eigenaar van hun eigen netwerk blijven. Iemand mag zelf bepalen of ze aan hun familie, vrienden of buren iets vragen of niet. Een ambtenaar of een sociaal werker mag dat nooit opleggen. Als ik zorg nodig heb, wil ik niet afhankelijk zijn van mijn buurman. Ik wil kunnen bepalen wat ik hem vraag en vooral wat ik niet vraag. In de praktijk zien we dat die vrijheid steeds meer onder druk komt te staan.
Waarom is die vrijheid zo belangrijk?
Dat heeft met wederkerigheid te maken. In Dinamo komen veel kwetsbare mensen. Zij hebben nogal wat noden, maar ze willen niet de sukkelaars zijn die altijd om hulp moeten vragen zonder iets terug te kunnen geven. Ze zetten zich in als vrijwilliger, werken mee aan projecten en betekenen iets voor de buurt. Op die manier versterken zij hun informele netwerk. Dat is sterk maar het vrijblijvende en informele karakter moet gevrijwaard worden. Anders maak je mensen van hun netwerk afhankelijk. We hebben ooit de verzorgingsstaat bedacht om dit te vermijden. We zijn met z’n allen verantwoordelijk.
‘Wie langdurig steun nodig heeft, is verdacht.’
Nemen we die verantwoordelijkheid ook op?
Ik zie eerder een opmars van het individueel schuldmodel. Dat komt door een combinatie van geld en ideologie. Als je mensen persoonlijk verantwoordelijk maakt voor hun welzijn, kan je besparen. Maar het is meer dan een kwestie van geld. Het is ook hoe steeds meer beleidsmakers naar sociale kwesties kijken. Het uitgangspunt is: “We hebben mensen genoeg kansen gegeven. Als het hen niet lukt, is het hun eigen schuld.” De feiten tonen keer op keer het tegendeel aan, maar dat is van geen tel. De idee dat mensen niet gelijk vertrekken, is weg. Naar oorzaken van maatschappelijke problemen wordt niet meer gekeken. Wie langdurig steun nodig heeft, is per definitie verdacht. Politici spreken voortdurend over sociale fraude, maar over onderbescherming hoor je niemand. Dat mensen geen gebruik kunnen maken van hun rechten, is nochtans een veel groter probleem.
Is die opmars voelbaar in de buurtwerking?
Je ziet dat niet alleen de sterkere bezoekers het eigen-schuld-dikke-bult-denken overnemen, maar tragisch genoeg ook diegenen die zelf in de miserie zitten. Dat is funest voor hun zelfbeeld. In Dinamo komt een man die alle mogelijke cursussen Nederlands gevolgd heeft. Nu is hij officieel uitgeleerd, maar het is hem niet gelukt de taal onder de knie te krijgen. Hij voelt zich daar zo slecht over. Elke keer opnieuw excuseert hij zich dat hij geen Nederlands spreekt. Het breekt mijn hart.
Kan een buurtwerking daar iets aan doen?
Goed buurtwerk is altijd politiek. Buurtwerk doet niet aan partijpolitiek, maar geeft mensen inzicht in hun situatie. Als wij hen versterken, wil dat zeggen dat we hen laten zien dat ze niet alleen staan met hun problemen. Dat er een structureel probleem is. Samen kunnen ze aan een oplossing werken.
‘Goed buurtwerk is altijd politiek.’
Komt politiserend werk niet onder druk te staan door het groeiend aantal zorgtaken die buurtwerk moet verrichten?
Precies. Het kost veel tijd en vakmanschap om mensen in groep over hun ervaringen te laten praten. En om hen linken te laten leggen naar de bredere maatschappelijke context. In een tijd van polarisering is dat soort werk ongelooflijk belangrijk. Het levert alleen maar beter beleid op. Daarom word ik er zo boos van dat politiserend werken steeds meer in de verdrukking komt.
Nog niet zo lang geleden onderschreef het beleid het belang hiervan.
In de feiten wordt het nochtans steeds moeilijker. Neem opnieuw de persoonsvolgende financiering. Dat systeem is veel te complex. Wij, hoogopgeleiden, raken er al niet wijs uit, laat staan mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie.Lees ook: Demaerschalk, E. en Hermans, K. (2018), ‘Persoonsvolgende financiering maakt armoede zichtbaar‘ Sociaal.Net Onze opbouwwerkers krijgen hier steeds meer vragen over, los van de toegenomen zorgvragen. Ook de digitalisering van de dienstverlening en de afbouw van fysieke loketten leggen druk op het buurtwerk. We proberen de vragen van mensen op te vangen door projecten zoals ‘Koffie en Formulieren’. Daarbij helpen vrijwilligers kwetsbare bezoekers verder met hun administratie. We werken hiervoor samen met CAW Antwerpen. Dit zou aanvullend moeten zijn op de reguliere dienstverlening, maar dreigt meer en meer de enige aanspreekplek te worden. Dat is dus een verkapte besparing. Ik kan het niet genoeg herhalen: buurtwerk is geen zorgverlener of helpdesk.
‘Herwaardeer de eerste lijn.’
Wat moet er dan gebeuren?
Als je een inclusieve samenleving wil, moet je een masterplan opmaken. Of het nu om wonen, zorg, onderwijs, hulp- en dienstverlening of arbeid gaat, je moet eerst op alle domeinen nadenken over waar je naartoe wil. Aanvaard de gevolgen. Je kan bijvoorbeeld niet zeggen dat we allemaal meer en langer moeten werken en tegelijk eisen dat we allemaal meer zorgtaken opnemen. Dat gaat gewoon niet.
En specifiek in het buurtwerk?
We moeten naar een herwaardering van de volledige eerste lijn. Dus niet enkel het buurtwerk, maar ook andere eerstelijnswerkingen zoals armoedeverenigingen en algemeen welzijnswerk. Het geïntegreerd breed onthaal is al een eerste stap, maar in Antwerpen staan we daar nog niet ver. Het lijkt bovendien heel erg op de afgeschafte sociaal infopunten. Politiserend werk moet een belangrijke plaats krijgen. Net als in de vermaatschappelijking. Maar enkel op voorwaarde dat gespecialiseerde zorgverleners buiten de muren van hun instellingen treden en fors investeren in de verbinding met de eerste en nulde lijn. Dat kan een mooie tekening worden: deskundigheid dicht bij waar mensen leven.
Reacties [3]
Knap artikel. Vermaatschappelijking van de zorg is zo fnuikend zeker voor mensen die geen vangnet hebben.
Het buurtwerk heeft hier goed over nagedacht en hebben ervaring met het samenbrengen van de mensen in een gezellige en leerrijke werking, idd je kan daar je netwerk uitbreiden en met hulpvragen terecht. Het PVB zit idd nogal ingewikkeld in elkaar, ik denk dat het bewust zo gedaan is zodat er mensen afhaken en weer anderen moeten er jaren op wachten en anderen krijgen het nooit. KNAP artikel Buurtwerk Deurne
Knap artikel!
Zeker lezen
‘De kerstmarkt heeft betere openingsuren dan de sociale dienst’
Arts Wouter Arrazola de Oñate: ‘Racisme maakt mensen ziek’
‘Kinderen grootbrengen is een maatschappelijke taak’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies