Column

Hoezo? Woonzorgcentrum?

Ludo Serrien

Ludo Serrien

Ludo Serrien was zijn hele werkleven lang actief binnen het welzijnswerk in Vlaanderen. Nu is hij is vrijwillig redacteur van Sociaal.Net.

We gebruiken elke dag allemaal veel woorden. Ook in de hulpverlening. En het vakjargon is nooit ver weg. Maar verstaan we elkaar ook? Dekt de vlag altijd de lading? Sommige woorden verbloemen de realiteit. Zoals het woord ‘woonzorgcentrum’.

Thuis in het tehuis?

Mijn moeder verblijft in een woonzorgcentrum. Ze wordt er goed verzorgd en daar is ze blij mee.

‘Mijn moeder ervaart dit niet als wonen.’

Ik ga vaak bij haar langs, na een zorgvuldige COVID-registratie. Ik heb niet het gevoel daar thuis te komen. Ook mijn moeder kijkt verbaasd op als ik haar vraag of ze daar woont. Waar ze woonde was de plek waar ze vroeger haar kroost bemoederde en haar domicilie had. Waar ze nu is, woont ze niet. Ze verblijft er, net als de negenenvijftig andere ‘residenten’ in haar unit.

Van gesticht naar woonzorgcentrum

De voorbije decennia passeerden in de residentiële ouderenzorg heel wat begrippen de revue. Het ‘ouderlingengesticht’ deden we gelukkig al een tijdje op slot. Maar een ‘rustoord’ of ‘bejaardentehuis’ nemen we nog steeds vlot in de mond. Ten onrechte: wie up-to-date wil zijn, heeft het over een ‘woonzorgcentrum’.

Waarom zijn we die instellingen plots ‘woonzorgcentra’ gaan noemen? Dat dateert al van 2009: in een nieuw woonzorgdecreet werden de toenmalige ‘rust- en verzorgingstehuizen’ omgedoopt tot ‘woonzorgcentra’. ‘Rust- en zorgbehoevende patiënten’ werden ingeruild voor ‘actieve en autonome bewoners’. ‘Rusten en verzorgen’ werd ‘wonen en thuis voelen’.

Maar zo eenvoudig is dat niet. Het is niet omdat we iets anders noemen dat het ook anders wordt. Dat overkomt wetten wel meer: ambtelijke tovenarij zet nieuwe wijn in oude zakken.

Kamertje van drie op drie

Zo moet volgens dat decreet een woonzorgcentrum “een aangepaste en langdurige huisvesting ter beschikking stellen”. Klinkt mooi, maar die ‘huisvesting’ is een kamertje van drie op drie met het bed als centraal meubilair, handig dicht bij de badkamer.

Alle andere ‘woon-achtige activiteiten’ vinden plaats in de refter, op de hoek van de lange gangen, in de cafetaria en in de tuin. En ja, er is ook een kapper, een kineruimte en een feestzaal. Toegegeven, allemaal plekken die je ‘thuis’ niet hebt en waar al bij al best veel mensen ‘wonen’.

Thuisgevoel ver weg

Voor mijn moeder is het thuisgevoel ver weg. Ze kan niet meer kiezen wat en wanneer ze eet, wanneer ze gaat slapen en opstaat, met wie ze aan tafel zit. In ruil voor veel zorg heeft ze veel autonomie moeten prijsgeven. Zo gaat dat nu eenmaal, denken we dan. Toch is ze een beetje thuis-loos.

‘Na de wandeling durf ik niet te zeggen dat we ‘terug thuis’ zijn.’

In de buurt gaan we vaak wandelen. Mantelzorg is wandelzorg, in lanen en dreven, parkjes en pleintjes. Maar dat levert weinig contacten op met mensen in de wijk, niet direct een zorgzame buurt. En na de wandeling durf ik niet zeggen dat we ‘terug thuis’ zijn.

Geen sinecure

Ik weet het, een goede woonsituatie creëren voor zwaar zorgbehoevenden is geen sinecure.

Maar waarom blijven we na dat toverdecreet van 2009 verder instellingen bouwen en renoveren, met handige maar veel te grote units? Waarom bleef de organisatie van de nodige zorg het uitgangspunt en werd niet eerst nagedacht over wat ‘wonen’ eigenlijk inhoudt en hoe ‘bewoners’ dat zelf invullen? Goede praktijken zijn er, maar ze zijn zeldzaam.

Eindelijk kiezen voor wonen?

Corona maakt het er niet beter op. Meer dan ooit staat de focus op zorg en bescherming. Alles wat bijdraagt aan een woon- en thuisgevoel staat op een laag pitje: onverwachte bezoekjes, leuke activiteiten, een gezellig verjaardagsfeest.

Wat na de storm? Zullen we eindelijk werk maken van een echt woonconcept, met zorg eromheen? Voor mijn moeder zal dat helaas niet veel verschil meer maken, maar misschien wel voor mij, wanneer het mijn beurt is.

Reacties [5]

  • Robert Rens

    Mooie tekst om er verder over na te denken want het is dringend noodzakelijk.

  • Marleen Van Houdt

    Mijn moeder heeft 8 jaren in twee woonzorgcentra verbleven. Het was er zeer goed met veel aandacht voor individuele noden dankzij een gemotiveerd team van medewerkes en een betrokken directie. Mijn oprechte dank gaat uit naar elke medewerker en vrijwilliger van het wzc St Catharina te Zonhoven. Chapeau voor wat jullie presteren elke dag opnieuw.

  • Verschelde

    Hoe zit de wet in elkaar ivm kangaroewonen,tinyhouses?
    ! !Kan Pleegzorg in Vlaanderen een nieuw aanvullend dienstproject
    creëren: in hún context van pleegzorg; Om bejaarden in een thuis of gezin te plaatsen, of op weekend. Zoals men nú al doet voor volwassen met beperkingen.
    Die nog alleen wonen en te eenzaam of te behoeftig worden om alleen te blijven wonen? In een bejaardeninstelling (zo noem ik dit zelf)zullen ze wegkwijnen.Ze voelen zich er alleen en niet thuis.Ze wonen er niet, ze verblijven. Erger nog: ze rouwen diep,om hún huis en thuis, om hún léven en geluk dat ze achterlieten.Er is nu in bejaarden-instellingen aandacht voor fysisische zorg en bescherming tegen infectie.Maar men creëert zó, afscherming tegen affectie, individueel welbevinden en geluk.Men moet streven naar geluk!, persoonlijke vrijheid! Hobby’s vriendschappen, sociaal contact voor onze bejaarde ouders!Zo’n ontwerp uitwerken is vaak geen werk voor ministers doch voor psychologen en maatschappelijk assistent

  • Suzanna Rottenbiller

    Ik hoop oprecht dat ik mag kiezen tussen een euthanasiepil en een woonzorgcentrum. Wanneer het zo ver is. Nu ben ik 64, zonder vooruitzicht op riant pensioen, dus …

  • Marie-Rose terryn

    mijn vader voelde zich in het laatste home wel thuis. Na een verkeerde narcose, fout voor zijn leeftijd en te hoge dosis. verbleef hij een tijdje in het ziekenhuis. diagnose; Vasculaire dementie. Na een tijdje was er ergens een plek vrij, maar moeder nam hem mee naar huis. Na maanden ging hij dan toch naar home. Het was er de hel, ze zaten in rijtjes in een halfdonkere gang tegen de muren te schommelen. Hij stommelde door de gang tot hij tegen de deur botste, draaide om en zelfde scenario. Daarna vond mijn zus een beter home. hij leefde helemaal op, kon terug de klok lezen en volgde vanuit zijn rolstoel het doen en laten van de zorgverleners in de gemeenschappelijke ruimte. gingen we iets drinken in de cafetaria, dronk hij zijn glas leeg en gaf aan dat hij terug naar boven, naar huis wou. Hij is daar toch nog enkele jaren redelijk gelukkig geweest . Er is echt groot verschil.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.