We weten veel over armoede
Een van de grootste doorbraken in het armoedeonderzoek van de laatste decennia is dat we veel beter dan vroeger in staat zijn om te begrijpen wat armoede met een mens doet.
Uiteraard wisten we al veel. Het pionierswerk van Herman Deleeck en Bea Cantillon stelde ons in staat armoede te meten, en de hardnekkigheid ervan in kaart te brengen. In Vlaanderen hadden Maria De Bie en Jan Vranken al conceptuele modellen gepresenteerd die hielpen om op een systematische manier de oorzaak en de verantwoordelijkheid van armoede te ontwarren. Ze gaven ons een taal om het over armoede te hebben.
‘De clichés over armoede zijn meer dan ooit springlevend, en worden door politici met gezag met de roeptoeter versterkt.’
Daarnaast was er de theorie van hulpwaardigheid van Wim van Oorschot die ons in staat stelde om te voorspellen wie in welke context op solidariteit en steun mocht rekenen, en waarom. En dat verklaarde dan weer deels waarom de sociale bijstand slechts op marginale politieke steun kan rekenen.
En uiteraard was en is er de kennis uit ervaring, van mensen in armoede zelf, die veel beter dan wie ook kunnen duiden wat het betekent om in een samenleving als de onze met te weinig geld moeilijk keuzes te moeten maken.
Stereotypen zijn hardnekkig
Maar toch: waar geen enkel model, theorie, ervaring of onderzoek tegenop kan, zijn de stereotypen. Huizenhoge clichés à la “ze hebben toch een gsm” of “ze kunnen niet om met hun geld”.
Stereotypen die uitgaan van een armoedecultuur, een term die we te danken hebben aan de Amerikaanse antropoloog Oscar Lewis. In zijn etnografische studies uit de jaren 1950 en 1960 naar het leven van een aantal arme, Mexicaanse families in de Verenigde Staten stelde hij vast dat ze keuzes maakten die hun armoedeprobleem eigenlijk alleen maar bestendigde.
Hoewel hij duidelijk vertrok van een structurele oorzaak van armoede, concludeerde Lewis dat het een set van individuele keuzes en gedrag was die armoede in stand hield. Dat idee van een armoedecultuur heeft het denken en het beleid omtrent armoede diepgaand beïnvloed en versterkte de stereotypen over mensen in armoede.
Wie de recente discussies over de taalvaardigheid bij kleuters of over de hervorming van de kinderbijslag heeft gevolgd, zal weten: de clichés zijn meer dan ooit springlevend, en worden door politici met gezag met de roeptoeter versterkt.
Schaarste
Maar er is een antwoord. In 2014 verscheen ‘Schaarste’ van Eldar Shafir en Sendhil Mullainath, een boek over armoede dat wereldwijd de bestsellerlijsten haalde. Kernboodschap: het gaat er niet om of bepaalde handelingen van mensen ‘goed’ of ‘fout’ zijn, het gaat erom dat dezelfde mentale processen eraan ten grondslag liggen.
‘Of rijke mensen nu te weinig tijd hebben of arme mensen te weinig geld, het is schaarste die de oorzaak is van een bepaald gedragspatroon.’
Of rijke mensen nu te weinig tijd hebben of arme mensen te weinig geld, het is die schaarste an sich die de oorzaak is van een bepaald gedragspatroon. Maar terwijl een gebrek aan tijd opgelost kan worden door eens ‘nee’ te zeggen, kan je niet zomaar eens even niet arm zijn. Te weinig geld is de basis van het probleem. Het veroordeelt mensen tot keuzes die ze in andere omstandigheden niet of anders zouden maken.
Er was echter niet alleen het boek ‘Schaarste’. Vanaf de eeuwwisseling werd baanbrekend onderzoek gepubliceerd naar de link tussen armoede en mentale aandoeningen, naar de vraag hoe financiële stress een impact heeft op gezinsrelaties.
En er was de Great Smokey Mountains-studie, waarin voor het eerst kon worden vastgelegd wat het directe, positieve gevolg is van meer inkomensstabiliteit en -zekerheid op allerlei levensdomeinen, zowel voor kinderen als voor ouders. Steeds meer puzzelstukjes werden gelegd die eindelijk de clichés van de armoedecultuur overstegen.
Kinderen van de rekening
In zijn boek ‘De kinderen van de rekening’ legt Geerdt Magiels, bioloog en bekend wetenschapsjournalist, al deze puzzelstukjes samen. In dit zeer leesbaar boek, met mooie illustraties van Sara Bervoets, ontrafelt Magiels stap voor stap, wat de gevolgen zijn van armoede: van voor de geboorte, vlak na de geboorte en tijdens het opgroeien, tot in het latere leven en uiteindelijk ook voor de hele samenleving.
‘Wie dit boek leest, kan niet anders dan besluiten dan dat het armoedebeleid volledig verkeerd wordt aangepakt.’
Magiels slaagt er in om de complexe biologische en mentale processen, de interacties met de omgeving, de zelfversterkende impact op gezondheid en leren, en de sleutelrol van stress, voor een groot publiek verstaanbaar te maken.
Wie dit boek leest, kan niet anders dan besluiten dan dat het armoedebeleid volledig verkeerd wordt aangepakt. Of zoals Magiels schrijft: “Armoedebestrijding lijkt vooral op het bestrijden van armen, zoals ook werklozen of profiteurs of fraudeurs worden afgeschilderd”. Als het boek één mythe de wereld uit helpt, dan wel die van de armoedecultuur.
Waarom hardnekkiger in België?
De aanpak van Machiels werkt en is overtuigend, maar biedt niet op alle relevante vragen een antwoord. Bijvoorbeeld de vaststelling dat kinderarmoede in België veel hardnekkiger is dan in landen zoals Denemarken waar we toch graag het kompas op richten.
‘Hoe slaagt Denemarken erin om gezinnen beter te ondersteunen? Op die vraag biedt het boek geen antwoord.’
De mechanismen die ons doen begrijpen wat opgroeien in armoede betekent voor een kind, helpen ons echter niet om dergelijke landenverschillen te begrijpen. Ook in Denemarken leidt opgroeien in schaarste tot allerlei schadelijke gevolgen. De vraag die daaruit volgt, is hoe Denemarken erin slaagt om de schaarse te verminderen en gezinnen beter te ondersteunen. Maar op die vragen biedt het boek geen antwoord. Dat zou voer kunnen zijn voor een volgend boek.
Teleurstellend
Maar toch. Het beleid maakt het verschil, en het is net op dat vlak dat het boek wat teleurstelt.
‘Vandaag doen we het tegenovergestelde van wat moet.’
Op basis van alle inzichten die Magiels heeft samengelegd, zou je een radicaal pleidooi voor een totale ommezwaai in de werking van de welvaartsstaat verwachten. Vandaag doen we immers het tegenovergestelde van wat moet. We leggen mensen die inkomensondersteuning nodig hebben torenhoge verwachtingen en regels op waar ze dan vaak niet aan kunnen voldoen, waarna ze gesanctioneerd kunnen worden, wat het probleem verergert. Over bestaande hulpprogramma’s schrijft Magiels: “Ze stellen voorwaarden of leggen regels op. Ze willen gedragsverandering afdwingen, maar als dat niet aansluit op wat mensen in armoede op dat moment aankunnen of durven, is dit gedoemd te mislukken.”
Daaruit volgt dan toch dat er veel mee ingezet moet worden op het wegnemen van de schaarste en op het bieden van inkomenszekerheid?
Menukaart
Die conclusie wordt niet ten volle getrokken. In hoofdstuk 7 wordt eigenlijk een menukaart van interventies op verschillende levensdomeinen gepresenteerd, gaande van opvoedingsondersteuning, taalversterking, buurtwerking, schuldhulpverlening, perinatale zorg of interventies op school.
‘Armoedebeleid verdraagt geen kersenplukkerij.’
Maar dat is een risico. Want een beleidsmaker die het probleem individualiseert, zal een gerecht kiezen waarbij de verantwoordelijkheid het meest bij het individu wordt gelegd. Wie vooral aan besparen denkt, zal de goedkoopste portie kiezen. Maar armoedebeleid verdraagt geen kersenplukkerij.
Bovenal moet het de oorzaak van de problemen wegnemen: de schaarste waarin mensen beslissingen moeten nemen. Hoe zinvol is opvoedingsondersteuning als de oorzaak van opvoedingsproblemen, het gebrek aan inkomen, niet wordt aangepakt? Minder kinderarmoede zal onvermijdelijk moeten beginnen bij het begin: het bieden van voldoende en toegankelijke inkomensbescherming voor het ganse gezin.
Aanrader voor leraar, sociaal werker en politicus
Maar laat dat niet afleiden van de grote meerwaarde van dit boek. Het is een aanrader voor iedereen die meer inzicht wil verwerven in wat armoede is en met kinderen doet.
Het is een aanrader voor de leraar die beter wil begrijpen waarom het toch “altijd dezelfde kinderen zijn die moeilijk doen”. Het is aanrader voor de sociaal werker die beter wil begrijpen waarom ouders soms keuzes maken die vanuit een middenklasseperspectief bekeken echt onbegrijpelijk zijn. Het is een aanrader voor politici die beter willen begrijpen waarom hun subsidies voor armoedeprojecten allerhande geen zoden aan de dijk lijken te zetten.
Maar bovenal helpt het ons allemaal om voorbij de stereotypen te leren kijken. En om de volgende keer als nonkel Frans een blik met clichés over mensen in armoede opentrekt, een gepast antwoord te kunnen geven.
Reacties [1]
Over vooroordelen en logica’s bij het leven in armoede schreven Guy Malfait en Marijke Decyupere “Aan de onderkant ligt de lat altijd hoger” met een informatieve website: http://www.aandeonderkant.be Een kern is inderdaad dat de schaarste opgeheven moet worden (in Ned diverse initiatieven voor ‘gewoon geld geven’ aan bepaalde groepen), de andere kern is dat mensen die zelf armoede meemaken van begin tot eind moeten kunnen meedenken over beleid en uitvoering.
Zeker lezen
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies