Boek

Hoe de verzorgingsstaat verbouwd wordt

Kroniek van een verandering

Ludo Serrien

Als het regent in Nederland, druppelt het in Vlaanderen. Vaak is dit een manier om toekomstige ontwikkelingen in welzijnsland te voorspellen of beter nog, voor te zijn.

Timmerwerken in Nederland

De begrippen ‘vermaatschappelijking’ of ‘krachtgericht werken’ refereren in het debat over het Vlaamse welzijnsbeleid vaak naar onze Noorderburen die principes als zelfzorg en participatiesamenleving nog veel doortastender invoeren. Dat denken we toch.

‘Een interessante round-up van de evolutie in Nederland.’

In ieder geval zijn de verbouwingswerken aan de Nederlandse verzorgingsstaat inderdaad doortastend. Ze gaan gepaard met bezuinigingen en een radicale decentralisatie.

Round-up

Onze broeders van www.socialevraagstukken.nl maken in dit boek een interessante round-up van die evolutie in Nederland die aangestuurd wordt door drie grote wetten: de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de participatiewet en de nieuwe Jeugdwet.

Liefst 16 miljard euro werd de afgelopen jaren door de Rijksoverheid overgeheveld naar de steden en gemeenten, met ingrijpende gevolgen voor de jeugdzorg, ouderenzorg, sociale tewerkstelling en mensen met een uitkering of persoonlijk budget.

Samen met de decentralisatie op andere domeinen maakt dit dat de Nederlandse gemeenten vandaag verantwoordelijk zijn voor ‘de hele piramide van Maslov’: wonen, welzijn, inkomen, zorg, zelfontplooiing.

Genuanceerd

Welzijnswerkers zijn daardoor anders gaan werken: meer integraal in sociale wijkteams en jeugdteams, meer maatwerk, dichter bij de burgers door ze ‘in hun kracht te zetten’. En dat alles met 20% minder budget. Dat kan toch niet goed aflopen?

Een hele rist auteurs geeft een genuanceerd antwoord. Hoe moeilijk het generalistisch werken is ‘dicht bij de burger’. Hoe jeugdhulpverleners worstelen met een andere relatie met jongeren en gezinnen. Hoe de eigen krachten van kwetsbare mensen soms worden overschat…

Maar ook hoe sommige wijkteams erin slagen om een hele buurt op de been te brengen en hoe sommige professionals met volle goesting anders zijn gaan werken met hulpvragers en burgers.

Nabijheid

Ik kan uiteraard niet alle bijdragen uit het boek weergeven. Wel sta ik stil bij het eerste hoofdstuk over de voor Vlaanderen herkenbare ‘belofte van nabijheid’. Die uit zich in vier relaties: nabijheid tussen de overheid en burger, tussen professional en burger (outreach, presentie…), tussen professionals onderling (samenwerking, ontschotting) en de nabijheid van het sociale netwerk.

‘Meer overzicht, meer inzicht en meer toezicht?’

Die nabijheid zou moeten leiden tot meer overzicht, meer inzicht en meer toezicht. Cliënten en burgers krijgen meer ‘overzicht’ van de diensten en rechten waarop ze beroep kunnen doen. Denk ook aan de oproep van minister Jo Vandeurzen voor een ‘geïntegreerd breed onthaal’.

Professionals krijgen meer ‘inzicht’ in de samenhang tussen probleemdomeinen, meer kans om die ‘integraal’ aan te pakken maar ook meer ‘toezicht’ op wat er in de leefwereld van kwetsbare mensen allemaal misloopt en kan mislopen. Het geeft meer kansen op preventie, op tijdig ingrijpen.

Generalisten op de eerste lijn

Maar met deze drie beloften lijkt het in Nederland niet altijd zo goed te lopen. Niet zozeer omwille van de vermaledijde besparingen, wel om dieperliggende redenen.

‘Het is eenzaam werken op de eerste lijn.’

Het ‘overzicht’ wordt blijkbaar vooral belemmerd door het feit dat de nabije professionals, zeg maar de generalistische eerstelijnswerkers, botsen op samenwerkingsproblemen met de meer gespecialiseerde zorg op de tweede lijn. De onoverzichtelijkheid heeft zich daardoor verplaatst naar die sociale wijkteams.

De nabije generalisten zijn wel goed geplaatst om hulp te coördineren en toegankelijker te maken, alleen slagen ze daar niet in omdat ze dat lastig werken vinden en geen mandaat hebben.

Die eerstelijnswerkers hebben zeker meer ‘inzicht’ in de samenhang van problemen en het kluwen van mogelijke oplossingen. Maar tegelijk is dat inzicht vaak zo indringend dat men niets meer ziet en in een onmachtige nabijheid blijft steken. Kennelijk is het eenzaam werken op die eerste lijn.

Werk aan de winkel

Ook met het derde element – het ‘toezicht’ of het beter en preventiever kunnen inschatten van risico’s – loopt het niet van een leien dakje. Het generalistisch werken in een wijkteam staat blijkbaar vaak op gespannen voet met de meer gespecialiseerde competenties die nodig zijn om gericht preventief in te grijpen.

Deze vaststellingen zijn geen reden om af te stappen van de organisatie van meer nabije, outreachende hulpverlening. Ze maken wel duidelijk dat er nog werk aan de winkel is om deze eerste lijn lokaal meer te versterken.

Geen concrete doelen

In het slothoofdstuk van het boek formuleren de auteurs enkele conclusies en aanbevelingen: er is een sterkere visie nodig en meer lokale ruimte, mandaat en instrumenten om de ambities waar te kunnen maken.

‘Wat bedoelen we met zelfredzaamheid?’

De nood aan visie blijkt ook uit het gebrek aan concrete doelstellingen. Die doelen zijn zo algemeen geformuleerd dat niemand er tegen kan zijn. Niemand kan ook echt zeggen wat ze inhouden. Wat bedoelen we met ‘zelfredzaamheid’, ‘eigen kracht’, ‘sociale netwerken versterken’? En waarom willen we dat?

Er is ook meer visie nodig op lokaal burgerschap, de mogelijkheden en grenzen van lokale solidariteit en ook accepteren dat niet iedereen zelfredzaam is.

Lokale bureaucratie

De auteurs waarschuwen: als we precies hetzelfde doen als we altijd deden, dan creëren we een nieuwe bureaucratische verzorgingsstaat, maar dan eentje op het lokale niveau.

Hun pleidooi voor meer ruimte en mandaat is belangwekkend. Als de professionals samen met cliënten, vrijwilligers en de bewoners geen grotere ruimte en mandaat krijgen, dan is de hele operatie een maat voor niets.

‘Meer ruimte nodig voor leefbare gemeenschappen.’

En ze bedoelen dan niet alleen ruimte om oplossingen te zoeken voor individuele problemen, maar ook ruimte krijgen en nemen voor ‘samenlevingsopbouw’, zorgen voor sterke en leefbare gemeenschappen.

Zorgwekkend

Zorgwekkend klinkt de conclusie van de auteurs dat ze op hun ronde langs de Nederlandse gemeenten nauwelijks een ‘doorwrochte veranderingstheorie’ zijn tegengekomen.

‘De beweging is op gang, nu wordt het tijd om die beweging moreel en instrumenteel verder te brengen’, zo luidt de slotzin van deze zeer leerrijke reader.

Reacties [4]

  • stef

    ‘Is zelfredzaamheid niet het ultieme doel?’ … Ik wens even te reageren op Lode Goukens… Ik werk al meer dan 20 jaar in de bijzondere jeugdzorg, en doe zowel dagcentrumwerk met kinderen, dan contextbegeleiding met ouders. Uit mijn ervaringen wil ik toch even meegeven, dat dit ‘vroeger’ bij mij ook een doel was, maar dat de realiteit ons echt leert, dat deze zelfredzaamheid, niet iedereen gegeven is. Het zal altijd zijn dat sommige gezinnen en ouders niet alleen op weg kunnen. De maatschappij is ondertussen ook zo complex geworden, dat er hoe langer hoe meer gezinnen en ouders zijn die niet meer alleen zelfredzaam kunnen zijn. Het is en blijft een streven, maar ik heb het niet moeilijk (en sommige gezinnen zelf ook niet) om te leven met deze gedachte. Net zoals de netwerken… Kunnen we hier altijd beroep op doen?? ik denk het niet, ook hier zijn grenzen (kleine families, onsociale buurten, geen buren, taalproblemen, …) die maken dat we hier ook beperkt zijn.

  • Ann Decorte

    Inzichten van het boek reeds meegenomen in onze zoektocht en actieonderzoek naar buurtgerichte zorg en welzijn voor kwetsbare ouderen (75+) binnen de zorgproeftuin ONLINEbuurten en het project burenhulp. Heel veel bevestiging. Andere aanrader: Handboek “werken in de wijk” en “Reach out!”. Dit laatste is een bundeling van inzichten in Vlaanderen en biedt praktische handvaten.
    Wat aandacht krijgt, groeit. Langzaam. Sociale investering en tijd blijft belangrijk maar met dezelfde middelen kunnen we wel meer kwaliteit bieden door anders (samen) te werken in zorg en welzijn.

  • Lode Goukens

    Boeiende bespreking. Een boek om eens ter hand te nemen. Alleen vind ik de opmerking “Die doelen zijn zo algemeen geformuleerd dat niemand er tegen kan zijn. Niemand kan ook echt zeggen wat ze inhouden. Wat bedoelen we met ‘zelfredzaamheid’, ‘eigen kracht’, ‘sociale netwerken versterken’? En waarom willen we dat?”, nogal bizar. Een goede wet is algemeen genoeg om de tand des tijds te doorstaan en steeds wisselende interpretaties te krijgen. Dit geld voor veel zaken. Het is geen risico, het is een opportuniteit. De zorg is een laboratorium waar me vallen en opstaan naar betere oplossingen gezocht wordt. Beleidsmaker verwijten dat ze niet concreet genoeg zij is als jezelf als sector een brevet van onbekwaamheid geven. In plaats van die vrijheid als afbraak te catalogeren, moet de sector die kans grijpen om te tonen hoe het moet! Is zelfredzaamheid niet het ultieme doel van elke hulpverlener of zijn ze zo verslaafd aan hun werk dat de client bijkomstig wordt?

  • Michel Tirions

    Mooie boekbespreking, een must read lijkt me! Sluit aan bij de kritische bedenkingen die Duyvendak, Trappenburg en anderen formuleren. Nederland is sterk in haakse bochten, maar bij deze ‘omwenteling’ hebben ze – vrees ik – meer voor afbraak dan voor opbouw gekozen.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.