Achtergrond

Registratie is deel van de job

In beeld brengen wat je doet, is belangrijk

Maria De Bie

Registratie is een heikel punt. Een veelgehoorde klacht is dat het te veel tijd kost. Maar hoe stuur je beleid bij als je niet over de juiste gegevens beschikt? Die ambiguïteit rond registratie leeft zowel bij terreinwerkers, hun directies als de overheid.

registratie

©Martin Fisch @flickr

registratie

©Martin Fisch @flickr

Kennisbron

Registratie van cliënt- en hulpverleningsgegevens is een kennisbron voor praktijkontwikkeling, professionalisering en beleidsvoering. Daar is zowat iedereen het over eens. Tegelijk is registreren een onderwerp van veel discussie.

‘Er zit veel ruis op de registratiepraktijk.’

Er zit ook veel ruis op de registratiepraktijk. Registratiesystemen worden onvolledig en onzorgvuldig ingevuld of strategisch omgebogen zodat een meer praktische, procesmatige benadering mogelijk wordt.

Die ambiguïteit leeft niet alleen bij praktijkwerkers, ook het management van organisaties en de overheid hebben die dubbele houding.Devlieghere, J. (2017), The logic of the database: In search of responsive social work, Doctoraatsproefschrift sociaal werk, Universiteit Gent.

Anders gezegd. De praktijk van registratie leidt in het sociaal werk tot een resem spanningsvelden. Kunnen we dan beter stoppen met registreren? Of kan het ook anders?

Cliëntregistratie

Cliëntregistratie is er op gericht een bepaalde problematiek in kaart te brengen, op basis van data die kenmerkend zijn voor deze problematiek. Het opzet van cliëntregistratie is ontwikkelingen opvolgen en nagaan op welke wijze het hulpaanbod aansluit bij de problemen van zorgvragers. Het doel is meer effectieve en efficiënte hulpverlening.

Cliëntregistratie is dus geen neutraal gegeven. Het is een reflectie op de betekenis die tijdens de hulpverlening verleend wordt aan een situatie. Cliëntregistratie maakt bepaalde aspecten zichtbaar en andere onzichtbaar. Ze interpreteert een situatie en bepaalt mee wat in de hulpverlening wel of niet relevant geacht wordt.

Een belangrijke vooronderstelling is dat er consensus is over de interpretatie van een cliëntsituatie. De registratie omvat die voorgestructureerde kenmerken die mensen delen met anderen. De aanname is dat deze gedeelde kenmerken het verder verloop van een situatie kunnen voorspellen.Schuyt, C. (2015), Recht, orde en burgerlijke ongehoorzaamheid, Amsterdam, Amsterdam University Press.

Interpretatieproblemen

Deze basisveronderstelling leidt tot tal van interpretatieproblemen. Problemen die nog versterkt worden door het besef dat sociaal werkers deel uitmaken van de sociale werkelijkheid die ze registreren. Het maakt dat registratie, net als de hulpverlening, een klasse-, gender- en cultuurgevoelige activiteit is.

‘Registratie is een cultuurgevoelige activiteit.’

Bovendien worden de subjectieve betekenissen van een situatie of gedrag genegeerd, evenals het tijdsperspectief dat deze betekenissen mee beïnvloedt.

De interpretatie wordt ook bemoeilijkt door de vertrouwde spanningsvelden zoals het recht op privacy van cliënten versus hun recht op bescherming, de spanning tussen systeem en leefwereld, de tegenstelling tussen een top-down en een bottom-up-aanpak en de spanning tussen betrokkenheid en afstand.Stam, M. (2013), Het belang van onzeker weten. Over de revisie van de verzorgingsstaat, Amsterdam, Hogeschool van Amsterdam.

Discretionaire ruimte

Al deze problemen verklaren het belang dat in het sociaal werk gehecht wordt aan de discretionaire ruimte. Dat is de ruimte waarin sociaal werkers een zekere beoordelingsvrijheid hebben, die van situatie tot situatie verschilt en verantwoord wordt. Sociaal werkers kiezen op dat moment, in die bepaalde situatie, wat wenselijk is.

‘Een probleem mag je niet reduceren tot deelproblemen.’

Hiermee kunnen sociaal werkers tegemoet komen aan het risico dat een probleemsituatie gereduceerd wordt tot deelproblemen. Men vermijdt zo dat de sociaalwerkpraktijk ingeperkt wordt tot een technische aangelegenheid.

Toch sluiten cliëntregistratie en discretionaire ruimte elkaar niet per definitie uit. Ze kunnen elkaar ook ondersteunen. Voorwaarde is dat cliëntregistratie niet gezien wordt als een instrument van besluitvorming, maar als kennisbron voor een dialoog waarin je verschillen in interpretaties kan uitwisselen.Molander, A., Grimen, H. and Eriksen, E. (2012), ‘Professional Discretion and Accountability in the Welfare State’, Journal of Applied Psychology, 29(3),214-230.

De focus moet dan liggen op zowel de kwaliteit van de overwegingen en argumenten voor een bepaalde interpretatie, als op de voortdurende verbetering van de kwaliteit van interpretatie.

Registratie van het handelen

Naast cliëntregistratie krijg je zo een andere vorm van registreren: sociaal werkers die gegevens verzamelen over het eigen handelen. Deze registratie van professioneel handelen berust op een lange traditie. Ze gaat terug op de ontwikkeling van hulpverlening op maat van de cliënt, en het streven om sociale problemen te benaderen op basis van inzicht in de sociale realiteit.

‘Is de hulp aantoonbaar zorgvuldig?’

Het streven naar een systematische en methodische benadering ligt aan de basis van de professionalisering van het sociaal werk. De ambitie is om goed te handelen en kwaliteit te leveren. De ambitie moet ook zijn om juist te handelen.Van Steenberghe,T., De Stercke, N. en Gobeyn, H. (2012), Sociaal werk en professionalisering. Op zoek naar de goede dingen goed doen, Gent, Academia Press.

Registratie is op deze manier een reconstructie van de hulpverlening, gericht op waarheidsvinding, op ondersteuning van sociaal werkers in hun handelen en op kennisontwikkeling.

Is de hulp aantoonbaar zorgvuldig? Dat is de centrale vraag. Deelt de zorgvrager de probleemdefinitie van de sociale professional en zijn opdrachtgever? Berust de probleemdefinitie op feitenkennis en ethische afweging? Is er ruimte voor het expliciteren en ter discussie stellen van interpretaties? Op welke gronden wordt een tussenkomst verantwoord?Van der Laan, G. (1995), Leren van gevallen. Over het nut van de reconstructie van casuïstiek voor praktijk en wetenschap, Utrecht, SWP.

Zo begrepen, steunt registratie de ontwikkeling van legitimatiekaders voor het sociaal werk. Het is de basis voor procedures die moeten zorgen dat het handelen van hulpverleners voldoet aan professionele normen.

Spanningsvelden

Maar ook hier zijn er spanningsvelden. Soms botst de logica van de hulpverlening met de communicatieve kwaliteit van het hulpaanbod.

‘Diagnostiek is vaak zeer verhullend.’

Het gebruik van diagnostische categorieën is vaak zeer verhullend. De communicatie met cliënten wordt vaak beperkt tot de grenzen van het gediagnosticeerde tekort. Daarbij wordt de noodzaak tot ingrijpen niet of gebrekkig gelegitimeerd.

Feiten die aanleiding gaven tot de tussenkomst, of die gebeuren in de loop van de tussenkomst, worden niet of onvoldoende gedocumenteerd. Of ze worden zo abstract geformuleerd dat moeilijk te verstaan is waarover het precies gaat.De Vos, K. (2015), Voorstructureringen in de zorg. Een sociaal-pedagogisch perspectief op de evolutie in de omgang tussen opvoeders en jongeren in de bijzondere jeugdzorg, Doctoraatsproefschrift pedagogische wetenschappen, Universiteit Gent.

Een andere spanning is het verschil tussen de leefwereld van hulpverlener en cliënt. De onderlinge verschillen zijn vaak groot en kunnen leiden tot misverstanden of blindheid voor bepaalde vragen of bekommernissen. Het perspectief van de hulpverlener is vaak doorslaggevend voor de richting die de hulpverlening uitgaat.

Sociaal werk is politiek

Omgaan met deze spanningen vereist het besef dat hulpverlening niet enkel gaat over het proces tussen zorgverlener en zorgvrager. Hulpverlening houdt ook altijd een sociaal-politieke vraag in. Waarom houdt hulpverlening een verandering in? Wat is dat concreet? Waarom is dit een verbetering?Biesta, G. (2011), ‘Het beeld van de leraar: Over wijsheid en virtuositeit in onderwijs en onderwijzen’, Tijdschrift voor Lerarenopleiders (Velon/Velov), 32(3), 4-11.

‘Waarom houdt hulpverlening een verbetering in?’

In deze politieke vraag ligt een fundamenteel debat over de doelstellingen van het sociaal werk. Het gaat dan niet alleen om het toepassen van kennis en methodes, maar om de praktische inzet hiervan zodanig dat mensen, beter dan voorheen, menswaardig kunnen leven.

Registratie gaat dan om het vastleggen van data die toelaten te oordelen of het sociaal werk deze doelstelling realiseert.

Institutionele verantwoordingspraktijk

Met deze vraag over de doelstelling van het sociaal werk komen we bij de sociaal werkpraktijk terecht. Dat is de ruimte waarbinnen sociaal werkers handelen en waarin hun handelen een verschil uitmaakt ten aanzien van het handelen van andere professies.

Deze praktijk is historisch-maatschappelijk te begrijpen.De Bie, M. (2015), Vermaatschappelijking van de zorg. Welzijnsorganisaties onder druk?, bijdrage tot de studiedag ‘Armoedebestrijding: een kwestie van solidariteit’, Leuven, 26 november 2015.In een klassiek-liberale rechtsstaat, zoals het België van 1830, is de rol van de overheid beperkt tot het beschermen van de individuele vrijheid en het verzekeren van de maatschappelijke orde. De relatie van de overheid tot de burgers is een afstandelijke relatie. Er is een duidelijke scheiding tussen de private sfeer van het individu en de publieke sfeer van de samenleving.

‘De relatie overheid-burger wordt een sociale relatie.’

Naar het einde van de 19e eeuw ‘vermaatschappelijkt’ deze opvatting onder invloed van de sociale kwestie. De sociale kwestie omvat de problematisering van de armoede van ongeschoolde arbeiders tot een gevaar voor de maatschappelijke orde.

De afstandelijke relatie van de overheid tot de burger wordt doorbroken. De relatie overheid-burger wordt een sociale relatie, waarbij initieel de filantropie en nadien het sociaal beleid en de sociale voorzieningen de schakel vormen tussen de overheid en het gezin.

Gesubsidieerde vrijheid

Het beginsel van de ‘gesubsidieerde vrijheid’ kreeg zo vorm. De overheid biedt een kader waarbinnen particuliere initiatieven inhoud en vorm geven aan sociale interventies in de private sfeer. Ze krijgen van de overheid hiervoor een mandaat en geld.

Met de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht wordt de uitgetekende sociale relatie complexer. Verschillende, soms tegenstrijdige, opvattingen over het gemeenschapsleven krijgen stem en invloed. De opvatting van burgerschap is immers verruimd van gehoorzaamheid aan de wet naar de verwachting van een actieve bijdrage aan de samenleving.

‘Het sociaal-politieke debat verschoof naar de achtergrond.’

Via de verzuiling worden opvattingen over het ‘sociale’ zowel gepacificeerd als institutioneel verankerd. Een ruimere publieke verantwoording is geen groot thema. Tegelijk wordt hiermee aanvaard dat de sociaal-politieke beleidsvorming verloopt via schema’s waarin het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol speelt.

Dit model van sociaal-politieke besluitvorming leidt tot een specifieke dynamiek. In toenemende mate doet de overheid beroep op zorginitiatieven, met als resultaat een uitgebreid en gedifferentieerd welzijnswerk. Het debat over onderliggende sociaal-politieke keuzes verschoof daarbij naar de achtergrond.

Overheidssturing

Deze dynamiek leidt tot een spanning tussen de interventielogica van het sociaal beleid en de interventiecapaciteit van de overheid. Wanneer deze spanning toeneemt, mede door veranderingen op de arbeidsmarkt, neemt de vraag naar meer sturing en publieke verantwoording toe.

‘De vraag naar publieke verantwoording neemt toe.’

Die vragen worden ondersteund door inhoudelijke kritieken op sociaalwerkpraktijken. Zij worden beoordeeld als te zeer gedragen door een elite van professionals, en te zeer gericht op aanpassing en eenzijdige socialisering.Gulikers, H. (2016), Sociaal verantwoord. Betekenisvolle, leerzame en democratische verantwoording van sociaal werk, Doctoraatsproefschrift Universiteit voor Humanistiek, Utrecht.

Registratie wordt dan ingezet als aansturingsinstrument. De nadruk ligt op controle, verantwoording van de ingezette overheidsmiddelen, op efficiëntie en monitoring van resultaten.De Rynck, F. (2016), ‘Het OCMW in de netwerken voor sociaal beleid. Een bestuurskundige analyse’, in De Wilde, M. e.a. (red), 40 jaar OCMW en bijstand, Leuven, Acco, p. 168-183.

Wantrouwen

Opnieuw duiken er spanningsvelden op. Een eerste is dat de aansturing vanuit de overheid tegengesteld is aan het vertrouwen in de professionaliteit van het sociaal werk als garantie voor kwaliteit. Wantrouwen is een zwakke basis voor samenwerking.

‘De vraag naar registratie zal toenemen.’

Het tweede nadeel is dat niet in de registratie opgenomen activiteiten verwaarloosd worden. Dit leidt tot verschraling van de werkpraktijk. Het beperkt ook onze kennis over sociale probleemsituaties. Er blijft immers veel onzichtbaar.

Een derde spanningsveld ligt in de ombuigingsstrategieën die registratie oproept bij sociaal werkers. Registreren sociaal werkers wel de realiteit? Dit soort strategieën blijven grotendeels verborgen maar geven wel een bedriegelijk karakter aan de beoogde aansturing door de overheid.

Niettemin valt te verwachten dat de vraag naar registratie en aansturingssystemen verder zal toenemen. Het in kaart brengen van maatschappelijke ontwikkelingen, van hoe ze ingrijpen in het leven van kinderen, jongeren en volwassenen, en wat de betekenis hierbij is van hulpverlening zijn immers belangrijke beleidsvragen.

Lezing van sociale realiteit

De werkpraktijk is niet gebaat met verborgen ombuigingsstrategieën. Leren omgaan met de risico’s op reductionisme en technisering ligt precies in het beter in beeld brengen van de werkpraktijk.

De interpretatieproblemen bij registratie zijn een punt waarop sociaal beleid en sociaal werk elkaar ontmoeten, een punt waarop duidelijk wordt waar, waarom en hoe maatschappelijke ontwikkelingen en beleidsinspanningen schuren met de leefwereld van kinderen, jongeren en volwassenen.

‘Registratie is een onderdeel van de praktijk.’

Het is daarom belangrijk registratie te zien als een onderdeel van de werkpraktijk, en niet als een van die praktijk onderscheiden opgave. Registratie betekent dan dat metingen en de hiermee samengaande interpretatieproblemen samen gehouden worden. Daardoor wordt het mogelijk registratie ruimer te zien dan een aansturing van de werkpraktijk door het beleid.

Registratie wordt dan een basis om vanuit de werkpraktijk ook ruimere sociale beleidsopties onderbouwd in vraag te stellen. Elk registratiemodel vraagt daarom om een analyse van de visie op de sociale werkelijkheid die er in besloten ligt. Dat is een analyse die in en door de praktijk van het sociaal werk moet gebeuren. Zowel praktijkwerkers als cliënten moeten in dit gesprek een plaats krijgen.

Een registratiemodel moet ruimte bieden om gerichte metingen te combineren met de ervaring en uitleg van sociaal werkers en cliënten. Hierdoor wordt publiek debat mogelijk over wat we benoemen als problemen, over hoe deze aangepakt worden, en over waarom ze aangepakt worden zoals ze aangepakt worden.

De spanningen, eigen aan registratie, worden hiermee niet weggewerkt. Ze dragen wel bij tot het besef dat sociale problemen een concrete realiteit zijn.

Reacties [3]

  • Dany Dewulf

    Aanvullend op de reactie van Michel Tirions, is mijn ervaring dat er beter ingezet wordt op goede registratie van enkele variabelen, die in functie staan van goede hulpverlening aan de cliënt. Als men beleid wil onderbouwen, zet men beter in op onderzoek, in plaats van op registratie. Als men de hulpverlener wil ondersteunen, zet men beter in op mensgerichte werkvormen in plaats van op registratie. Veel betrouwbaarder dan de ‘garbage in garbage out’ bij registraties en de illusie ‘meten is weten’.

  • Michel Tirions

    Bedankt, Maria, om nuance in dit vaak gepolariseerde debat te brengen waarin het zwart/wit perspectief het noodzakelijke inhoudelijke debat soms fnuikt. Registratie is nuttig, cruciaal is dat ze als middel en niet als doel gebruikt wordt en het besef moet centraal staan dat ze steeds maar een deel of perceptie van de werkelijkheid in beeld brengt. Dat vraagt om doordachte instrumenten, een palet van ‘meten’ en ‘luisteren’, als deel van de werkpraktijk. Het vraagt ook om voortdurende reflectie op uitgangspunten en uitkomsten. Belangrijk daarbij is dat de professionele rol van betrokken werker gewaardeerd wordt, die moet de regie kunnen voeren en meedenken, in samenspraak met gebruikers, over hoe registratie een bijdrage kan leveren aan kwalitatieve hulpverlening. Dit vergt ook een omslag op organisatieniveau: op de werkvloer struikelen sociaal werkers over de ambiguïteit die je in je artikel aanhaalt. Een pleidooi voor het versterken van de rol van praktijkonderzoek als hefboom?

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.