Frontale botsing
We schatten de haalbaarheid van dit mooie idee in aan de hand van enkele concrete toepassingen. In Gent is een zorghuis voor rehabiliterende kankerpatiënten. Sinds 2012 vangen vrijwilligers vier alleenstaande kankerpatiënten op tijdens en vlak na hun behandeling. Dat gebeurt in een appartementsgebouw maar loopt niet van een leien dakje, aldus verscheidene getuigenissen.De Morgen, ‘Zure buren willen kankerpatiënten weg uit Gents woonblok’, 24 april 2014.Zo protesteerden verschillende andere bewoners tegen de vergunning voor het kleinschalig zorghuis. De broodnodige sociale cohesie is ver zoek. “We hebben niets tegen de kankerpatiënten, maar ze horen hier gewoon niet thuis.”Knack, ‘Buren willen kankerpatiënten weg. Bezorgdheid is omgeslagen naar onredelijke onverdraagzaamheid’, 24 april 2014.Kankerpatiënten zorgen voor geluidsoverlast door “te luid braken”. Ook de lift wordt te vaak bezet door hulpverleners. Auto’s staan voor de inrijpoort geparkeerd en de smalle trap van het appartement is niet voorzien op een evacuatie met brancard.
‘We hebben niets tegen kankerpatiënten, maar ze horen hier niet thuis.’
Deze klachten over onaangepaste infrastructuur verhullen een dieperliggend probleem. Er is onvoldoende solidariteit met zorgbehoevenden. Dat is een streep door de rekening van de hulpverleners en vrijwilligers die voor de revaliderende patiënten een warm onthaal wilden installeren. Zonder gastvrijheid van de omgeving kunnen de zorgbehoevenden zich niet warm omringd voelen. Vermaatschappelijking van zorg blijft dan dode letter.
Betrokkenheid mogelijk maken
Toch ziet initiatiefneemster Majin De Froidmont nog oplossingen. “Ik vrees niet voor een teloorgang van het project en zoek wel een andere oplossing als het niet anders kan. Er zijn veel vrijwilligers die enthousiast zijn en veel mensen die we kunnen helpen” (Knack, 2014). Dat er veel enthousiaste vrijwilligers zijn, is positief. Maar om sociale integratie van zorgbehoevenden te bevorderen, moet je ook de lokale bevolking betrekken. Je kan niet verwachten dat die gedragenheid spontaan ontstaat. Een succesvol project moet eerst die weg effenen. En dat wordt wel eens vergeten.
Het maatschappelijk draagvlak moet in de juiste plooien gekneed worden. Bijvoorbeeld door in de voorbereidende fase bewoners te betrekken bij de projectplannen of hen expliciet te wijzen op het belang van solidariteit. Door inzicht te geven in de meerwaarde van zo’n projecten, stellen bewoners er zich ook voor open. De Gentse schepen Tom Balthazar geeft daarbij de voorzet: “Ik hoop dat er, ondanks de verontwaardigde reacties, opnieuw gepraat kan worden en dat iedereen beseft dat morgen ook iemand uit hun omgeving moet verzorgd worden” (Knack, 2014). De onderliggende vraag blijft: kan betrokkenheid groeien in een samenleving die gericht is op economisch belang en individualisme?
Gemeenschapsmunten
Een tweede voorbeeld stemt hoopvoller. De Turnhoutse ‘Troeven’ zijn gemeenschapsmunten, alternatieve betaalmiddelen die vrijwilligerswerk aanmoedigen en sociale cohesie versterken. In 2014 werden de Troeven in het leven geroepen. Concreet is het een sociaal betaalmiddel dat inwoners kunnen verdienen door zich in te zetten voor een sociaal doel of voor andere burgers. Zo wordt een halfuur zwerfvuil opruimen beloond met dertig Troeven. Een wandeling van twee uur met een oudere uit woonzorgcentrum Sint-Lucia levert 120 Troeven op. Turnhoutenaren kunnen die Troeven ruilen voor diensten van andere buurtbewoners of verzilveren in de vorm van een korting bij plaatselijke winkels of organisaties.Van Gucht, T., ‘Sociale munten: troeven voor de samenleving’, MO, 18 mei 2014.
Projectcoördinator Suzy Maes van Time2Care ziet achter dit initiatief een meer algemene maatschappelijke ontwikkeling. “Onze samenleving staat voor belangrijke maatschappelijke uitdagingen, waaronder de vergrijzing, een sputterende economie en besparingen door de overheid. Die zetten een aanzienlijke druk op ons welvaartsmodel, dat gebaseerd is op economische groei en waar geld verdienen en consumeren belangrijke items zijn. Die uitdagingen vormen tegelijk een opportuniteit voor transitie en nieuwe sociale modellen. Er is immers een schat aan vrijwillige inzet van mensen die de basis vormt voor een warme en solidaire samenleving. De vrijwillige inzet van mensen voor elkaar willen wij via de sociale munt versterken, zichtbaar maken en waarderen” (MO, 18 mei 2014).
‘De sociale munt is slechts het bindmiddel, in essentie gaat het om sociale cohesie.’
De sociale munt is slechts het bindmiddel, in essentie gaat het om sociale cohesie. Het zou goed zijn als de Vlaamse overheid en de steden en gemeentes die transitie ondersteunen. Zo krijgen hun beleidsdoelstellingen rond vermaatschappelijking vlees en bloed.
De wereld rond
Turnhout staat niet alleen. In Japan hebben ze de ‘Fureai kippu’ waarmee mensen die zorgen voor hun oudere buren betaald worden. In het Londense Brixton kunnen inwoners gemeenschapsmunten gebruiken om hun gemeentetaksen te betalen. In Gent zijn er de ‘Torekes’ die buurtbewoners stimuleren om de wijk Rabot gezellig en proper te houden. Hoewel deze systemen ver van elkaar verwijderd lijken, zijn ze op dezelfde leest geschoeid. Mensen zorgen voor mensen en helpen zo elkaar en hun buurt vooruit. Ze zijn een middel om engagement en betrokkenheid te tonen op een manier die tastbaar en zichtbaar is. Gemeenschapsmunten overtuigen mensen om op een zorgzame manier te leven en met elkaar om te gaan.
‘Mensen zorgen voor mensen en helpen zo elkaar en hun buurt vooruit.’
Vaak blijkt dat mensen zich in het begin vooral inzetten als ze hun munten kunnen benutten om iets te betalen waar ze naar verlangen. Na verloop van tijd kunnen de andere factoren even motiverend werken: bijdragen tot een fijn buurtleven en talenten ontplooien. De gemeenschapsmunt is een mogelijke win-winsituatie voor overheden en organisaties die op zoek zijn naar geëngageerde buurtbewoners. Mensen die bereid zijn om zorgtaken op te nemen, moeten deze ook effectief kunnen opnemen. Ze moeten zich hiervoor maatschappelijk erkend en gewaardeerd voelen. Niet enkel het ‘recht op zorg’, ook het ‘recht op zorg verlenen’ moeten we stimuleren.Van Den Heuvel, B. (2013), Over de kwetsbaarheid van ‘vermaatschappelijking van de zorg’, tekst geschreven voor de denkdagen van Beweging.Net.
Wil je zorg vermaatschappelijken, dan moet je de wederzijdse voordelen daarvan beklemtonen. Niet alleen de zorgvrager, maar ook de zorgbieder kan een stap vooruit zetten. Aandacht voor de noden van vrijwilligers, is dus belangrijk. Want ieders rol kan van de ene dag op de andere veranderen, van zorgbieder naar zorgvrager.
Langer thuis wonen
Nog een voorbeeld van vermaatschappelijking van zorg: stimuleren dat bejaarden met de nodige ondersteuning van de omgeving langer thuis kunnen wonen. Het bespaart de samenleving kosten en ouderen vinden dat behoud van zelfstandigheid en verblijf in de eigen woning ook de meest aantrekkelijke optie. Logisch dus dat woonvormen zoals cohousing en kangoeroewonen in de lift zitten. Maar er moeten nog heel wat administratieve drempels overwonnen worden. Initiatiefnemers botsen tegen belemmerende bouwvoorschriften, banken geven geen leningen aan wooncoöperaties.De Morgen, ‘De Vlaamse hardwerkende middenklasser kijkt liever niet te veel in de spiegel’, 7 mei 2014.
‘Een overheid die kiest voor vermaatschappelijking heeft heel wat werk voor de boeg.’
Het zelfstandig wonen van zorgbehoevenden impliceert ook het empoweren van de netwerken rond de ouderen. Zo moeten soepelere arbeidsvoorwaarden voor mantelzorgende kinderen het mogelijk maken dat ze de ondersteuning van zorgbehoevende ouders op zich nemen. Dat kan via een systeem van tijdskrediet en dienstencheques. Vreemd genoeg is er sprake om die af te bouwen. “Er moet bij stilgestaan worden dat mantelzorg een financiële en emotionele kost heeft voor het netwerk van de zorgbehoevende. Bovendien moet je er kostbare tijd voor vrij maken. Experten erkennen volop de nood aan gezinstijd. Vooral de plaats die werk inneemt in een gezin is toegenomen. Dit komt door het veralgemeende tweeverdienersschap, door langere pendeltrajecten en toegenomen activering.”Baert, S. (2014), ‘Gesandwicht tussen gezin, werk en zorg’, Alert, 4, 56-57.
Een overheid die kiest voor vermaatschappelijking heeft dus heel wat werk voor de boeg. Willen we gezin en werk combineren met meer aandacht voor zorg binnen het sociaal netwerk, dan zijn fundamentele structurele veranderingen noodzakelijk. Er zal een betere afstemming nodig zijn van het aanbod op vlak van wonen, werk, zorg en welzijn. Hoog tijd voor een herziening van actuele regelgeving in functie van vermaatschappelijking van zorg.
Nieuwe taken
Vermaatschappelijking van zorg stelt de overheid dus niet vrij van enige verantwoordelijkheid. Zij moet vermaatschappelijking mee mogelijk maken. Haar rol en focus verschuift: de overheid biedt zorg niet aan via instellingen maar faciliteert dat zorg binnen de samenleving ontplooid kan worden.Beleidsbrief Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Beleidsprioriteiten 2011-2012, Parl. St. Vl. Parl., 2011-2012.Burgers en overheid moeten zich nog meer bewust worden van hun rol binnen deze maatschappelijke verschuiving.
‘Verandering vertrekt bij de kracht van de cliënt.’
Ook hulpverleners zijn deelgenoten van deze verschuiving. Zij moeten hun takenpakket in vraag stellen, zij moeten alle aandacht besteden aan de zorgkracht bij burgers en hun sociale netwerken. Het ‘centrum’ van zorg en hulpverlening ligt niet bij de hulpverlening, wel bij de cliënten en hun netwerken. Verandering vertrekt niet bij de kracht van de hulpverlener, wel bij de kracht van de cliënt. Hulpverleners zijn dan bescheiden professionals die op gepaste afstand faciliteren en ondersteunen.Steyaert, J. (2012), ‘Van inspirerende naar cynische verzorgingsstaat. Nederland in transitie’, Alert, 5, 36-39.
Vermaatschappelijking grijpt in op de fundamenten van zorg. Cliënten, hulpverleners, vrijwilligers en overheid moeten verantwoordelijkheden delen en eigen taken heroriënteren. Dit vraagt tijd en geduld. Over het muurtje kijken naar andere landen die al langer voor deze aanpak kozen, kan daarbij helpen. Kijk maar naar Italië: al sinds de jaren ’70 is inclusief onderwijs voor kinderen met een beperking daar een feit.Lebeer, J. (2013), ‘Inclusie van mensen met een beperking. Perspectief 2100?’, Alert, 3, 47.
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies