Hoe het allemaal begon
1974 was een bijzonder jaar voor de vakpers van het sociaal werk in Vlaanderen. In dat jaar startte de Konfederatie van Instellingen voor Sociale Dienstverlening (dat later het Verbond voor Welzijnswerk wordt en nog later het huidige Vlaams Welzijnsverbond) met het publiceren van de ‘Welzijnszorgkroniek’. Redacteur was Dolf Cauwelier. In datzelfde jaar wordt vanuit Elcker-Ik gestart met ‘Oase’, een tijdschrift voor gehandicaptenzorg en bijzondere jeugdzorg. Redacteur was Ludo Fret, de latere hoofdredacteur van ‘Alert’.
‘1974 was een bijzonder jaar voor de vakpers van het sociaal werk.’
Beide publicaties zijn in die eerste jaren niet veel meer dan bundels stencils of fotokopieën. Ze houden het werkveld op de hoogte van beleidsnieuws. Sociaal werk is immers bij uitstek een sector die zich permanent ontwikkelt, die voortdurend reflecteert op maatschappelijke ontwikkelingen en steeds op zoek gaat naar nieuwe werkvormen. Een goede vakpers is daarbij onontbeerlijk.
Beide tijdschriften ondergaan in de loop der jaren een aantal naamswijzigingen. De Welzijnszorgkroniek wordt al snel de ‘Welzijnswerkkroniek’ en in 1993 het ‘Tijdschrift voor Welzijnswerk’. Oase gaat in 1990 samen met het ‘Welzijnsnieuwsblad’ en wordt ‘Alert’. De vakpers verandert, maar volgt nog netjes de lijnen van de verzuiling in de Vlaamse sociale sector. In 1980 verschijnt dan het eerste tijdschrift voor de sociale sector bij een commerciële uitgeverij, het blad ‘Sociaal’ van Kluwer. De oorspronkelijke bandbreedte van thema’s, inclusief gezondheidszorg en veel aandacht voor de opkomst van extreem rechts, wordt in de loop der jaren kleiner tot meer rechtstreeks aan sociaal werk gerelateerde thema’s. Eind 2011 stopt Sociaal, nadat het al enkele jaren eigenlijk niet veel meer was dan een reclamefolder voor andere Kluwer-publicaties. In mei 1995 wordt het landschap van de sociaalwerkvakpers uitgebreid en verschijnt het eerste nummer van ‘Weliswaar’, het gratis tweemaandelijkse tijdschrift van de Vlaamse overheid en jongste telg van de vakpers.
Dikke Freddy
Niet alleen de namen wijzigen, ook de vormgeving en inhoudelijke diepgang veranderen drastisch. Er is sprake van een professionalisering met betere lay-out en drukwerk, en sterkere redacties. Wie de tijdschriften uit 1974 naast de laatste nummers legt, ziet een wereld van verschil.
Zo gaat Alert van het roze A4 formaat (1990-1996: met tot eind 1993 netjes het alfabet afwerkend met de trefwoorden op de cover) over naar een groen (1997-2004) en later rood (2005-2008) B5 formaat om dan vanaf 2009 terug in kleurrijk A4 formaat te verschijnen. Inhoudelijke ontwikkeling is er doordat de kleine berichtjes, ellenlange adreslijsten en saaie opsommingen van wetgevende activiteiten verdwijnen. Er komt zo plaats vrij voor langere en meer artikelen, de recentste jaren aangevuld met kortere maar uitdagendere opiniestukken. Het journalistiek en encyclopedisch feitelijk nieuws uit de sector brengen groeit naar analyse en duiding.
“Wie de tijdschriften uit 1974 naast de laatste nummers legt, ziet een wereld van verschil.”
Een klein deel van de ruimte wordt sinds september 1993 ingenomen door Frederik De Meester, alias Dikke Freddy, de column van Erik Vlaminck die initieel verschijnt als ‘Dagboek van een straathoekwerker’, ‘Berichten uit de Nachtegaal’, ‘De achterflap’ en uiteindelijk gewoon als ‘Brieven van Dikke Freddy’. De columns werden tot nu toe drie keer in gebundelde vorm heruitgegeven.Vlaminck, E. (2013), Hoogachtend, Dikke Freddy. 20 jaar brieven van Dikke Freddy, Leuven, Van Halewyck.Het gerucht gaat dat de hoofdredactie het telkens behoorlijk op hun zenuwen kreeg van deze column omdat lezers elk nummer van Alert achteraan begonnen te lezen bij Dikke Freddy en niet bij hun eigenste edito. Hoewel Dikke Freddy, euh, Erik Vlaminck, brieven blijft schrijven voor Sociaal.Net, zal die frustratie wellicht toch wat milder worden. Al was het maar omdat in het digitale Sociaal.Net ook de begrippen voor- en achteraan betekenis verliezen.
Scoopi Doo
Het Tijdschrift voor Welzijnswerk verandert in de loop der jaren ook, maar blijft wel loyaler ten aanzien van het formaat waarmee in 1983 gestart werd. Het is vooral de vormgeving van de kaft die een paar keer verandert. Tot nummer 232 in december 2000 is het een cover met links een gele lege kolom, rechts een witte kolom met daarin het thema of de trefwoorden van de bijdragen. Vanaf februari 2001, nummer 233, wordt overgeschakeld naar een blauwe cover waarin het logo van het Vlaamse Welzijnsverbond is verwerkt. Meteen wordt voor de vormgeving van het binnenwerk overgegaan naar tekst in twee kolommen. Die huisstijl wordt elf jaar volgehouden, tot nummer 320, december 2011. Vanaf 2012 krijgen we dan de cover met bovenaan de tijdschrifttitel in een blauwe balk en de kleurrijke Scoopi Doo-touwtjes.
Ook inzake opbouw blijft het Tijdschrift voor Welzijnswerk verrassend stabiel: een edito gevolgd door een vijftal artikelen en telkens afsluitend met de rubrieken lezerskring, ethiek, kort genoteerd, publicaties en agenda. Het waren vaste waarden in elk nummer van het tijdschrift.
‘Sociaal.Net maakt inhoudelijk een slimme combinatie van beide tijdschriften.’
Sociaal.Net maakt inhoudelijk een slimme combinatie van beide tijdschriften. De artikelen blijven verschijnen onder de naam Analyse XL. De opinies zoals die in Alert stonden, blijven verschijnen als opinie. Er blijft aandacht voor aankondiging en recensies van publicaties en er komen interviews bij. Advies aan de lezers: fasten your seatbelts!
Hoe het verder ging…
Als je de nummers van beide tijdschriften sinds 1990 doorbladert, komen een aantal thema’s in beeld die bovengemiddeld aandacht krijgen. Soms voor een paar jaar tot bepaalde beleidsontwikkelingen verworven zijn, soms zijn het duurzame thema’s die blijvend aandacht vragen en krijgen.
Een voorbeeld van het eerste, tijdelijke, soort is alles wat te maken heeft met relaties en seksualiteit. Artikelen gaan dan over homoseksualiteit, familiaal geweld en vrouwenopvang, aids en abortus (rondom de abortuswet van 1990). Privacy was nog zo’n thema dat tot midden jaren negentig regelmatig terugkeerde naar aanleiding van de Wet op de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer uit 1992.
Een voorbeeld van het tweede soort, de duurzame thema’s, is dak- en thuisloosheid, al dan niet in combinatie met woonbeleid. Alleen al met de bijdragen die in Alert of Tijdschrift voor Welzijnswerk over dakloosheid verschenen heb je een kast vol. Het zou een mooi thema zijn voor een afstudeerscriptie om te kijken of er inhoudelijk verschil zit tussen de artikelen van 20 of 30 jaar geleden en die van nu. Is op dit terrein vooruitgang geboekt dan wel ter plaatste getrappeld?
Er zijn ook thema’s die een paar jaar heel veel aandacht naar zich toetrekken en dan als een nachtkaars uitdoven. Soms omdat de beoogde doelen bereikt zijn, soms omdat de belangstelling opdroogt. Zo lees je vanaf eind jaren tachtig tot ongeveer de eeuwwisseling veel over buurtgebonden kansarmoede. Daarna wordt het thema met stille trom afgevoerd. De achterliggende context is natuurlijk de diverse fondsen die gericht waren op kansarmoede in buurten. Denk aan het Fonds Lenssens (ook wel bekend als Vlaams Fonds voor Integratie Achtergestelden) van 1989, de opvolger Vlaams Fonds voor de Integratie van Kansarmen (uitgesproken als Ve FIK) en het Sociaal Impulsfonds vanaf 1996. Einde van deze fondsen betekent ook einde artikelen over buurtgebonden kansarmoede.
Digitalisering en diversiteit
Sommige thema’s blijven de aandacht vragen maar krijgen in elke periode een wat andere inhoudelijke invulling. Zo’n thema is automatisering en digitalisering, vanaf midden jaren tachtig terug te vinden in beide tijdschriften. De inhoud verschuift echter, van toepassingen van de toen nieuwe computers in de sociale sector naar de digitale kloof en online hulpverlening. Variaties op een thema.
Ook jeugd is zo’n thema dat continue aanwezig is maar variaties kent. Begin jaren negentig gaat het nog over de verlaging van de leeftijd voor meerderjarigheid, rond de eeuwwisseling gaat het over integrale jeugdhulp (versie 1.0), de afgelopen jaren ook (versie 2.0).
Andere opvallende zijn de thema’s die voorzichtig opgepakt worden en doorheen de jaren meer aandacht krijgen. Niet verwonderlijk zijn dat vooral vergrijzing en migratie/vluchtelingen/(super)diversiteit. Zowel vergrijzing als diversiteit zijn demografische ontwikkelingen die de afgelopen decennia niet alleen in kracht toegenomen zijn, ze zijn ook in toenemende mate het maatschappelijk debat en de praktijk van het sociaal werk zijn gaan beïnvloeden.
‘Er is de uitdaging om mensen uit het werkveld te verleiden tot schrijven.’
Het doorbladeren van die oude jaargangen brengt niet alleen thema’s in beeld, maar ook de carrière van diverse auteurs en beleidsmensen. Je komt politici tegen zoals Rika Steyaert (geen familie van de auteur), Melchior Wathelet en Wivina De Meester. Of namen van auteurs die ondertussen van hun pensioen genieten of heel andere dingen zijn gaan doen, zoals Frans Lammertyn, Thérèse Jacobs, Ludo Fret, Herman Baert, Ludo De Cort en Jos Goossens. De jongere generatie sociaal werkers van nu zal zich wellicht niet veel meer kunnen voorstellen bij hun rol voor de sociale sector. Los van concrete namen zijn daarbij nog twee observaties te maken. Er is de groei van auteurs uit hogescholen, het resultaat van schaalvergroting daar en (uiterst beperkte) fondsen voor praktijkgericht onderzoek. En er is de continue uitdaging om ook mensen uit het werkveld te verleiden tot reflecteren op en schrijven over hun ervaringen op de werkvloer van het sociaal werk. Soms lukt dat, maar het blijft een uitdaging. Ook voor Sociaal.Net.
En nu?
Met de overgang naar Sociaal.Net wordt er radicaal gekozen voor meervoudige modernisering. Het meest opvallende daarbij is natuurlijk het afscheid van bedrukt papier en de focus op schermlezen. Dat vraagt een andere vormgeving, maar ook anders schrijven. Auteurs van beide tijdschriften zijn gepokt en gemazeld in het schrijven van tijdschriftteksten. We zullen met zijn allen nog de nodige coaching kunnen gebruiken zodat schermlezen ook daadwerkelijk een plezier voor de lezer is, en niet alleen een besparing op druk- en verzendkosten.
“Met Sociaal.Net nemen we afscheid van een stukje verzuiling.”
Met Sociaal.Net nemen we afscheid van een stukje verzuiling in de Vlaamse sociale sector. Wie in de jaren tachtig actief was in dit veld herinnert zich ongetwijfeld nog de scherpe toonzetting die de verzuiling in debatten en discussies kon brengen. Het Verbond van Instellingen voor Welzijnswerk en het Pluralistisch Overleg Welzijnswerk, uitgevers van de twee tijdschriften, waren niet erg compatibel en hoofdredacteurs Ludo De Cort en Ludo Fret en hun collega’s wilden nog wel eens van mening verschillen. Ook het werkveld was verzuild. Met de fusieoperaties van de Centra Algemeen Welzijnswerk(CAW) ontstond er niet alleen een ontwikkeling van zo’n 350 zeer kleinschalige hulpverleningsorganisaties tot de huidige elf CAW’s met elk een eigen werkingsgebied, maar ook ontzuiling op de werkvloer van sociaal werk. Logisch dat de vakpers uiteindelijk die ontwikkeling volgt. De naam Sociaal.Net is misschien nog wat ongelukkig door mogelijke associatie met Beweging.Net. Belangrijker dan de naam wordt natuurlijk de inhoud.
Open access
Sociaal.Net kiest resoluut voor open access, alle inhoud wordt voor alle lezers gratis. Lezers moeten zich niet registreren. Dat is een stap die in het verleden ook genomen is door bijvoorbeeld het oude tijdschrift ‘Sociale Interventie’, het huidige ‘Journal of Social Intervention’. Die blijven wel de traditionele vormgeving van een tijdschrift volgen met nummers en paginanummering. Alleen betalende abonnees, drukken en verzenden vallen weg.
“Sociaal.Net kiest resoluut voor open access.”
Het andere inspirerende voorbeeld voor de digitale overstap is de Nederlandse website socialevraagstukken.nl een initiatief van onder meer het Tijdschrift Sociale Vraagstukken en Movisie, goed voor wel 70.000 bezoeken per maand. Ook onze Canon Sociaal Werk koos vanaf de prille start in 2006 voor grote toegankelijkheid en kent zo’n 30.000 bezoeken per maand. Alleen al die cijfers geven aan dat websites een veel groter bereik aan teksten geven dan traditionele tijdschriften. Bovendien biedt het de mogelijkheid veel sneller teksten met je sociaal netwerk te delen via Facebook en Twitter en wat al niet meer van sociale media.
Het wegvallen van betalende abonnementen maakt je wel afhankelijk van andere inkomstenbronnen die de vaste kosten zoals redactie blijven dragen. Hulde is hier gepast aan de Vlaamse overheid dat ze initiatieven zoals Sociaal.Net en de Canon Sociaal Werk steunen.
Nieuwe media, nieuwe uitdagingen
Er is nog een andere consequentie van de keuze voor digitaal. Je hoeft als lezer niet meer twee maanden te wachten tot een volgende nummer in de brievenbus valt. Nu kan je ten allen tijden nieuwe inhoud lezen. Zo groeit de verwachting dat een digitaal medium ook sneller op de actualiteit inspeelt. Mooi voor de lezer, maar lastig voor de redactie. Het netwerk van auteurs van Sociaal.Net is immers niet in dienst van de tijdschriften. Hun schrijven is meer een bijproduct van hun baan aan hogescholen, universiteiten of hulpverleningsorganisaties.
De transitie naar Sociaal.Net creëert ook een spagaat voor de auteurs die verbonden zijn aan universiteiten. Het is natuurlijk aantrekkelijk als met een digitaal medium een ruimer publiek bereikt wordt en je sneller kan inspelen op de actualiteit. Maar de academische wereld kenmerkt zich ook door de stijgende druk naar publicaties die ‘tellen’. Benoemingen en onderzoeksbudgetten worden er sterk door bepaald. Tot drie cijfers na de komma worden publicaties aan de hand van impactfactoren geteld. En dan gaat het vooral om een select lijstje van internationale tijdschriften die werken met zogenaamde ‘blind peer review’. Tijdschriften als British Journal of Social Work met een impactfactor van 1.162 of European Journal of Social Work met een impactfactor van 0.352.
‘De universitaire wereld weet zich geen weg met deze nieuwe publicatiefora.’
Schrijven voor Alert of het Tijdschrift voor Welzijnswerk, die beiden geen academische impactfactor hebben, telde in die toegenomen ‘publish or perish’ cultuur nog een beetje mee. Sociaal.Net zal dat niet meer doen. De universitaire wereld weet zich geen weg met deze nieuwe publicatiefora en krijgt het niet verwerkt in haar meetlogica. Het wordt dus best een uitdaging om die auteurs die bij universiteiten werken aan boord te houden.
Digitale toekomst
De digitalisering van de Vlaamse sociaalwerkvakpers is een beweging richting toekomst. Het is een meebewegen met de alom tegenwoordige digitalisering van onze leefwereld en communicatie. Natuurlijk gaat dat hier en daar gepaard met heimwee naar bedrukt papier. Maar bewegen richting toekomst biedt ook kansen richting verleden. Al die oude nummers van Alert en het Tijdschrift voor Welzijnswerk zijn immers niet onmiddellijk nutteloos. Integendeel, ze vormen een ideaal instrument om de langzame ontwikkelingen in de Vlaamse sociale sector in beeld te brengen, om de waan van de dag te overstijgen.
Want natuurlijk zijn er de snelle beleidsontwikkelingen, bijvoorbeeld een brand door een ouder televisietoestel in een woonzorgcentrum met vrijwel onmiddellijk verplichte overstap naar flatscreens als maatregel. Of nog: de steekpartij in de kindercrèche Fabeltjesland in Dendermonde die onmiddellijk leidt tot aangescherpte veiligheidsmaatregelen in alle kindercrèches. Dat zou je kunnen omschrijven als flitsbeleid. Maar er zijn ook langzame ontwikkelingen zoals de opkomst van het begrip vermaatschappelijking en de zoektocht naar een concrete invulling en implementatie ervan. Of de groeiende lokroep van voorwaardelijke hulpverlening, van de ‘voor wat, hoort wat’-solidariteit. Actieve zoektocht naar werk als je leefloon krijgt, Nederlands leren als je huurt op de sociale verhuurmarkt, gemeenschapsdienst voor werklozen.
“De digitalisering is een beweging richting toekomst.”
Voor het benoemen en naar de toekomst doortrekken van deze trage ontwikkelingen is het archief van beide tijdschriften van essentieel belang! Ik hoop dat het einde van Alert en Tijdschrift voor Welzijnswerk betekent dat de nodige energie gestoken wordt in de professionele archivering van beide tijdschriften. Dat kan via de erfgoedcentra Amsab en Kadoc. Maar ik pleit ook voor democratische ontsluiting van dat archief in de vorm van pdf-versies van oude jaargangen die via internet beschikbaar blijven. Daar is op alertonline.be al een stevig begin mee gemaakt. De jaargangen vanaf 1997 zijn gratis raadpleegbaar via een eenvoudige zoekfunctie. Ook de jaargangen sinds 2012 van het Tijdschrift voor Welzijnswerk zijn te vinden op internet. Moge de oudere jaargangen ook volgen, al was het maar om tegemoet te komen aan de heimwee die we nu al hebben naar beide vaktijdschriften.
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies