Boeiende vragen
Wie meer wil weten over stad en platteland is bij Stijn Oosterlynck aan het juiste adres. Hij is hoogleraar stadssociologie aan de Universiteit Antwerpen en lid van het Antwerp Urban Studies Institute en het Centre for Research on Environmental and Social Change (CRESC). Bovendien is hij bestuurslid van het Hannah Arendt Instituut over Burgerschap, Stedelijkheid en Diversiteit in Mechelen.
‘Overal waar je in Vlaanderen kijkt, staan er wel ergens huizen.’
“Als stadssocioloog kijk ik vooral naar plaatsen waar mensen niet zo heel veel met elkaar gemeen hebben, behalve die plek die ze met elkaar delen”, legt Oosterlynck ons ter inleiding uit. “Het boeit me hoe daar het samenleven tot stand komt en hoe mensen daar samen met het middenveld elke dag de democratie uitvinden.”
De laatste tijd verlegt Oosterlynck zijn werkterrein ook naar kleinere steden en gemeenten, zoals de Denderstreek. “Het is interessant om zien hoe er in kleinere steden en gemeenten ook veel aan het veranderen is. Vaak gaat dat om migratie en integratie. Dat levert boeiende vragen op. Hoe gaan ze daar lokaal mee om? Wat is er aanwezig om die verandering een plaats te geven in de lokale gemeenschap? Die meer landelijke plekken zijn in beweging. Er is conflict. Dat interesseert mij.”
Bestaat er in Vlaanderen eigenlijk nog wel zoiets als platteland?
“Als we internationaal erkende criteria gebruiken, heeft Vlaanderen nauwelijks nog platteland. Uiteraard is dat een geforceerde vaststelling omdat je zeer verschillende regio’s in de wereld met elkaar vergelijkt. Maar het platteland is een ruimte waar landbouw dominant is en de woondichtheid laag. Om allerlei historische reden zijn er in Vlaanderen weinig plaatsen waar geen mensen wonen.”
Daar zit onze beruchte lintbebouwing wellicht voor iets tussen?
“Overal waar je in Vlaanderen kijkt, staan er wel ergens huizen. Van open ruimte is er geen sprake meer. Dat creëert een ‘verdunde’ stedelijkheid die heel erg uitgestrekt is met vooral kleine en minder grote steden. Het is dus moeilijk om in Vlaanderen op het platteland te wonen.”
‘Het is moeilijk om in Vlaanderen op het platteland te wonen.’
“Het economische belang van de landbouwsector gaat al jaren achteruit. Er zijn nog wel landbouwgebieden maar ook daar komen steeds vaker rijke mensen wonen die hoeves opkopen voor de charme en de authenticiteit. Op de landbouwgronden worden paarden gezet, niet voor het vlees maar voor recreatie.”
Recreatie die meestal voor stedelingen bedoeld is?
“Exact. Alles is dus vermengd. Stedelingen komen bijvoorbeeld voor die paardenmaneges naar het platteland. Maar de mensen die in een dorp wonen, nemen de auto naar de stad om te gaan werken of boodschappen te doen. We verplaatsen ons zo frequent over een erg brede regio. Eigenlijk hebben we allemaal een stedelijke levensstijl.”

Stijn Oosterlynck: “Schaalvergroting, marktwerking en digitalisering hebben ernstige gevolgen. Maar ze zijn niet de schuld van de stad.”
© Sociaal.Net / Lisa Develtere
Toch maken mensen in hun hoofd nog het onderscheid tussen stad en platteland. Hoe doen ze dat?
“Twee factoren zijn van belang. De eerste is hoogbouw. Mensen associëren de stad met appartementen. In de hoofden van mensen hebben woningen in een dorp een voor- en achtertuin en kan je errond wandelen. Wanneer er dan appartementen verschijnen in de dorpskern, roept dat weerstand op. Nochtans komen die appartementen er niet zo maar. Ook in dorpen verandert de gezinssamenstelling. Er wonen steeds meer alleenstaanden die geen nood hebben aan een grote vrijstaande woning. In de meeste gevallen, kunnen ze die ook gewoon niet betalen.”
‘Een belangrijke indicator om stedelijkheid te ervaren, is de aanwezigheid van mensen van kleur.’
“Een tweede belangrijke indicator om stedelijkheid te ervaren, is de aanwezigheid van mensen van kleur. Diversiteit is vandaag de realiteit. Terwijl migranten in de jaren ’90 vooral geconcentreerd woonden in stedelijke wijken zoals de Seefhoek in Antwerpen of de Brugse Poort in Gent, zie je die diversiteit nu in heel Vlaanderen. Toch lijkt dat voor een deel van de bevolking moeilijk te accepteren.”
Het Vlaams Belang brak de jongste verkiezingen ook door op het platteland. Hoe verklaar je dat?
“Die evolutie zie je in heel Europa. Zonder dit latente racisme te benoemen, is extreemrechts er toch in geslaagd er electoraal succes mee te boeken. Het recept is om zich voor te doen als de partij die voor de belangen van de boeren opkomt. In ons collectief bewustzijn hebben we veel sympathie voor de landbouw. Je ziet dat bij boerenprotesten. Die verstoren de openbare orde ernstig en zijn soms zelfs behoorlijk gewelddadig. Mochten de vakbonden zo protesteren, we zouden dat nooit accepteren.”
“Nochtans klopt dat romantische beeld van de boer allang niet meer. De tijd van een boer met vijf koeien en tien kippen ligt ver achter ons. Vandaag is landbouw een kapitaalintensieve, hoogtechnologische sector die ver van de natuur af staat. Onze landbouw is volledig geïndustrialiseerd, en dus ook verstedelijkt. Het beeld van de traditionele boer dat veel mensen koesteren, is een mythe. De sympathie die het oproept, komt voort uit nostalgie naar iets wat we verloren zijn.”
Hoe zet je die nostalgie om in electoraal gewin?
“Extreemrechts is er een meester in om van alles een cultuuroorlog te maken. In hun boodschap doen ze alsof de stad en het platteland twee homogene blokken zijn die enorm van elkaar verschillen.”
‘Extreemrechts is er een meester in om van alles een cultuuroorlog te maken.’
“Dat is niet zo. In een stad leven er veel verschillende soorten mensen met elkaar samen. Sommige van die groepen zoeken heel erg een eigen gemeenschap op en lijken in hun attitudes en voorkeuren soms meer op bewoners van het platteland dan op hun buren in een naburige stadswijk. De verschillen tussen stad en platteland worden in dit politiek discours zwaar overdreven.”
Zijn er dan geen sterke objectieve verschillen?
“Een verschil waar we in Vlaanderen nog te weinig aandacht voor hebben, is het opleidingsniveau. De economie van een stad draait voor een aanzienlijk deel op hoogopgeleiden. Veel van de hoogopgeleiden trekken dus van minder verstedelijkte regio’s en het platteland naar de stad. Zo zie je dat regio’s als de Denderstreek, Zuid-West-Vlaanderen of de Kempen een ware braindrain ondergaan. Mensen met een diploma hoger onderwijs trekken er weg. De kortgeschoolden blijven achter.”
“Uiteraard is ook dit verschil relatief, want in steden wonen ook veel kortgeschoolden. Maar toch: als je het uitvergroot, is dit een verschil dat politiek erg makkelijk te exploiteren is.”
Zorgt die instroom van hoogopgeleiden in de steden niet voor problemen?
“Toch wel. Je krijgt er gentrificatie: bepaalde wijken en straten waar vroeger mensen met een laag inkomen woonden, veranderen in plekken waar vooral goedverdienende hooggeschoolden komen wonen. De huisprijzen stijgen en huurwoningen worden opgekocht. Hierdoor verdwijnen de oorspronkelijke bewoners, niet zelden naar gemeenten en dorpen buiten de stad waar de woonprijzen voor die groepen nog betaalbaar zijn. Zo zie je dat stad en platteland niet los van elkaar staan, maar onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.”
Is gentrificatie dan enkel een kwestie van geld?
“Bij gentrificatie spelen uitsluitingsmechanismen. Mensen kopen niet alleen hun huis, ze kopen ook toegang tot hun woonomgeving. Daar gaan ze mee aan de slag en hoogopgeleiden hebben andere voorkeuren en attitudes. Dat maakt dat ze ervoor zorgen dat de buurt verandert. Bakfietsen nemen de parkeerplaats van auto’s in, het volkscafé wordt een hippe koffiebar, de buurtwinkel een zuurdesembakker. Hoewel de buurt hierdoor verbetert, bijvoorbeeld door meer groen, maakt het tegelijk dat de oorspronkelijke bewoners zich er niet meer thuis voelen.”
“Je mag dat effect niet onderschatten, want ook dit leidt tot een sterke polarisatie. Uit interviews die wij een tijdje geleden lieten afnemen in Borgerhout, bleek trouwens dat de oorspronkelijke bewoners – de witte Vlamingen en de mensen met een migratieachtergrond – zich veel meer stoorden aan de hoogopgeleide nieuwkomers met hun bakfiets dan aan elkaar.”

Stijn Oosterlynck: “Laten we wel wezen: wij hebben een verwaarloosd platteland.”
© Sociaal.Net / Lisa Develtere
Gaat het over gentrificatie, dan pleit jij ervoor om het terug over klasse te hebben.
“Ja, omdat dit nauw aanleunt bij een ander uitsluitingsmechanisme waarover sociale professionals te weinig genuanceerd spreken: het economische aspect. Als kapitaalkrachtige nieuwkomers verschijnen, wordt de buurt onbetaalbaar. Lage inkomensgroepen zijn daarvan de dupe. Al te vaak wijzen we daarvoor naar de groep hoogopgeleide nieuwkomers.”
“Maar moeten we onze pijlen wel op hen richten? Zijn zij werkelijk de elite? Het klopt dat ze meestal goede jobs in de kenniseconomie of in de media hebben. Hierdoor kunnen ze bepaalde voorkeuren zichtbaar maken in het publieke debat, zoals een ecologische lifestyle of een positieve houding ten opzichte van diversiteit. Maar die culturele macht houdt buiten beeld dat deze groep niet het financiële kapitaal heeft om stadswijken fysiek te veranderen. Die echte macht zit bij de bouwpromotoren en vastgoedmagnaten. Zij wonen niet in deze gegentrificeerde wijken. Bovendien wegen ze niet zwaar door op het Vlaamse of federale beleid. Daar wordt geen progressief migratie- of milieubeleid gevoerd.”
We geven te veel aandacht aan culturele verschillen?
“We maken ze vooral los van economische ongelijkheid tussen mensen. Daardoor verdwijnen economische machthebbers buiten beeld, wat hen goed uitkomt. Het lijkt dan alsof een hooggeschoolde culturele elite aan de universiteit, in de media of in de cultuursector, die vaak in de stad woont, alle macht heeft. Economische machthebbers wegen nochtans veel zwaarder door op het beleid.”
‘Kleinere gemeentes kunnen veel leren van kennis die in de steden al ontwikkeld is.’
“Want laten we wel wezen: wij hebben een verwaarloosd platteland. De bankkantoren sluiten er de deuren en als de bakker of slager op pensioen gaat, vindt hij geen overnemer. Ondertussen verdwijnt ook de publieke dienstverlening, net als de kantoren van de vakbond en de mutualiteit. Een dorp verderop zijn de diensten nog wel open, maar niet meer bereikbaar omdat de buslijn is afgeschaft. Dat zijn reële problemen. Alleen zijn die niet ontstaan omdat we te veel aandacht geven aan de steden.”
Waardoor dan wel?
“Als samenleving hebben we een aantal keuzes gemaakt. We willen schaalvergroting wat maakt dat kleine gemeenten fusioneren en gemeenteloketten sluiten. We willen digitaliseren waardoor dienstverlening via de computer gebeurt. We geloven in marktwerking waardoor enkel de buslijnen met voldoende passagiers blijven bestaan. Die keuzes hebben ernstige gevolgen, maar ze zijn niet de schuld van de stad.”
“We focussen te veel op tegenstellingen tussen de stad en het platteland. Daardoor missen we de onderliggende dynamieken, zoals schaalvergroting, vermarkting of digitalisering. Zowel voor stedelijke als landelijke gebieden geldt dat de echte oorzaken van problemen daar liggen.”
Betekent minder focus op verschil meteen meer focus op gedeelde belangen?
“Exact want of ze nu in de stad dan wel op het platteland wonen, mensen in een kwetsbare positie worden door dezelfde sociale mechanisme getroffen. We moeten als samenleving nadenken of we die keuzes willen handhaven, en zo ja, daar dan de consequenties van dragen.”
‘Een term als ‘het dorp’ is vandaag weinig productief.’
“Om dat gesprek goed te voeren, is een term als ‘het dorp’ vandaag weinig productief. Het is te beladen met een romantische nostalgie naar een tijd die nooit meer terugkomt. Ook ‘dorpsbewoners’ gaan bijna allemaal met de wagen werken op een bedrijventerrein buiten de dorpskern. Tijdens de pauze winkelen ze in een grote supermarkt enkele kilometers verderop en ’s avonds gaan ze op restaurant in de stad. Vandaag zijn er weinig mensen wiens leven zich volledig in het dorp afspeelt, en als dat wel is, komt het meestal doordat ze er vanwege vervoerarmoede vastzitten.”
Die mensen kunnen we toch niet achterlaten?
“Uiteraard niet. Je moet sociale rechten ruimtelijk vertalen en dus in de sociale infrastructuur van meer perifere gebieden investeren.”
“Kleinere gemeentes kunnen veel leren van kennis die in de steden al ontwikkeld is. Kijk naar de Denderstreek. Daar heb je vandaag een veranderende bevolking, een stijgende diversiteit en tegelijk dienstverlening die wegtrekt, een kaalslag op het verenigingsleven. Dat is exact wat de volkswijken in de steden meemaakten tijdens de jaren ’80, met de opmars van het Vlaams Blok als gevolg. Die opgang is tot stilstaan gebracht. Hetzelfde kan ons lukken in Ninove, Aalst of Denderleeuw.”
Hoe dan?
“Door vanuit een doordachte visie middelen te investeren in een gebied. Dat betekent aandacht voor verschillende domeinen: gezondheidszorg, economie, samenleven, sociale mobiliteit … en zeker ook het verenigingsleven. Een levendig en divers middenveld is cruciaal om vertrouwen op te bouwen.”
“In de stad hebben we dat al eens gedaan, onder andere via allerhande stedelijke vernieuwings- en impulsfondsen. Uiteraard kan je dat niet zomaar kopiëren. Landelijke gebieden zijn veel uitgestrekter, maar dat kan je opvangen door bestaande kennis slim te modelleren, bijvoorbeeld met mobiele dienstverlening.”
In tijden van budgettaire krapte, is investeren niet evident.
“Vandaag telt de stad Ninove jaarlijks 180.000 euro neer om de aankomst van de wielerwedstrijd ‘Omloop Het Nieuwsblad’ op haar grondgebied te mogen organiseren. Er is dus geld. De vraag is welke keuzes we daarmee maken. Willen we de verwaarlozing van het platteland tegengaan en de rechten van de mensen in een kwetsbare positie daar garanderen? Of willen we dat niet?”
Reacties [1]
Eigenaardige kronkel in de redenering … “Als samenleving hebben we een aantal keuzes gemaakt …” en dan spreekt Stijn Oosterlinck over digitalisering, schaalvergroting, marktwerking … Het zijn precies die dynamieken die door de ‘economische machthebbers’, waar Oosterlinck het een paragraaf hoger over heeft, worden aangewakkerd omwille van rendementsmotieven. We nemen die beslissingen dus geenszins “als samenleving”.