Achtergrond

Sociaal-cultureel werk innoveert

Labo voor een betere samenleving

Gie Van den Eeckhaut

Innovatie is in. Iedereen wordt geacht te innoveren in deze snel veranderende wereld. Ook het sociaal-cultureel werk wordt geraakt door deze innovatiedrang, die soms zelfs neigt naar een innovatiedwang. Moeten we zomaar innoveren om te innoveren? Zijn alle vormen van innovatie even belangrijk? Op welke vormen van innovatie moet het sociaal-cultureel werk inzetten?

Repair Café Brussel (2012)

Repair Café Brussel (2012) © Floris Van cauwelaert @ Flickr

Repair Café Brussel (2012) - Sociaal-cultureel werk

Repair Café Brussel (2012)
© Floris Van Cauwelaert @ Flickr

Laboratorium

Samen met werkers van de meest diverse organisaties uit het hele werkveld van het sociaal-cultureel werk zocht Socius, het steunpunt voor sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen, naar een genuanceerd antwoord.

En dat antwoord bracht ons terug bij een belangrijke essentie: sociaal-cultureel werk is een ‘laboratorium voor een betere samenleving’. Innoveren is binnen het sociaal-cultureel werk maar echt van betekenis als het bijdraagt aan een meer duurzame, solidaire en democratische samenleving.

‘Innovatie gaat over maatschappelijke relevantie.’

Innovatie gaat dus zeker niet in de eerste plaats over nieuwe vormen, nieuwe methoden en technieken. Innovatie gaat in het sociaal-cultureel werk over maatschappelijke relevantie. Over maatschappelijk innoveren.

De kleine praktijk als bouwsteen

“Strijkijzer gerepareerd. Twee fietsen terug rijklaar. Zoom van een rokje hersteld. En in de marge twee boeken geruild. Veel volk. Het was gezellig ook. En ik kan nu eindelijk zelf een fietsband plakken.” Zo komt Els terug van het Repair Café in haar dorp.

In 2013 werd in Vlaanderen het eerste Repair Café door Netwerk Bewust Verbruiken georganiseerd. Repair Cafés zijn ‘herstelbijeenkomsten’ waar mensen samen kapotte spullen repareren. Van kledij over elektrische apparaten tot meubels, fietsen en computers. Gereedschap en knowhow zijn aanwezig, gratis en voor niets. Het is kwestie van de juiste vrijwilligers bij elkaar te brengen.

Bezoekers nemen van thuis kapotte spullen mee. In het Repair Café gaan ‘deskundigen’ en ‘amateurs’ samen aan de slag. Wie niets heeft om te repareren, geniet van een gezellig hapje en drankje of gaat helpen bij een reparatie van iemand anders.

Op een paar jaar tijd heeft deze praktijk een grote vlucht genomen. In heel wat gemeenten in Vlaanderen hebben ondertussen Repair Cafés plaatsgevonden, vaak gekoppeld aan ruil- en geefmarkten. Bovendien hebben de meest diverse initiatiefnemers hier hun schouders onder gezet: gemeenschapscentra, transitiegroepen, milieuraden. Maar ook heel wat lokale verenigingen, Vormingplussen en buurtgroepen.

Sympathiek

Ongetwijfeld ziet dit er uit als een sympathiek initiatief. Het milieu vaart er wel bij en de portemonnee van de mensen ook.

‘Druppels op een hete plaat?’

Wie naar het grotere plaatje kijkt, zou er meewarig kunnen over doen. Wat hersteld en hergebruikt wordt, is slechts peanuts vergeleken bij de echte afvalberg die wij in onze westerse consumptiemaatschappij produceren. Je zou je dus de vraag kunnen stellen of we dit soort praktijken dan wel moeten opzetten. Zijn het geen spreekwoordelijke druppels op een hete plaat?

Toch zijn er vanuit de laboratoriumrol bekeken goede redenen om praktijken van deze aard te blijven uitvinden en organiseren. Een laboratorium veronderstelt nu eenmaal experimenteren. In laboratoria worden eerst op kleine schaal experimenten uitgevoerd. Als ze dan later succesvol blijken, worden ze op veel grotere schaal verspreid. En precies dat is de kracht van sociaal-cultureel werk en sociaal-culturele praktijken.

Diepe wortels

We duiken even de geschiedenis in. Het sociaal-cultureel werk is er al vaker in geslaagd om van onderuit mee te bouwen aan antwoorden op complexe samenlevingsvraagstukken. Gewoon door een veelheid aan praktijken te organiseren, praktijken waarvan niemand vooraf wist of die nu echt de samenleving zouden veranderen.

‘Het sociaal-cultureel werk biedt antwoorden op complexe vraagstukken.’

De arbeidersbeweging. Als gevolg van de industrialisatie en het wilde kapitalisme in de negentiende eeuw leefden arbeiders in ellendige omstandigheden: kinderarbeid, verschrikkelijk lange werkdagen, gevaarlijke werkcondities. Gevolg? Structurele en georganiseerde armoede.

Als reactie organiseerden de arbeiders zich, vaak heel lokaal, vaak zelfs gewoon fabriekgebonden. Ze staakten, kwamen op straat en betoogden. Ze zetten in hun cafés ziekenkassen op: een deeltje van hun loon ging in een gezamenlijke kas om de dokter te kunnen betalen als één van hen door ziekte niet meer kon werken. Spaarkassen ook, om een appeltje voor de dorst op te bouwen voor als het ooit weer minder zou gaan.

De vele lokale praktijken klonterden als het ware samen, tot een brede stroom. Ze groeiden uit tot vakbonden, ziekenfondsen en coöperatieve spaarkassen. Het Sociaal Pact na de Tweede Wereldoorlog was een duidelijk markeringspunt. De arbeiders- en werknemersbeweging, gegroeid in een sociaal-culturele context, slaagde erin om tot op een systemisch niveau veranderingen teweeg te brengen.

Vrouwenbeweging

Een ander voorbeeld. In de vrouwenbeweging van de jaren zestig en zeventig nam een kleine maar heel radicale stroom de bestaande maatschappelijke verhoudingen tussen mannen en vrouwen onder vuur. Vrouwengroepen als de Dolle Mina’s en Baas In Eigen Buik betraden zeer combattief en uitgesproken het publieke forum.

Ze creëerden tegelijk voor zichzelf de ruimte voor kritische reflectie bij de rollenpatronen, de begrensde maatschappelijke posities en uitsluitingsmechanismen waarmee ze te maken kregen. Men kan niet ontkennen dat het bestaande establishment vaak wat lacherig deed over de maatschappelijke discussies die deze beweging probeerde aan te zwengelen.

Misschien zag de vrouwenbeweging er in die periode niet zo krachtig uit dat ze de wereld echt zou kunnen veranderen. Een aantal schokkende uitspraken en acties – dat wel. Maar die werden geminimaliseerd en soms zelfs geridiculiseerd omdat ze werden toegeschreven aan kleine groepen vrouwen met weinig slagkracht.

‘De vrouwenbeweging veranderde het politieke denken.’

Mogelijk een fait divers in de geschiedenis dus. Tot de brede vrouwenbeweging de denkkaders en hoop op verandering ging overnemen en tot brede onderstroom wist te maken in de samenleving.

Vandaag weten we dat de vrouwenbeweging niet alleen een duidelijk effect had op de relaties tussen mannen en vrouwen in de privésfeer, maar ook het politieke en maatschappelijke denken veranderde. Vandaag bekleden vrouwen posities in alle geledingen van de samenleving.

Meer nog: de vrouwenbeweging heeft een vorm van diversiteitsdenken aangezwengeld die bepaalt hoe we omgaan met mensen uit andere culturen, mensen met beperkingen en mensen met een verschillende seksuele geaardheid. Niet mis dus.

Het concept ‘maatschappelijk innoveren’

Van in het begin van het Socius-traject rond innovatie was er het aanvoelen dat innoveren in een sociaal-culturele context maar echt relevant is als deze innovatieprocessen bijdragen aan een meer solidaire, duurzame en democratische samenleving.

Innoveren is een normatieve praktijk die moet bijdragen aan de realisatie van de missie van een organisatie. En aangezien die missie per definitie maatschappelijk georiënteerd is, betekent innoveren in de eerste plaats ‘maatschappelijk’ innoveren.

‘Innoveren is een normatieve praktijk.’

In het Engels is er sprake van ‘societal innovation’. “Maatschappelijke innovaties ‘onderbreken’ bestaande onrechtvaardige evenwichten en creëren nieuwe rechtvaardige evenwichten.”Martin, R. L. (2007), ‘Social Entrepereneurschip: The Case For Definition’, Stanford Social Innovation Review, 5(2), 29.

Lehtola en Stahle geven een heldere definitie: “Een maatschappelijke innovatie introduceert een economische of sociale verbetering in het dagelijks leven van mensen. Maatschappelijke innovatie zorgt voor een radicale verandering in de structuur van de samenleving of in handelingspatronen. Ze is gelegitimeerd door een meerderheid van maatschappelijke stakeholders.Lehtola, V. V. and Stahle, P. (2014), ‘Societal Innovation at the Interface of the State and Civil Society’, Innovation: The European Journal of Social Science Research, 27(2), 152-174, (eigen vertaling).

Het mag duidelijk zijn dat wat de arbeidersbeweging en de vrouwenbeweging hebben gerealiseerd zonder twijfel maatschappelijke innovaties mogen worden genoemd die tot op het systemische niveau hun effect gehad hebben. Ze grijpen in op het dagelijkse leven van nagenoeg iedereen in onze samenleving.

Samenklonteren

Op maatschappelijke innovaties in het sociaal-culturele veld zijn twee vuistregels van toepassing: maatschappelijke innovaties hebben een historisch karakter en ze veranderen de maatschappelijke spelregels.

‘Maatschappelijke innovaties strekken zich uit over een lange periode.’

Het innovatiediscours heeft de neiging om de nadruk te leggen op snelheid. Innoveren betekent altijd weer nieuwe vormen, nieuwe producten, nieuwe manieren om de markt te benaderen. We leven in een tijdperk waarin we erg gericht zijn op snelle resultaten. Maar maatschappelijke innovaties strekken zich doorgaans uit over veel langere periodes.

Praktijken ontstaan op vele plekken, vaak zelfs in verschillende vormen en gedaanten, als antwoord op een moeilijk maatschappelijk vraagstuk. Ze klonteren samen tot innoverende onderstromen, die ontstaan, groeien, samen vloeien, sterker worden, tot ze doordringen in de hoofdstroom van praktijken, systemen, regelgeving, cultuur en sociale interacties.

Duikboten

De uiteindelijke impact is moeilijk vooraf te voorspellen. Pas achteraf wordt duidelijk welke maatschappelijke innovaties en daaruit gegroeide onderstromen echt van belang waren. Wanneer het verhaal erover en erachter wordt verteld. Wanneer we ze kunnen bekijken vanuit een historisch perspectief.

Een overheid moet daarmee rekening houden. De directe impact van maatschappelijk innoverende praktijken is niet altijd meteen zichtbaar. Heel vaak gaat het om langzame ‘duikbootprocessen’ die misschien pas over vijf of tien jaar aan de oppervlakte verschijnen. Verandering van maatschappelijke spelregels op basis van praktijken laat zich niet dicteren door de politieke waan van de dag.

Spelregels

Een tweede element dat van wezenlijk belang is om van maatschappelijke innovaties te kunnen spreken, is de mate waarin de innovaties ook echt de spelregels hebben veranderd. ‘Spelregels’ als term betekent hier alle onderliggende structuren, systemen, waardenopvattingen en machtsbalansen die in een bepaald domein van het samenleven het handelen en de interacties tussen mensen onderling en met systemen fundamenteel sturen en bepalen.

‘Het internet is een gamechanger.’

Spelregels scheppen dus mogelijkheden maar stellen tegelijk ook grenzen aan wat kan en mag. In het Engels spreekt men van ‘gamechangers’. Het internet is bijvoorbeeld zo’n gamechanger. We werken anders, we verplaatsen ons anders, we kopen anders, we gaan anders om met informatie, we gebruiken onze vrije tijd anders.

Sociaal Pact

Het ‘Sociaal Pact’ – ontworpen en onderhandeld door vakbonden en werkgevers, en in wetten gegoten door de regeringen na de Tweede Wereldoorlog – legde de basis gvoor ons hele stelsel van sociale zekerheid.

De spelregels tussen werkgevers en vakbonden werden fundamenteel gewijzigd met als perspectief een welvaartsverhoging voor iedereen in de samenleving.

De ecologische beweging heeft dan weer de spelregels rond de productie van verpakking en het verwerken van afval zeker grondig beïnvloed. Er is ook een impact merkbaar op de productie van energie. Maar of de spelregels fundamenteel veranderd zijn, moet nog blijken.

Innoverende praktijken

De eerste voorwaarde, met name historisch relevant zijn, kan je niet echt gebruiken om te beoordelen of een praktijk vandaag maatschappelijk innoverend is. Dat zal de toekomst uitwijzen.

‘Maatschappelijke innovatie moet nieuwe spelregels stimuleren.’

Je kan je wel de vraag stellen of je een innoverende praktijk ontwikkelt die poogt een antwoord te geven op een maatschappelijk relevant vraagstuk. Of dat gaat lukken, kan je dus niet voorspellen. Maar de drive om een innoverende praktijk te organiseren, ligt in de ‘hypothese van de veelbelovendheid’. De aanname of zelfs het geloof dat het realiseren van de praktijk spelregels zal veranderen op een manier die ooit historisch relevant zal blijken.

De tweede voorwaarde, met name spelregels veranderen, kan wel een duidelijke toetssteen zijn. Maatschappelijk innoverende praktijken zouden een voorafbeelding moeten zijn van die veranderde spelregels die we voor ogen hebben. Ze zouden als experiment nieuwe, fundamenteel andere spelregels moeten stimuleren of uitproberen.

Repair Café

Het voorbeeld van de Repair Cafés toont duidelijk hoe dit werkt. Vandaag iets laten repareren, is niet altijd vanzelfsprekend. Reparatiediensten zijn moeilijk te bereiken en duur. Je voelt aan alles dat bedrijven liever hebben dat je oude spullen weggooit en een nieuw product koopt. Soms zelfs bewust gemanipuleerd door ‘geprogrammeerde overbodigheid’.

Gebruiksvoorwerpen zijn dus echte consumptiegoederen geworden. Vanuit een duurzaamheidsperspectief is de korte levenscyclus uiteraard een ongelukkige factor. Daar probeert een Repair Café een antwoord op te geven door een betere spelregel om te zetten in een heel concrete praktijk. Als iets stuk is, repareer het en maak er een duurzaam gebruiksvoorwerp van.

De transitiebeweging hoopt dat deze spelregel – als de prakijken maar voldoende samenklonteren tot een brede hoofdstroom – veralgemeend worden tot een systemische spelregel voor onze economie.

‘Zijn Repair Café’s de voorbode van een nieuwe economie?’

De economie van de toekomst investeert in producten met een lange levenscyclus en in een degelijke en betaalbare reparatieservice. De kleine praktijk van Repair Café kan misschien de voorafspiegeling zijn van een duurzame economie met andere spelregels. Daarom is dit een maatschappelijk innoverende praktijk.

Innoverend sociaal-cultureel werk?

Vanuit een sociaal-cultureel perspectief bekeken, moet er dus meer gebeuren dan enkel sleutelen aan nieuwe organisatievormen, nieuwe cursustechnieken, nieuwe verenigingsvormen, nieuwe werkingsstrategieën of het inschakelen van digitale media.

Bovendien is er geen enkele reden waarom ‘oude vormen’ vandaag niet zouden bijdragen aan processen van maatschappelijk innoveren. De goede oude lezing door een bevlogen mens, de ontmoeting waarin verontwaardiging kan ontstaan over wat er in de wereld gebeurt, de vergadering om een ludieke actie op te zetten… Allemaal hebben ze nog hun functie.

Want het gaat niet louter over het innoveren van de vorm. Het gaat niet louter over nieuw om het nieuwe. Het gaat er om dat sociaal-cultureel volwassenenwerk ook vandaag praktijken moet organiseren die nieuwe en vooral betere maatschappelijke spelregels in zich dragen.

Spelregels die leiden tot een meer duurzame, democratische en inclusieve samenleving. Praktijken die de voorafbeelding zijn van hoe de toekomst er beter zou kunnen uit zien. Want dat is de missie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Daarom kan het sociaal-cultureel volwassenwerk de betekenis hebben van een laboratorium voor een betere samenleving.

Dubbele V

Om die laboratoriumrol te kunnen vervullen, moet het sociaal-cultureel volwassenwerk wel voorwaarden creëren waarbinnen maatschappelijke innoverende praktijken kunnen ontstaan.

‘Dubbele-V-organisaties’ en ‘Tripel-B-werkers’ kunnen hiervoor de leidraad vormen. De dubbele V staat voor ‘verbonden’ en ‘vloeibaar’. Verbonden organisaties zijn sterk in samenwerking en netwerking. Ze pikken op wat er in hun omgeving en de bredere wereld gebeurt. Ze schatten de betekenis ervan voor de eigen werking goed in.

‘Verbonden organisaties zijn sterk in samenwerking.’

Ze zijn met andere woorden goed geconnecteerd op hun omgeving. En ze weten er vloeibaar mee om te gaan. Ze hanteren een managementstijl die toelaat dat men mensen en middelen vlot kan oriënteren naar wat er toe doet: open beleidsplannen en bijhorende jaarplannen, voldoende witruimte in de planning, ruimte voor onvoorspelde samenwerking of projecten.

Sociaal-culturele organisaties worden vandaag al uitgedaagd om zichzelf ook innoverend te organiseren. Ze moeten inzetten op communicatiestrategieën die gebruik maken van de nieuwe digitale mogelijkheden en aansluiten op de communicatiestijl van de volwassenen van morgen.

Dubbele-V-organisaties moeten leren samenwerken met partners die niet altijd voor de hand liggen: sportverenigingen, gemeenten, andere sociaal-culturele organisaties, misschien zelfs met ‘rechtstreekse concurrenten’ of met profitorganisaties. Ze zullen mensen op nieuwe manieren aan zich moeten binden.

Ze moeten leren opereren in een wereld die fundamenteel mondiaal georganiseerd is. En dus zullen ze vertrouwde paden moeten verlaten om ook in de toekomst aantrekkelijk te zijn voor deelnemers, leden en partners.

Tripel B

Die Dubbele-V-organisaties vormen een stimulerende omgeving voor ‘Tripel-B-werkers’. Dat zijn werkers die in hun job ‘bewogen’ worden door het wegwerken van onrecht en het streven naar sterke alternatieven.

Werkers die zich ‘bevlogen’ inzetten door hun talenten en passies te volgen en te ontplooien. Werkers die zich ‘beweeglijk’ en nieuwsgierig opstellen, zowel in de manier waarop ze hun functie invullen als in de manier waarop ze zich weten op te stellen in samenwerkingen en netwerken.

Dubbele-V-organisaties en Tripel-B-werkers slagen er beter in om slim en innoverend om te gaan met de uitdagingen op hen afkomen. En die uitdagingen zijn niet min.

Divers, duurzaam en digitaal

Hoe kunnen ze maatschappelijk innoverende praktijken ontwikkelen op vraagstukken als diversiteit, duurzaamheid en digitalisering van de samenleving? Hoe kunnen ze bijdragen aan de democratie van morgen? Hoe geven we solidariteit vorm in de toekomst?

‘Het rijtje nieuwe praktijken is eindeloos.’

Voor al deze vraagstukken zien we vandaag praktijken verschijnen die experimenteren met mogelijke antwoorden. Repair Café’s, geefmarkt, deelgroepen, voedselmanden, klimaatwijken, samentuinen, Dagen zonder Vlees, de oprichting van superdiverse groepen, conversatietafels, ‘Samen inburgeren’, LETS-groepen, tabletcursussen… Het rijtje is eindeloos.

Het bestaande sociaal-cultureel werk draagt daartoe bij, nieuwe spelers presenteren zich gaandeweg. Overal – maar voorlopig nog voornamelijk in stedelijke contexten – verschijnen nieuwe burgerinitiatieven waarbij burgers vaak op eigen kracht nieuwe antwoorden uitproberen.

De oprichting van energiecoöperatieven, Ringland, De Buren van de Abdij, Fris Gemixt, De Koep, OpgewekTienen… Allemaal burgerinitiatieven die vandaag al alle kenmerken vertonen van sociaal-culturele praktijken en die misschien een volgende generatie van sociaal-culturele organisaties aankondigen. Of mettertijd interessante samenwerkingspartners worden voor het bestaande sociaal-culturele volwassenenwerk.

Ook vandaag worden al nieuwe partnerschappen en samenwerkingen zichtbaar, die vaak geschiedenis en toekomst met elkaar verbinden en zo interessante kruisbestuivingen tot stand brengen.

Hoe oud en nieuw zich ten aanzien van elkaar zullen verhouden, is bepalend voor de levenskracht van het sociaal-cultureel werk in Vlaanderen. De echte toetssteen zal zijn of ze er in slagen om ook in de toekomst telkens opnieuw krachtige maatschappelijk innoverende praktijken op te zetten. Van den Eeckhaut, G. (2014), Verstaan. Maatschappelijk innoveren vanuit sociaal-cultureel perspectief, Brussel, Socius.

Reacties [1]

  • Lode Goukens

    Proficiat. Prachtig samenvatting! Verplichte lectuur voor beleidsmakers en uitvoerders.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.