Niet nieuw
“De discussie over populisme is niet nieuw”, zo zet Sarah de Lange alles meteen in perspectief. “Toen ik in 2004 op de Universiteit Antwerpen aan mijn doctoraat werkte, woedde de discussie of Steve Stevaert een populist was met zijn gratis-beleid.”
‘Populistische partijen pleiten voor hervormingen waarbij alle macht bij het volk komt te liggen.’
Sarah De Lange is professor politicologie aan de Universiteit van Amsterdam waar ze de prestigieuze leerstoel J.M. den Uyl bekleedt. Ze doet al twintig jaar onderzoek naar populisme, in het bijzonder naar het populisme van rechts-radicale partijen. In 2018 werkte ze mee aan een breed opgezette studie van de Britse krant The Guardian waarin ze de Belgische situatie in beeld bracht.
Wat is voor jou als wetenschapper ‘populisme’?
“Populisme is een gedachtengoed dat de samenleving in twee kampen opdeelt: het goede volk enerzijds en de corrupte elite anderzijds. Die elite weet niet wat er onder het volk leeft en handelt enkel in het eigen belang. Als je als persoon of politicus deze maatschappelijke analyse maakt, vind je natuurlijk ook dat dit moet veranderen. Populistische partijen pleiten voor democratische hervormingen waarbij alle macht bij het volk komt te liggen.”
Dat is een definitie die ideologisch neutraal lijkt.
“Toch gaat populisme vaak samen met andere ideologieën. Zo zie je vaak de combinatie met nativisme. Nativisme is een ideologie die stelt dat een land enkel bestemd is voor de inheemse bevolking. Migranten en volksvreemde ideeën zijn dan een bedreiging voor die homogene natiestaat. Rechts-radicale partijen zoals het Vlaams Belang, het Forum voor Democratie van Thierry Baudet of het Rassemblement Nationale van Marine Le Pen in Frankrijk zijn duidelijke voorbeelden.”
Maar er zijn toch ook links-populistische partijen?
“Inderdaad. Als je populisme het met socialisme combineert krijg je partijen als de SP in Nederland, Die Linke in Duitsland of PVDA-PTB in België.
“Maar populisme is niet binair. De Italiaanse Vijfsterrenbeweging kan je niet op links of rechts vastpinnen. Wel hamert partijleider Beppe Grillo steeds op noodzakelijke democratische veranderingen die het onbetrouwbare establishment minder macht moeten geven en het wijze volk meer.”
De partijen die je noemt, hebben quasi allemaal de electorale wind in de zeilen.
“Mits wat kleine electorale tegenslagen kunnen we zeggen dat radicaal-rechts sinds de jaren ’80 een gestage opgang maakt in heel Europa. Vier decennia van electorale groei, dat is enorm.”
‘Thema’s als migratie en de islam komen steeds terug in het politieke debat.’
“Aan de linkerzijde is het genuanceerder. Partijen als Podemos en Syriza kenden grote successen in Spanje en Griekenland na de economische crisis van 2008. Maar vandaag gaat het met de meeste van die Zuid-Europese partijen niet goed. Dat geldt ook voor de SP in Nederland en Die Linke in Duitsland. De PVDA-PTB zit in de lift, maar is daarmee de uitzondering die de regel bevestigt.”
Waarom kennen die rechts-radicalen zo’n succes en de sociaal-populisten niet?
“Het succes van de links-populistische partijen was gekoppeld aan de financiële economische crisis. Zeker in het zwaar getroffen Zuid-Europa was er ruimte voor een wereldbeeld dat zegt dat de financiële elite de kluit belazert. Maar ondertussen liggen de bankschandalen achter ons en laten kiezers hun stem van andere thema’s afhangen.”
“Het voordeel dat rechts-radicale partijen hebben, is dat thema’s als migratie en de islam steeds terugkomen in het politieke debat. Dat maakt dat zij gestaag kunnen klimmen.”
Alles draait dus rond agendasetting?
“Klopt. Naargelang welk probleem voorligt, hebben mensen meer vertrouwen in bepaalde politieke strekkingen en minder in andere. Radicaal-rechts heeft bij veel kiezers geloofwaardigheid als het over migratie gaat, links heeft dat voor de bescherming van ons sociaal bestel.”
In zijn jongste boek ‘Reset’ stelt professor Mark Elchardus dat de Vlaamse socialisten beter een strenge koers zouden varen op het vlak van migratie en integratie, bijvoorbeeld tegenover mensen zonder wettig verblijf. Uit wat je zegt, zou dit kunnen kloppen.
“Over de kans op slagen van zo’n flinkse koers bestaat er veel discussie onder politicologen. De meesten, en ik ben er daar één van, zijn van mening dat dit op lange termijn geen succesvolle strategie is.”
Waarom niet?
“Op korte termijn is de kans groot dat Vooruit haar huidige kernelectoraat dat hogeropgeleid, progressiever en kosmopolitischer is dan gemiddeld, zal verliezen aan de groene partijen. Bovendien zijn kortopgeleide kiezers zo wantrouwig ten opzichte van de traditionele partijen dat de kans dat je hen snel terugwint klein is.”
‘Jongere generaties staan veel opener voor een diverse samenleving.’
“Maar ook op lange termijn is het geen goed idee. Onderzoek laat zien dat jongere generaties veel opener staan voor een diverse samenleving. Er komt een echte generatiekloof op ons af. Als je nu voor een nationalistische koers kiest, zal je aanhang bij de jongere groepen kleiner worden, terwijl oudere generaties met meer identitaire overtuigingen, langzaam verdwijnen.”
Wie stemt er vandaag op populistische partijen? Kan je daar een profiel van opmaken?
“Als een politieke partij echt groot wordt, zoals veel radicaal-rechtse partijen, dan is hun achterban divers. Je kunt niet meer dan 20 procent van de stemmen halen met een heel specifiek electoraat. In dat opzicht zijn het echte volkspartijen. Toch zien we dat bepaalde groepen kiezers zoals kortopgeleiden, mannen en ouderen oververtegenwoordigd zijn.”
Het verbaast me dat ik je niets over het inkomensniveau hoor zeggen?
“Je zou verwachten dat de economische positie van kiezers een rol speelt, maar daar is weinig empirisch bewijs voor. Opleiding is de cruciale factor. In die zin is een stem voor een populistische partij een cultureel gedreven stem van groepen die politiek cynischer zijn en minder vertrouwen hebben in politieke instituties.”
‘Partijen zijn hun wortels in de samenleving kwijt. Je vindt er haast geen mensen die geen langere opleiding genoten hebben.’
Wat zegt het over de politiek dat mensen die niet of kort geschoold zijn afhaken?
“Onze politieke partijen functioneren niet naar behoren. Ze zijn hun wortels in de samenleving kwijt. Partijen zijn het voorbije decennium sterk geprofessionaliseerd, marketeers, juristen en stafmedewerkers maken er de dienst uit. Dat zijn allemaal mensen met een diploma. Je vindt er haast geen mensen die geen langere opleiding genoten hebben. Dat is uiterst problematisch.”
Wat kan je daaraan doen?
“Het sociaal werk kan hier een rol in spelen omdat haar doelgroep voor een groot deel net uit deze mensen bestaat. Karakteristiek aan deze groep is dat ze weinig politiek zelfvertrouwen hebben: ze hebben het idee dat de politiek er niet voor hen is, dat beleidsmakers hen niet serieus nemen. Sociaal werkers kunnen helpen om hen dat politiek zelfvertrouwen te geven zodat ze zich in het debat mengen, en op lange termijn misschien ook een rol opnemen in een politieke partij.”
Daarmee los je het structurele probleem binnen de politieke partijen wel niet op.
“Dat klopt. Het is aan die partijen om de nodige zelfkritiek te bedrijven. Zij moeten als organisatie ervoor zorgen dat ze hun afstand tot de samenleving verkleinen.”
‘Sociaal werk moet burgers betrekken bij participatieve processen.’
Kan een meer participatieve democratie hen daarbij helpen?
“Dat soort participatieve processen wordt in ieder geval steeds belangrijker. Zeker op lokaal niveau proberen steden en gemeenten met burgers in gesprek te gaan en hen een rol te geven in de besluitvorming. Maar opnieuw zien we dat kortopgeleide burgers sterk ondervertegenwoordigd zijn. Het is een opdracht voor het sociaal werk om deze burgers te betrekken.”
En dat kan een antwoord zijn op het groeiend populisme?
“Dat weten we niet. Onderzoek wijst uit dat het politieke zelfvertrouwen van deelnemers aan deliberatieve processen, zoals de G1000, groeit. Ze krijgen meer begrip voor de standpunten van anderen en hebben achteraf het gevoel gehoord te zijn. Dit soort initiatieven loot burgers uit om in een panel te zetelen. Daar krijgen ze ruim de tijd om zich te informeren en te debatteren over een onderwerp.”
Dat klinkt goed.
“Alleen weten we niet wat het doet met burgers die niet in dat panel zitten. Voelen zij zich vertegenwoordigd en gehoord? Nochtans is dat belangrijk, want we gaan er nooit in slagen om de deliberatieve democratie zo te organiseren dat we alle burgers rechtstreeks kunnen betrekken. De representatieve democratie is voor verbetering vatbaar, maar heeft ook zijn waarde. Het uitbrengen van je stem legt een band tussen kiezer en verkozenen. Onderschat dat niet.”
‘Veel mensen koesteren een diepe argwaan ten opzichte van de overheid, media en andere democratische instellingen.’
Je gelooft dus niet in de G1000?
“Dat heb ik niet gezegd. Alleen moet je participatieve processen zo inrichten dat ze een antwoord bieden op het sterke politieke wantrouwen van groepen kiezers die zich vandaag van het systeem afkeren. Dat wantrouwen gaat verder dan geen geloof hechten aan politici. Veel mensen koesteren een diepe argwaan ten opzichte van de overheid, media en andere democratische instellingen.”
Hoe doe je dat dan wel?
“Je moet spelers betrekken die ze wel vertrouwen, want alles draait daarom. Ik noemde het sociaal werk al, maar eigenlijk zou je ook de populistische partijen waar ze vandaag op stemmen als een legitieme actor moeten zien.”
Dat is in Vlaanderen wel lastig met het cordon sanitaire dat er is rond het Vlaams Belang.
“Ik vind dat een moeilijk instrument waarvan ik niet weet of het effectief is.”
‘Ik weet niet of het cordon sanitaire effectief is.’
Maar het is een principiële kwestie: je werkt niet samen met racistische partijen.
“Dat snap ik: de andere partijen hebben de afspraak dat ze niet met het Vlaams Belang samenwerken vanwege haar extremistische standpunten, maar tegelijk schuiven de standpunten van diezelfde gevestigde partijen steeds meer op in de richting van het Vlaams Belang. Dat ondermijnt de legitimatie van het cordon sanitaire en voedt het politiek wantrouwen.”
”In landen waar populistische partijen de meerderheid hebben, zoals Hongarije en Polen, zie je dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht beknot wordt, of dat de persvrijheid niet meer gegarandeerd is. Dat zijn zaken waar je niet licht overheen mag gaan.”
Een recent artikel in de Groene Amsterdammer noemde nog een ander element in het groeiende politieke wantrouwen: de terugtrekking van de overheid, met name op het platteland. Als publieke voorzieningen verdwijnen, groeit het politiek onbehagen.
“Dat klopt. Ik heb er zelf ook onderzoek naar gevoerd. Jammer genoeg niet voor België maar wel voor Nederland, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Voor die vier landen zie je een opgang van het populisme op het platteland. Dat heeft demografische redenen: hoogopgeleiden trekken er weg, wat maakt dat de relatieve aanhang van populistische partijen stijgt. Maar er zijn ook culturele en materiële redenen.”
Leg eens uit?
“Het platteland en meer uitgebreid de perifere gebieden hebben een objectieve structurele achteruitgang ondergaan. De overheid investeerde er de voorbije jaren nog amper. Publieke voorzieningen zoals scholen en ziekenhuizen verdwenen. Maar ook private diensten zoals bankkantoren en winkels sloten de deuren.”
‘De overheid investeerde de voorbije jaren nog amper op het platteland. Publieke voorzieningen zoals scholen en ziekenhuizen verdwenen.’
“Die evolutie gaat samen met het gevoel dat de stedelijke elite de landelijke cultuur en gewoonten niet respecteert. Samen zorgde dat voor een vruchtbare voedingsbodem voor nativistische partijen, ook in streken waar relatief weinig migranten wonen.”
Als de nabijheid van diensten zo belangrijk is, is het dan een goed idee dat Vlaanderen haar gemeenten stimuleert om te fusioneren?
“Dat is een ingewikkelde dynamiek die we in Nederland ook kennen. De idee is dat kleinere gemeenten net dankzij een opschaling bepaalde functies kunnen blijven uitoefenen. Alleen wordt de fysieke afstand tot die diensten daardoor groter wat maakt dat zeker kwetsbare groepen er niet meer geraken. Bovendien neemt ook de nabijheid tot het bestuur af wat de drempel verhoogt om hierover bij lokale politici te klagen. Dit werkt sterk vervreemdend.”
Zeg je dan: doe het niet?
“Mijn onderzoek geeft aan dat het een risicovolle onderneming is. Daarmee zeg ik niet dat je het niet moet doen. Wel moet je heel goed nadenken dat je als politici het contact met bepaalde burgers niet verliest. Je moet ook manieren vinden om de dienstverlening, zowel publiek als privaat, voor deze mensen te garanderen. Dat is verre van eenvoudig.”
Sommige politiek-filosofen beweren aan de hand van dit soort voorbeelden dat populisme een manier is om legitieme eisen op de politieke agenda te krijgen.
“Ik ben het ermee eens dat er positieve aspecten aan populisme zijn. Deze partijen maken maatschappelijke onvrede zichtbaar. Bovendien betrekken ze burgers bij de politiek die anders zouden afhaken.
‘De liberale democratie is verre van perfect, maar ik ken wel geen beter systeem.’
“Toch zie ik ook fundamentele problemen. In landen waar populistische partijen de meerderheid hebben, zoals Hongarije en Polen, komen een heel aantal verworvenheden van de liberale democratie onder druk te staan. Dat mag ook niet verbazen. Als je ervan uitgaat dat alles wat een meerderheid van het volk vindt, uitgevoerd moet worden, gooi je een aantal checks and balances overboord. Dan zie je dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht beknot wordt, of dat de persvrijheid niet meer gegarandeerd is. Dat zijn zaken waar je niet licht overheen mag gaan. De liberale democratie is verre van perfect, maar ik ken wel geen beter systeem.”
Maar soms is die tegenstelling tussen groepen met en groepen zonder macht toch gewoon een realiteit?
“Uiteraard. Elke vorm van politieke strijd creëert een politieke tegenstelling. Op zich is daar niets mis mee, behalve wanneer je daar twee homogene blokken van maakt waarin intern geen verschillen bestaan.”
“Als je naar het populistische discours gaat kijken, krijg je het verhaal dat er één ondeelbaar volk bestaat waarin alle personen hetzelfde belang delen. Dat is niet zo. Daarbij wordt het al helemaal gevaarlijk wanneer hun leiders beweren dat ze dit ene belang moeten verdedigen tegenover outsiders, zoals nieuwkomers ‘die op de kap van dat ene ondeelbare en pure volk leven’.”
Kan je een gezonde politieke strijd voeren zonder in zulke excessen te vervallen?
“Ik ben ervoor dat de politiek politieker wordt. We moeten meer politiseren rond inhoudelijke thema’s. Dat wil zeggen dat we de eisen en belangen van verschillende groepen precies op tafel krijgen.”
‘Ik ben ervoor dat de politiek politieker wordt.’
“Bij links gaat het dan over arbeiders versus kapitalisten. Dat is legitiem, maar erken dat er interne verschillen bestaan op basis van bijvoorbeeld leeftijd. In het pensioendebat hebben jonge arbeiders niet dezelfde belangen als ouderen. In een pluralistische democratie is het vanuit ethisch oogpunt niet gezond deze tegenstellingen onder de mat te schuiven. Maar ook functioneel is het niet wenselijk. Goed beleid erkent de verschillen tussen burgers. Dat maakt het mogelijk om verschillende maatregelen te nemen die deze verschillende groepen goed bedienen.”
Politiseren is een kernopdracht van het sociaal werk. Wat kunnen sociale professionals in deze kwestie betekenen?
“Het kan erg verbindend zijn om burgers samen te brengen om het over maatschappelijke thema’s te hebben. Ik denk dat het heel gezond is om daarbij de politieke en belangentegenstellingen van de mensen rond de tafel expliciet te benoemen. Je moet er enkel over waken dat je je in het gesprek niet door de extremen laat leiden.”
Maar sociaal werkers geven aan dat net door de groeiende polarisering die gesprekken steeds moeilijker worden.
“Ik zeg ook niet dat sociaal werk een makkelijke professie is. Het is altijd mogelijk dat je in een heftige discussie belandt met één of twee aanwezigen. Dat kan jezelf en de andere aanwezigen afschrikken om het een volgende keer opnieuw te proberen. Daarom is het belangrijk dat sociaal werkers vorming krijgen over hoe ze best met extreme meningen omgaan.”
‘Het is belangrijk om de mensen zichtbaar te maken, die zich niet in de extreme kampen herkennen.’
“Alleen moeten we af van het idee dat de meerderheid van de mensen extremisten zijn. Dat is niet zo. In tegenstelling tot het maatschappelijk beeld dat sterk leeft, kan het overgrote deel heus wel op een volwassen manier met elkaar praten.”
Van waar komt dat beeld van een zwaar gepolariseerde samenleving dan? Komt dat door de sociale media?
“Dat speelt zeker een rol, maar nogmaals laten we niet overdrijven. We zien dat vooral mensen met een extreme opvatting zich in dat soort digitale omgevingen bevinden. Door op een plek te zijn met enkel gelijkgezinden, krijgen ze het idee met veel te zijn. Als je dat gelooft, is het natuurlijk nog frustrerender dat het gevestigde bestel niet naar jou luistert. Het maakt hen nog bozer, maar daarom is hun aantal niet gegroeid. Deze groepen met extreme meningen zijn vooral vocaler geworden.”
Het is misschien wel goed dat sociale media deze meningen zichtbaar hebben gemaakt?
“Op zich is dat zo. Alleen focussen de traditionele media en de gevestigde politieke partijen zich bovenmatig op diegenen die het luidste groepen. De genuanceerde burgers raken in de verdrukking. Dus ja, sociaal werkers moeten polarisatie tegengaan, maar blijf je ook richten op die grote groep in het midden. Het is belangrijk om de mensen zichtbaar te maken, die zich niet in de extreme kampen herkennen.”
Reacties [3]
Ik onthou dat de democratie het best gediend is met een vertegenwoordiging uit alle lagen van de bevolking.
Waarbij ik dus de particratie als voornaamste hinderpaal kan aanwijzen.
Jammer dat de kliek die nu het goed weer uitmaakt er zich niet van bewust is en de rekening over enkele jaren duidelijk zal worden.
Ik vrees dat je gelijk hebt. Kijk alleen nog maar naar de bochten die Bouchez maakt om zijn macht op zijn ministers in het Waals parlement te versterken. Zie de beslissingen die gisteren op het MR-partijbureau werden genomen, vandaag te lezen in De Standaard.
Een interessante gedachte: hoe maak je de mensen die niet luid roepen, zichtbaar? de Lange verwijst naar de rol van sociaal werk, maar geeft er jammer genoeg geen concrete details of voorbeelden van.
Een ander gegeven: de rol van modellen als de G1000 voor de betrokkenheid van mensen bij het beleid en de samenleving. Ik zou het geweldig vinden moest in Gent een G1000 worden opgezet die inhoudelijk meedenkt met het beleid en de toekomst van de stad. Niet voor morgen, maar voor de volgende 10 jaar bijvoorbeeld. Een G1000, los van het machtsdenken van de partijen en van alle politieke spelletjes die momenteel al worden opgevoerd, maar waar het over inhoud gaat en niet over postjes. De vraag is hoe je daarvoor het deel van de inwoners bereikt die mentaal al hebben afgehaakt. Iemand?
Zeker lezen
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies