Voorstellen die wenkbrauwen doen fronsen
Welke richting we uit willen met onze samenleving vormt voorwerp van debat. In aanloop naar verkiezingen delen politici in de media, het parlement en verkiezingsprogramma’s hun ideeën over hoe het beter kan. Soms zijn die slim en doordacht, soms doen ze de wenkbrauwen fronsen. De gevolgde redenering houdt dan geen steek en er volgt kritiek vanuit verschillende hoeken.
‘Bedenkelijke beleidsvoorstellen zijn een gevaarlijk goedje.’
Ervaringsdeskundigen protesteren dat er te snel vertrokken wordt van vooronderstellingen die niet stroken met de werkelijkheid. Professionals klagen dat van hun cliënten een karikatuur wordt gemaakt. En wetenschappers beschikken over bewijzen dat de voorgestelde maatregel contraproductief zou zijn.
Het kwaad is geschied
Zo’n bedenkelijke beleidsvoorstellen zijn een gevaarlijk goedje. Ze sluiten vaak aan bij de onderbuik van de samenleving, zijn makkelijk verteerbaar en verkopen als zoete broodjes.
Maar ook zoete broodjes kunnen zuur smaken: het gemak waarmee de voorstellen gelanceerd worden, zet kwaad bloed. Een tegengeluid op een opiniepagina achteraan de krant klinkt een pak stiller dan een hoofdpunt in een tv-journaal.
En ondertussen is het negatieve beeld over vaak kwetsbare mensen toch maar weer de wereld ingestuurd. Iemand die recht heeft op een leefloon wordt voor de zoveelste keer ten onrechte geframed als lui of profiteur.
Onverschillige ouders straffen
Er zijn veel voorbeelden van electoraal getoeter. Vorige zomer lanceerden twee Vlaamse ministers een ballon die nalatige en onverantwoorde ouders in het vizier nam. Minister van Welzijn Hilde Crevits (CD&V) en minister van Justitie en Handhaving Zuhal Demir (N-VA) stelden toen hun ‘Vlaams Actieplan Jeugddelinquentie’ voor.
‘Ouders straffen voor hulpverlening die niet goed werkt, is de wereld op zijn kop.’
In het rijtje van 25 voorgestelde acties, deed vooral het voorstel om ouders te straffen voor delinquent gedrag van hun kinderen veel stof opwaaien. De redenering klinkt eenvoudig: “Ouders hebben een opvoedingsplicht en zijn dus medeverantwoordelijk voor het gedrag van hun kinderen. Crimineel gedrag van hun kind zou erop kunnen wijzen dat zij die verantwoordelijkheid niet nemen, wat het treffen van sancties jegens die ouders kan rechtvaardigen.”
Ouders zouden dan samen met hun kind voor de jeugdrechter moeten verschijnen. Als de rechter oordeelt dat ze hun ouderlijke plicht niet vervuld hebben, worden ze mee verantwoordelijk gesteld voor de feiten en kunnen ze een werkstraf krijgen.
Onder vuur
In het Vlaams Parlement volgde een pittige discussie over het actieplan. Vooral het voorstel om ouders te straffen was kop van jut.
Ook buiten de muren van het parlement werd dit idee langs alle kanten onder vuur genomen. Terreinervaringen en wetenschappelijke evidenties wijzen in dezelfde richting: als ouders zich “niks meer aantrekken van hun kinderen”, is straffen niet de juiste oplossing. Het is weinig waarschijnlijk dat ouders die een werkstraf moeten uitvoeren, beter toezicht zullen houden op hun kind.
Deze gezinnen leven vaak in precaire omstandigheden en hebben vooral meer ondersteuning nodig. Vaak gaat het over gezinnen die al lang meedraaien in een manke carrousel van hulpverlening. Ouders straffen voor hulpverlening die niet goed werkt, is de wereld op zijn kop.
Pedagogisering van sociale vraagstukken
Het Cliëntenforum, dat opkomt voor de belangen van ouders met kinderen in de jeugdhulp, voorspelt zelfs contraproductieve effecten: “Een gezin dat moeilijkheden ervaart op verschillende levensdomeinen zoals armoede, gezondheid of huisvesting bevindt zich in een situatie van onmacht en stress. Optreden met meer sancties, zal deze spanningen alleen maar doen escaleren.”
‘Zolang je het over falende ouders hebt, hoef je het niet te hebben over een wooncrisis, mank onderwijs of mislukte hulpverlening.’
Gezinswetenschappers reageerden kritisch, maar tegelijk verbaast dit politieke voorstel hen niet. Zij zien ouders en ouderlijke verantwoordelijkheid steeds meer opduiken in de puzzels die beleidsmakers leggen. ‘Pedagogiseren van sociale vraagstukken’, zo noemen zij dat.
Zolang je het over falende ouders hebt, hoef je het niet te hebben over een wooncrisis, mank onderwijs of mislukte hulpverlening. Dat is niet onschuldig: die blindheid zal tot weinig werkzame oplossingen leiden.
Nog niet wettelijk verankerd
Hoe reageerden de twee ministers op deze kritieken? Minister Crevits milderde door te stellen dat het idee om ouders te straffen verder onderzocht zou worden. Minister Demir zag dat anders: “Het plan wordt de komende maanden stap voor stap ingevoerd.”
Intussen werden enkele acties van dit Actieplan Jeugddelinquentie wettelijk verankerd in een aangepast Decreet Jeugddelinquentierecht. Het voorstel om ouders te straffen, volgt dat tempo niet en is bij gebrek een regelgevend kader voorlopig onuitvoerbaar.
In de hangmat
Ook als het gaat over de strijd tegen armoede pakken politici met de regelmaat van de klok uit met een populair idee: het gevaar van de zogenaamde ‘inactiviteitsval’ voor mensen met een uitkering.
‘Het beeld dat mensen met een uitkering profiteurs zijn, is hardnekkig.’
Mensen zouden zich nestelen in de luxe van een leefloon of werkloosheidsuitkering omdat het simpelweg niet loont om te werken. Een ‘Win for Life’ wordt het wel eens genoemd. De minimumuitkering vormt zo’n comfortabele hangmat dat er geen financiële prikkel meer is om te gaan werken, is dan de redenering.
Erg pijnlijk
Bij armoede-experts klinkt een ander geluid. “Wie 5.000 euro per maand verdient, denkt misschien dat 400 euro geen financiële prikkel geeft om te gaan werken, maar voor mensen in armoedesituaties is dat een gigantisch verschil”, zegt Caro Bridts, ervaringsdeskundige bij Welzijnsschakels.
“Bovendien mogen we ons niet blindstaren op die financiële prikkel. Er zijn nog heel wat andere elementen die bepalen of mensen al dan niet kunnen werken, bijvoorbeeld familiale omstandigheden of een slechte gezondheid. Werken, brengt ook kosten met zich mee, denk aan kinderopvang en mobiliteit. Geraak je niet op je werk met het openbaar vervoer, dan moet je een auto kopen.”
Toch blijft het beeld dat mensen met een minimumuitkering profiteurs zijn hardnekkig overeind. En dat is erg pijnlijk volgens Bridts. “De mensen moeten elke dag wroeten en ploeteren. Lui genoemd worden terwijl je je uiterste best doet, kwetst.”
Werken loont al
Werken moet meer lonen. Verschillende partijen blijven er in deze verkiezingstijden op hameren. Maar twee recente onderzoeken bevestigen dat werken vandaag al loont. Zo toont onderzoek van CEBUD (Thomas More Hogeschool) dat het wel degelijk zin heeft om van een leefloon of minimum werkloosheidsuitkering over te stappen naar een voltijdse job tegen een laag loon.
Voor een alleenstaande die in Vlaanderen woont, gaat het bijvoorbeeld over een stijging van het maandinkomen met 927 euro tegenover het leefloon of 800 euro tegenover de minimum werkloosheidsuitkering.
Net als Caro Bridts concludeert het onderzoek dat wanneer gezinnen geen toegang hebben tot betaalbare kinderopvang of betaalbaar openbaar vervoer het financieel voordeel om te gaan werken, afneemt. Niet omdat de uitkeringen te hoog zijn, wel omdat de kosten die verbonden zijn aan werken meer doorwegen bij iemand die werkt voor een laag loon.
Hevige discussies
Ook een studie van de Universiteit Antwerpen in opdracht van Vlaams minister van Werk Jo Brouns (CD&V) sabelt het beeld dat werken niet loont neer. De hevige discussies op sociale media na het verschijnen van de resultaten tonen hoe gevoelig het thema ligt. De onderzoekers werd onder meer verweten dat de voordelen die bij een uitkering horen niet meegeteld werden. Al werden voordelen voor werkende mensen, zoals maaltijdcheques, evenmin meegerekend.
‘Ik vraag me af wat politici die mordicus blijven beweren dat ‘werk niet loont’ nu eigenlijk willen bereiken.’
Hoogleraar sociaal beleid Ive Marx, onder wiens hoede de studie verscheen, reageerde in het Nieuwsblad op de hetze: “Het overgrote deel van de mensen zonder job, vindt heel snel werk. De werkloosheid stond nog nooit zo laag. Enkel de langdurig werklozen krijg je nog moeilijk aan het werk en dat is in Vlaanderen echt een absolute minderheid. Ik vraag me dus af wat politici die mordicus blijven beweren dat ‘werk niet loont’ nu eigenlijk willen bereiken. Er zijn knelpunten, zeker, maar als algemeen beeld klopt dit niet. Volharden in de foute boodschap zou wel eens schadelijker kunnen zijn dat feitelijke realiteit.”
Verplichte gemeenschapsdienst
De angst dat mensen in hun hangmat blijven liggen, zit ook in de verplichte gemeenschapsdienst voor mensen die langdurig werkloos zijn. Het voorstel duikt geregeld op en weer onder.
‘Wie wil werken, kan werken, toch?’
In 2015 zag toenmalig Vlaams minister van Werk Philippe Muyters (N-VA) zo’n verplichte gemeenschapsdienst niet zitten, maar enkele jaren later waren de geesten wel rijp en werkte Hilde Crevits, toen Vlaams minister van Werk, regelgeving uit voor mensen die meer dan twee jaar werkloos zijn. Ze zouden bijvoorbeeld maaltijden uitscheppen in een schoolkantine of grasmaaien bij een groendienst. Hiervoor krijgen ze een vergoeding van 1,3 euro per uur bovenop hun uitkering. Wie weigert, kan die uitkering verliezen.
De verplichte gemeenschapsdienst volgt opnieuw een sterk staaltje logica vanuit de onderbuik. Hoe rijm je een grote groep langdurig werklozen immers met een groeiende groep openstaande vacatures? Wie wil werken, kan werken, toch? Voor de rest is dan een stok achter de deur nodig: voor wat, hoort wat. Al deze redeneringen kan je erop nalezen in de parlementaire besprekingen van deze maatregel.
Lessen uit het buitenland
In 2019 maande Ides Nicaise (HIVA, KU Leuven) al aan om lessen te trekken uit de ervaringen met een verplichte gemeenschapsdienst in Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Daar hangt zo’n gemeenschapsdienst juridisch met haken en ogen aan elkaar. Bovendien bleek doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt een fabeltje te zijn.
‘Mensen worden gekoeioneerd omdat ze niet werken. Er is nochtans voldoende bewijs dat een puur bestraffende aanpak niet werkt.’
Ook zijn collega Ive Marx (Universiteit Antwerpen) stelde fel dat beleidsvoerende politici zich zand in de ogen strooien: “Ik heb het al zo vaak zien gebeuren: men wil meer mensen activeren op de arbeidsmarkt, men zoekt een makkelijke oplossing die op bijval van het electoraat kan rekenen en daarmee is de kous af. De verplichte gemeenschapsdienst legt de nadruk weer op bestraffing. Mensen worden gekoeioneerd omdat ze niet werken. Er is nochtans voldoende wetenschappelijk bewijs dat een puur bestraffende aanpak niet werkt.”
Een sisser
Het zou de Vlaamse regering allemaal worst wezen: vanaf 1 januari 2023 voerde ze een verplichte gemeenschapsdienst in voor mensen die meer dan twee jaar werkloos zijn.
Maar de implementatie liep uit op een sisser. Uit een parlementaire vraag bleek dat er amper langdurig werklozen ingeschakeld werden. Veel geblaat maar weinig wol. De oorzaak? Twee sleutelactoren, de gemeenten en VDAB, liepen niet warm voor de verplichte gemeenschapsdienst. Zij zetten het primaat van de politiek tussen stevige haken.
Werkende ouders eerst
Ook de nieuwe voorrangsregels in de kinderopvang illustreren hoe beleidsmakers breed gedragen en sterk onderbouwd protest negeren.
Werkende ouders moeten voorrang krijgen in de gesubsidieerde kinderopvang. Dat kondigde de Vlaamse regering vorig jaar aan in haar septemberverklaring. Naast extra investeringen moet dat een antwoord bieden op het tekort aan plaatsen in de kinderopvang. En om zand uit de productiemachine te weren, volgt dan de keuze: “Werkende ouders eerst”.
‘Kinderen die opgroeien in armoede zijn net sterk gebaat bij kinderopvang.’
Het idee werd vanuit verschillende hoeken op de korrel genomen. Zo benadrukte expert Jochen Devlieghere (UGent) dat de kinderopvang meer is dan een plek om je kinderen te parkeren terwijl je werkt.
“Er gebeuren zoveel cruciale dingen op vlak van de ontwikkeling van jonge kinderen”, zegt hij over de pedagogische functie van de kinderopvang. Dat maakt de kinderopvang van belang voor alle kinderen. “Kinderen maken er gigantische sprongen. Ze ontdekken daar de wereld.”
Daarnaast heeft kinderopvang ook een sociale functie doordat het ouders een netwerk en groeikansen biedt, aldus Devlieghere. “Kinderen die opgroeien in armoede zijn daarom net sterk gebaat bij kinderopvang.”
Ook werkgevers zijn tegen
De Vlaamse regering lijkt met de voorrangsregels vooral de economische functie van de kinderopvang te benadrukken: ervoor zorgen dat ouders kunnen gaan werken. Maar de maatregel zou ook die economische functie onder druk kunnen zetten, vreest onder meer de Vlaamse Sociaal-Economische Raad (SERV).
‘Er dreigt een averechts effect voor de tewerkstelling.’
De SERV, die vakbonden en werkgeversorganisaties zoals Unizo en Voka verenigt, trekt in een advies aan de alarmbel. “Er dreigt een averechts effect voor de tewerkstelling, onder andere in sectoren waar veel deeltijds gewerkt wordt. Het ontmoedigt ook de stap naar werk voor personen waarvoor voltijdse tewerkstelling (nog) niet mogelijk is.”
Aanvechting bij Grondwettelijk Hof
Na verloop van tijd werden de details van de voorrangregels duidelijk. Waar gesubsidieerde kinderopvangdiensten vroeger 20 procent van hun plaatsen moesten voorbehouden voor kansengroepen, mag dat voortaan maximaal 10 procent zijn. De rest van de plaatsen zijn voorbehouden voor gezinnen waar beide partners samen minstens vier vijfde werken of een opleiding volgen.
‘Kinderopvang is een recht, geen privilege.’
“Kinderopvang is een recht, geen privilege.” Zo reageerde de Kinderopvangzaak. Deze coalitie van negentien organisaties stapte daarom naar het Grondwettelijk Hof om de voorrangregels aan te vechten. “Kwetsbare groepen dreigen uit de boot te vallen. Discriminatie kan geen oplossing zijn”, zei de woordvoerder aan de VRT.
Ondanks al die negatieve reacties drukte de Vlaamse Regering toch door. Sinds 1 april zijn de nieuwe voorrangsregels in voege voor nieuwe ouders die zich aanmelden. Op een uitspraak van het Grondwettelijk Hof moeten we een jaar tot anderhalf jaar wachten.
Politieke geloofwaardigheid
Onze vier voorbeelden maken duidelijk: op zowat alle beleidsterreinen worden na het nodige politieke getoeter, ballonnetjes opgelaten. Ook al halen allerhande experts ze vervolgens vakkundig neer, toch duiken ze vroeg of laat weer op.
‘Een goed politicus luistert naar onderzoek en ervaringskennis en gaat daarmee aan de slag. Ook al vraagt het buikgevoel of de eigen ideologie iets anders.’
Is dat zonder gevaar? Nee. Evidencebased beleid maken, doe je niet alleen als het in je kraam past. Een goed politicus luistert naar onderzoek en ervaringskennis en gaat daarmee aan de slag. Ook al vraagt het buikgevoel of de eigen ideologie iets anders.
Politieke ballonnetjes gaan ook vaak uit van karikaturen en stereotypen die kwetsbare mensen verder wegduwen. Terwijl de wereld niet zwart-wit is.
Wat doet het voor de geloofwaardigheid van de politiek als doorleefde ervaring en onderbouwde kennis keer op keer niet ernstig worden genomen? Politici die binnen of buiten verkiezingstijden overwegen om ballonnetjes op te laten, denken daarom best twee keer na.
Reacties [1]
Spijkers met koppen. Bedankt, Lisa en Peter. Ideologie van ‘eigen schuld en boete(n)’ vertrapt feiten en werkt verharding in de hand. Met de verkiezingen in zicht is jullie bijdrage een hart onder de riem voor ieder die solidariteit als basis van waardig leven ziet, voor elke andere kiezer is het (hopelijk) een eye-opener.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Dikke Freddy aan Marc Coucke, een mens met geldproblemen
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies