Achtergrond

Persoonsvolgende financiering: ‘Hulpverleners willen geen ondernemers worden’

Nico Bogaerts

Persoonsvolgende financiering zet het werkveld onder druk. “Er is een groot verschil tussen theorie en praktijk. De overheid heeft de impact onderschat”, zeggen UCLL-onderzoekers Heleen Neerinckx en Katrien Hermans.

persoonsvolgende financiering

© Unsplash / Henry Co

Aan het stuur

In 2017 werd in Vlaanderen de persoonsvolgende financiering voor mensen met een beperking ingevoerd. Met een persoonsvolgend budget dat berekend wordt op basis van de persoonlijke nood aan zorg en ondersteuning, kunnen meerderjarige personen met een beperking hulp op maat inkopen.

‘Niet alle mensen met een beperking zaten te wachten op persoonsvolgende financiering.’

Heel wat mensen met een beperking waren hiervoor al meer dan twintig jaar aan het pleiten. De komst van persoonsvolgende financiering was een belangrijke stap om mensen met een beperking meer zelfsturing te geven. Als je als zorgvrager je eigen zorgbudget beheert, dan heb je ook de regie van het hulptraject in handen.

De komst van persoonsvolgende financiering past in een actuele kijk op inclusie waar we terecht meer focussen op de mogelijkheden van mensen dan op hun beperking. Veel mensen ervaren de komst van persoonsvolgende financiering daarom als een grote plus. Zoals ingenieur en filosofe Nadia Hadad: “Zonder zou ik geen kwalitatief leven hebben, zou ik niks kunnen bijdragen aan de maatschappij.”

Niet voor iedereen

Maar dat geldt niet voor alle personen met een beperking. Onderzoek wijst uit dat niet iedereen door de bomen het bos ziet. De regelgeving is complex. Mensen met een beperking en hun omgeving hebben te weinig betrouwbare informatie over het reilen en zeilen van deze financieringsvorm. Hulp aanvragen gebeurt met vallen en opstaan.

Bovendien zaten ook niet alle mensen met een beperking, noch hun omgeving te wachten om de zorgregie in eigen handen te nemen. Veel mensen waren tevreden van de zorg die ze kregen. Dat zeggen onderzoekers Heleen Neerinckx en Katrien Hermans, allebei verbonden aan hogeschool UCLL, tijdens een gesprek met Sociaal.Net.

Katrien Hermans: “Een cliënt die erg tevreden was met hoe het vroeger was, kan nu overweldigd zijn door de wijze waarop de zorg is veranderd. De voorziening met altijd dezelfde begeleiders zorgde voor geborgenheid en structuur. Nu loopt het chaotischer, met meer verschillende begeleiders en vrijwilligers… Dat is niet voor iedereen een vooruitgang.”

Onderzoek

Neerinckx en Hermans onderzochten de afgelopen twee jaar de impact van persoonsvolgende financiering op begeleiders en organisaties in de sector voor de ondersteuning van mensen met een beperking. Er waren vragenlijsten, individuele interviews met directies en groepsgesprekken met sociale professionals. Uiteindelijk zijn het vooral voorzieningen voor mensen met een verstandelijke beperking die geantwoord hebben.

‘Terminologie die de laatste jaren opgang maakte? Marktdenken, menselijk kapitaal, commerce en klantenbinding.’

Hun boeiend en erg leesbaar onderzoeksrapport kreeg de titel ‘Hulpverlening als sociale onderneming?!’. Persoonsvolgende financiering introduceert inderdaad markprincipes in de zorg voor mensen met een beperking. En dat is een van de obstakels waar vooral sociale professionals tegenaan botsen, zo blijkt.

Hulpverlening of schoenwinkel

Terminologie die de laatste jaren opgang maakte en ook terugkomt in het onderzoeksrapport: marktdenken, klanten, menselijk kapitaal, commerce, klantenbinding, financieel evenwicht, PR en promotie… Het klinkt eerder als een schoenwinkel dan een voorziening voor mensen met een beperking.

‘Er is bij sociale professionals veel weerstand tegen persoonsvolgende financiering.’

Neerinckx: “Dat klopt, het zijn geen termen uit zorg en welzijn. Uit ons onderzoek blijkt dat er bij sociale professionals veel weerstand is tegen persoonsvolgende financiering. Dat voelden we ook op onze studiedag waarop we ons onderzoek lanceerden. Hulpverleners willen geen ondernemers worden.”

Hermans: “Als je de relatie tussen zorgvrager en zorgverlener louter ziet als een transactie tussen koper en verkoper, dan vallen de sociale aspecten van de job als hulpverlener weg. Gelukkig zijn er organisaties die zo’n terminologie mijden of alle onderhandelingen over ondersteuningsplannen weghouden van hun hulpverleners. Zij hanteren het motto: ‘Hulpverleners moeten doen wat ze moeten doen: hulpverlenen’.” 

persoonsvolgende financiering

Katrien Hermans (l): “Vroeger kon je als hulpverlener nog eens mee gaan winkelen, naar de dokter of op uitstap. Daar is nu geen tijd meer voor.”

© Sociaal.Net

Job minder aantrekkelijk

Een andere opvallende vaststelling uit het UCLL-onderzoek is dat het takenpakket van begeleiders in de zorg voor mensen met een beperking door persoonsvolgende financiering grondig veranderd is. “Minder aantrekkelijk”, zeggen beide onderzoekers.

‘Niemand twijfelt aan de toegenomen werkdruk.’

Hermans: “De impact op de job van begeleiders is groot. De taken zijn verschoven. Vroeger kon je als hulpverlener nog eens mee gaan winkelen, naar de dokter of op uitstap. Daar is nu geen tijd meer voor. In de plaats kwam er veel meer administratie en registratie.”

Neerinckx: “De persoonlijke laag binnen een hulpverleningsrelatie verdwijnt. Hoe leer je iemand goed kennen? Toch door eens samen naar de bakker te gaan of een wandeling te maken. Net dat gebeurt nu door vrijwilligers. Hulpverleners zijn managers van het zorgtraject geworden. Ze moeten voortdurend zoeken naar oplossingen en staan vooral in contact met de familie, thuiszorgdiensten, huishoudhulpen en vrijwilligers.”

Dat een job in de sector voor de ondersteuning van mensen met een beperking minder aantrekkelijk wordt, is geen goed signaal in een werkveld dat smeekt om nieuwe werkkrachten.

Hermans bevestigt: “Bovendien verdwijnt de werkzekerheid, zeker voor starters. Directies geven aan dat ze geen jobzekerheid meer kunnen bieden. Alles is afhankelijk van de zorgbudgetten van mensen met een beperking. Maken zij andere keuzes dan heeft dat effect op financiering en personeelsinzet.”

Transitie heeft grote weerslag

Een ander aspect waarmee organisaties en hulpverleners te maken krijgen, is de veranderende doelgroep. Sinds persoonsvolgende financiering hebben gebruikers die zich aanmelden steeds vaker een meer complexe hulpvraag.

‘Sinds persoonsvolgende financiering hebben gebruikers die zich aanmelden een meer complexe hulpvraag.’

Neerinckx: “Dat heeft te maken met de manier waarop de overheid budgetten toekent. Op dit moment krijgen enkel de meest zorgbehoevende mensen een persoonsvolgend budget. Anderen blijven op de wachtlijst staan. Dat maakt dat de instroom van problematieken in zorgorganisaties zwaarder wordt.”

Hermans: “Dat heeft ook onvoorziene gevolgen. Uit onze gesprekken blijkt dat er meer agressie is bij personen met een beperking. En laat agressie nu net geen indicator zijn bij het inschalen van het zorgbudget. Organisaties hebben hier extra kennis en expertise nodig, maar daarvoor is er geen geld.”

Was het wel een goed idee?

 Was persoonsvolgende financiering dan wel een goed idee?

‘De idee achter persoonsvolgende financiering is belangrijk.’

Hermans: “De idee achter persoonsvolgende financiering is belangrijk. Dat iemand de hulp en ondersteuning krijgt die hij wil en dat hij dit mee vorm kan geven, daar kan je niet tegen zijn. Ook zorgorganisaties zeggen dat duidelijk in ons onderzoek. Maar bij de uitvoering zijn heel wat obstakels opgedoken.”

Neerinckx: “De praktijk was er nog niet klaar voor. Er is ook onvoldoende geld voor uitgetrokken waardoor de trein al sputterde voordat hij goed vertrokken was. Het idee van inclusie en zelfregie is heel mooi, maar de stap van aanbodgestuurde naar vraaggestuurde zorg was te groot om in één keer te nemen. Er zijn tussenstappen gemist.”

Hermans: “De overheid heeft het effect en de gevolgen van persoonsvolgende financiering onderschat. Er is een groot verschil tussen theorie en praktijk. Een goed idee vormgeven is moeilijk en complex. Er was de afgelopen jaren ook geen vangnet om alle problemen die opdoken op te vangen.”

Niet alleen kommer en kwel

Toch is het is niet allemaal kommer en kwel. Verre van zelfs. Heel wat voorzieningen doen er alles aan om binnen deze nieuwe financiering hun draai te vinden. Ze blijven gaan voor kwaliteit.

‘Veel organisaties blijven zich heruitvinden. Dat is positief.’

Hermans: “De invoering heeft organisaties aangezet om hun werking kritisch te bekijken en waar nodig te reorganiseren. Wat is onze missie en visie? Waar staan we voor? Waar willen we voor blijven gaan? Dat is positief. Ze moeten die denkoefening ook wel maken, anders loopt het fout.”

Meer samenwerken

Directies geven ook aan dat ze zich meer dan ooit verbinden in netwerken met vrijwilligers, thuiszorg en andere zorgaanbieders. En net dat, zeggen beide onderzoekers, is voor organisaties misschien de belangrijkste meerwaarde van persoonsvolgende financiering.

‘Kennisdeling en het uitwisselen van infrastructuur zijn positief.’

Hermans: “Er wordt nu sneller samengewerkt. Dat is zeker een plus. Een groep voorzieningen kan hierdoor sneller een persoon in crisis opvangen of voor een cliënt elders plek krijgen. Ook kennisdeling en het uitwisselen van infrastructuur zijn positief. Persoonsvolgende financiering zorgt voor meer lokale samenwerking en praktische afstemming.”

Neerinckx: “Het is beter zo dan dat elk op zich het warm water probeert uit te vinden. Maar je ziet ook concurrentie tussen organisaties ontstaan. Organisaties moeten klanten binnenhalen en inkomsten verwerven. PR en promotie worden belangrijker. Dat zeggen bijna alle directies en het zet ook spanning op dat netwerken en samenwerken.”

Financiële druk

De financiële druk op zorgorganisaties is door persoonsvolgende financiering enorm toegenomen. Dat is glashelder. Directeurs zijn sociale ondernemers geworden die zich begeven op een markt van vraag en aanbod, wat betekent dat inkomsten niet meer 100 procent gegarandeerd zijn. Dat is anders dan toen organisaties ‘gewoon’ subsidies kregen.

‘Het financieel beleid van een organisatie wordt veel belangrijker.’

Er gelden nu andere spelregels, zo lazen we in het onderzoeksrapport: “Zorgorganisaties gaan meer inzetten op marktwerking en innovatie. Ze willen zichzelf aantrekkelijk op de kaart zetten om gebruikers te werven. (…) Maar men zal nu ook sneller zoeken naar manieren om hulpverlening goedkoper aan te bieden, hetgeen soms in schril contrast staat met de missie en visie van een organisatie.”

Hermans: “De zekerheid is weg. Het financieel beleid van een organisatie wordt veel belangrijker. Maar we zien ook dat organisaties met veel dynamische vaardigheden daar handiger op inspelen. Leiderschap is hier een belangrijk element. Hoe een directie zich opstelt, bepaalt mee of men verandering als een kans dan wel een bedreiging ervaart.”

Wat met minderjarigen?

Als het van de overheid afhangt, dan wordt persoonsvolgende financiering uitgebreid naar minderjarigen met een beperking. Sommige ouders van kinderen met een beperking hebben al een zorgbudget, maar dat is er zeker niet voor iedereen.

Neerinckx: “Laten we eerst lessen trekken uit de invoering van persoonsvolgende financiering voor volwassenen vooraleer we de zorg gaan belasten met een nog complexer gegeven. Voor minderjarigen linkt dat immers ook aan inclusief onderwijs en de specifieke rol en verantwoordelijkheid van de ouders.”

Hermans: “Ik denk dat we eerst eens goed moeten luisteren naar het werkveld. We moeten praten met sociale professionals, directies en natuurlijk ook met mensen met een beperking. Dat is tot nu veel te weinig gebeurd. We moeten weten wat goed en fout loopt en hoe we kunnen bijsturen. Dat is belangrijk vooraleer we een volgende stap zetten.”

Inclusieve samenleving heel hard nodig

Bovendien moeten we dan ook hebben over de samenleving. Persoonsvolgende financiering kan maar lukken in een samenleving die bereid is om mensen met een beperking altijd en overal als mens te bejegenen, zoals alle andere mensen. En zover zijn we nog niet, bleek recent nog uit de reactie van komiek William Boeva.

Neerinckx: “Inclusie blijft voor veel mensen een hol begrip. Ik zie dat ook in mijn omgeving. Als je geen mensen met een beperking kent, dan vind je dat niet belangrijk. Heel vaak krijg ik ook de reactie dat 100 procent inclusie niet haalbaar is.”

Hermans: “Inclusie is meer dan liefdadigheid. Inclusie is echt een werkwoord. En om dat doel van participatie en zelfregie van mensen met een beperking te bereiken, heb je die inclusieve samenleving heel hard nodig.”

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.