Achtergrond

‘Persoonsvolgende financiering duwt zorgvoorzieningen in uitvoerende rol’

Toon Benoot

Vier jaar geleden deed persoonsvolgende financiering haar intrede in de zorg voor personen met een handicap. Onderzoeker Toon Benoot stelt vast dat deze vernieuwing “de essentie van hulpverlening onder druk zet: vertrouwen, tijd, aandacht en expertise.”

persoonsvolgende financiering

© Pexels / Cliff Booth

Inzetten op meerdere fronten

In 2016 startte het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) met de langverwachte invoering van persoonsvolgende financiering.

‘Wat is het effect van persoonsvolgende financiering op de werkpraktijk?’

Persoonsvolgende financiering weerspiegelt de maatschappelijke tendens naar ‘verpersoonlijking’ en ‘vermarkting’. Het is een middel om autonomie en zelfbeschikking van mensen met een handicap te versterken en een vraaggestuurd zorgaanbod uit te bouwen. Naast een financieringstechniek is het dus vooral een nieuwe invulling van burgerschap, sociaal rechtvaardige zorg en ondersteuning voor personen met een beperking.

Gebruikers, voorzieningen en de overheid zien persoonlijke financiering als een belangrijke hefboom om mensen met een beperking volwaardig deel te laten uitmaken van onze samenleving.

Toch is het niet evident om al die verschillende doelstellingen op elkaar af te stemmen. Je kan in een eigentijdse zorgorganisatie meer ruimte te maken voor marktmechanismen, maar gaat dat ook naadloos over in gelijkwaardig burgerschap tussen mensen met en zonder beperking?

Hoe gebeurt het in de buurlanden?

Laten we eens over het Vlaamse muurtje kijken. Want ook andere landen jagen met nieuwe financieringssystemen dezelfde ronkende ambities na.

In Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk proberen praktijkwerkers die verschillende doelstellingen op elkaar af te stemmen met strak geformaliseerde en gestandaardiseerde procedures.

Die formalisering heeft vervelende gevolgen. Wanneer cliënten, budgethouders dus, een creatieve oplossing voor hun ondersteuningsvraag uitstippelen dat niet past binnen deze strakke procedures, dan wordt dit geduid als oneigenlijk gebruik van het persoonsvolgende budget. Dit rigide werken in de aanvraag-, beoordelings- en toewijzingsfasen laat weinig ruimte voor onderhandeling en tegenspraak tussen aanbieder en budgethouder.

Gevolg? De cliënt staat de facto nog geen stap verder. Dat geforceerd formalisme veegt uiteenlopende opvattingen van autonomie onder de mat en zet een vernieuwende vraaggestuurde aanpak onder druk.

De rol die terreinwerkers in deze internationale modellen opnemen, blijft beperkt tot het vergroten van de toegang tot persoonlijke budgetten en het beter afdwingen van de rechten van mensen met een handicap. De zoektocht naar hoe de geleverde zorg en ondersteuning betekenisvol kan zijn voor de persoon in kwestie blijft in de schaduw staan.

Ondernemend netwerk

Het is vanuit deze vaststelling dat we in Vlaanderen onderzochten op welke wijze de invoering van persoonlijke budgetten van invloed is op de vrijheid van zorgvoorzieningen. Wat is het effect van persoonsvolgende financiering op de werkpraktijk? Kunnen ze hun pedagogisch project nog realiseren?

‘Het is een hefboom voor sociaal ondernemerschap.’

We gingen in gesprek met de directie van elf zorgvoorzieningen die zich verenigen in het ondernemend netwerk ‘Kwaito’. Verbinding en buurtgericht ondernemen vormen de basis van hun praktijken. Het netwerk deelt kennis en wil ook wegen op het beleid om een klimaat te scheppen waarin voldoende ruimte wordt geboden voor sociaal ondernemen.

In de gesprekken die we voerden, staat de impact van persoonsvolgende financiering op het pedagogisch project van deze organisaties centraal.

Motivatie om verder te professionaliseren

Eerste vaststelling: persoonsvolgende financiering biedt nieuwe hefbomen om organisaties sterker uit te bouwen volgens de principes van ‘sociaal ondernemerschap’. Deze zorgaanbieders ervaren die transitie naar sociaal ondernemerschap als positief. De introductie van marktmechanismen maakt dat directies oude gewoonten en praktijken in vraag stellen. Het motiveert ze om hun organisatiestructuur om te vormen.

De reflectie op wat voorheen evidenties waren, zorgt ervoor dat voorzieningen de organisatorische en financiële aspecten van hun dagelijkse praktijk veranderen. Dat gaat bijvoorbeeld over loonkosten, fondsenwerving, efficiëntie en effectiviteit van het leidinggevend personeel, voor- of nadelen van schaalgrootte en de berekening van verblijf- en ondersteuningskosten.

Dat herdenken van de eigen werking, in functie van de organisatorische en financiële gezondheid van de zorginstelling, wordt alom toegejuicht: “Omdat het ook belangrijk is om efficiënt te werken binnen een organisatie.”

Pedagogisch project staat onder druk

Heel andere geluiden horen we over het pedagogisch project.

‘Persoonsvolgende financiering mondt niet automatisch uit in meer kwaliteitsvolle zorg.’

Wat op dit vlak als goede praktijk wordt gezien, ligt in lijn met de jarenlang opgebouwde expertise. Het garanderen van kwaliteitsvolle zorg en ondersteuning ligt volgens de directies van Kwaïto in het verder uitbouwen van deze professionele expertise.

Of zoals een directeur het stelt: “Als elke persoon met een verhoogde kwetsbaarheid zijn eigen zaken volledig onder controle heeft, maar geen zicht heeft op welke zorg kwaliteitsvol is, dan zet hij een stevige stap achteruit.”

Focus op financiële plaatje

Persoonsvolgende financiering mondt dus niet automatisch uit in meer kwaliteitsvolle zorg. Integendeel, op dit vlak werpt dit nieuw financieringsmodel volgens Kwaito ook nieuwe obstakels op.

Zo krijgen gesprekken tussen zorgvrager -en aanbieder plots nieuwe inhoudelijke invullingen: “Gesprekken met gebruikers en hun netwerk richten zich meer op de financiële aspecten. Onze visie op de manier waarop we met gebruikers omgaan, wordt nog weinig bevraagd.” Deze houding is vooral zichtbaar bij nieuwe instromers: personen die sinds de overgang naar persoonsvolgende financiering een budget toegewezen kregen om hun zorg en ondersteuning vorm te geven.

‘De essentie van hulpverlening staat onder druk.’

Gesprekken met deze groep budgethouders gaan vooral over de randvoorwaarden van de geleverde zorg en ondersteuning. Hoeveel kost het om kledij te laten wassen en strijken? Waarom kost een warme maaltijd hier een euro meer? “Een groep mensen is zo gefocust op het financiële plaatje, dat ze de kern vergeten: als je hen vraagt wat voor hulp ze wensen, dan hebben ze daar soms geen idee van.”

De focus op het vastleggen van meetbare elementen in een contract tussen zorgvrager en zorgaanbieder zet de essentie van hulpverlening onder druk: vertrouwen, tijd, aandacht en expertise.

Strijd tussen expertises

Persoonsvolgende financiering ambieert om de gebruiker in zijn kracht zetten. Het toewijzen van de middelen aan de persoon met een zorgvraag is een erkenning van de kennis en het inzicht in de eigen situatie. De persoon en het netwerk worden geacht zelf goed te weten hoe de zorg en ondersteuningsvraag best beantwoord wordt.

‘Het is goed dat ervaringsdeskundigheid een belangrijke plaats krijgt.’

Die erkenning is terecht: het is goed dat ervaringsdeskundigheid een belangrijke plaats krijgt. De bevraagde directieleden zien een gesprek met gelijken als de basis van een goede praktijk. Logisch voor wie de geschiedenis van het Kwaito-netwerk kent: de meeste van deze voorzieningen ontstonden dertig jaar geleden uit enkele ondernemende ouders van kinderen met een beperking. Een harmonieuze wisselwerking tussen beroepsexpertise en ervaringsdeskundigheid zit in het DNA van dit netwerk.

Toch merken voorzieningen een groeiende polarisering tussen deze expertises. De reden voor deze botsing wordt beschreven als de druk van een aantal ouders die beweren ‘het beter te weten’. Die houding maakt een gesprek onder gelijken moeilijk.

Een directielid waarschuwt: “Ik ben een voorstander van persoonsvolgende financiering omdat de zorg en ondersteuning te veel gestuurd werd. Co-regie is dus wenselijk, maar dat mag niet doorslaan in zelfregie.”

Verschuiving in kwaliteitsopvatting

Voorzieningen vrezen de almacht van ervaringsdeskundigheid. Ze zien dat risico ook doorschemeren in de invulling van kwaliteit. De maatstaf voor kwaliteit verschuift naar de mate waarin de wensen van de  budgethouder ingevuld worden.

Voorzieningen vinden het een gezond proces dat zij als een van de vele partners mee aan tafel zitten. In die samenwerking moet wel ruimte blijven om de eigen opdracht en verantwoordelijkheid te realiseren.

Wat bijvoorbeeld als enkel de budgethouder beslist of hij een beschermende helm draagt of een slikprotocol wenst te volgen? “We moeten er altijd voor zorgen dat de gewenste zorg en ondersteuning ook veilig en comfortabel is. Ook onze invulling van kwaliteit moet in de weegschaal liggen.”

U vraagt, wij draaien

Door die wijzigende posities, nemen voorzieningen een meer afwachtende houding aan in gesprekken over zorg en ondersteuning.

Als gebruikers en hun netwerk bepaalde wensen stellen waarvan voorzieningen inschatten dat die niet zullen leiden tot de beste zorg, dan stellen ze zich terughoudend op. Een confrontatie met ‘de klant’ zou namelijk kunnen betekenen dat deze op zoek gaat naar een andere ‘leverancier’.

Wanneer gebruikers wegtrekken op basis van financiële overwegingen vinden voorzieningen dit jammer. Indien dit gebaseerd is op onvrede met het ‘niet leveren van wat wordt gevraagd’, vinden voorzieningen dit vooral gevaarlijk.

Ruimte voor verschillende opvattingen

Zorg en ondersteuning mogen niet herleid worden tot een uitvoeringspraktijk. Dit roept vragen op over de waarde van een vraaggestuurde praktijk voor het pedagogisch project van zorg en ondersteuning.

‘Zorg mag niet herleid worden tot een uitvoeringspraktijk.’

Als rode draad doorheen de gesprekken met de Kwaito-leden loopt het belang van een dialogisch proces waarin verschillende opvattingen over goede zorg besproken worden. De vraag van de gebruiker moet naast de expertise van professionals liggen. Eenzijdige aandacht voor een zelfbewust en autonoom individu, zoals beschreven in de beleidsteksten, bemoeilijkt dit dialogisch proces.

Zorg in samenspel

Een verregaande focus op autonomie en zelfbeschikking biedt geen garantie voor kwaliteitsvolle zorg. Evenmin geldt dit voor een verregaande autonomie voor zorgvoorzieningen.

Eerder dan de onderhandelingsposities in evenwicht te brengen, duwt de Vlaamse persoonsgebonden budgetregeling zorgvoorzieningen in een meer uitvoerende rol. Dat beperkt hun ruimte om een pedagogisch project op te zetten, in co-regie met de gebruiker.

Persoonsvolgende financiering erkent de gelaagdheid en complexiteit die kwaliteitsvolle en betekenisvolle zorg inhouden. Maar het gaat er te makkelijk van uit dat dit systeem er een positieve bijdrage aan levert. Voorzieningen nemen, nu en dan met veel ellenbogenwerk, de ruimte om hun invulling van betekenisvolle zorg en ondersteuning een plaats te geven. Want spreek je over co-regie en samenwerking, dan moet elke partner daarbij een waarde hebben.

Reacties [14]

  • Jurgen

    Van “zorgen voor” en ” zorgen dat” naar “begeleiden bij….” door in dialoog te gaan is zeker de gewenste richting.
    De beperkte mate van diagnostiek en beeldvorming maakt het aansluiten bij de kern van de ondersteuningsvraag wel een stuk lastiger. De PVF voorziet hier niets in helaas, maar het scheelt een hoop tijd en middelen als dit wel voorzien zou worden voor zorginstellingen. Dan kan de zorgzwaarte ook veel correcter/objectiever bepaalt worden (door een onafhankelijk indicatieorgaan) en kunnen we een keer van die Prioriteitengroep af en koers maken richten een open end financiering. Zorg heb je nu nodig en niet >1,5 jaar in PG1 gezeten te hebben.

    Warme groet,

    Een bezorgde zorgmanager

  • Bert Van Rumst

    Wat we willen als ondernemers binnen Kwaito is verbinden: dat is de ultieme droom. Verbinden tussen mensen, organisaties, bedrijven en overheden. De doctoraatsstudie van Toon Benoot opent die waardevolle weg: de verbinding tussen zorgvrager en -aanbieder. En dat vraagt om samenwerking, om co-creatie, om dialoog.Mildheid voor elkaar, echt luisteren, en samen tot de best mogelijke oplossingen komen.

    Namens de kwaitoleden,
    Bert Van Rumst

  • Ronald Stevens

    De voorzieningen hebben niet liever dan: geef het geld toch rechtstreeks aan ons, WIJ zijn de experts. Zij zien met lede ogen de situatie veranderen van: de persoon met een handicap moet in het plaatje passen. Zich aanpassen aan de organisatie naar: wij krijgen de regie over ons eigen leven.
    Dat staat hen echt niet aan. Zo zien zij het niet.
    In sommige gevallen proberen ze zelfs onder het voorwendsel van covid 19 de klok terug te draaien……

  • Stef

    Het systeem dat het PVB door de instelling gebruikt en ingevuld wordt, noem ik eerder het uitbuiten van personen met een beperking!! Mijn schoonzus werd begeleid door een instelling in het zelfstandig wonen (door een begeleider) en betaalde huishuur omdat ze daar ook aan appartement huurde. Ze betaalde vorig jaar € 500 huur (dat ze zelf moest betalen via het harde werken in de onderbetaalde beschutte werkplaats) en voor de rest werd heel haar budget gebruikt door de instelling voor haar (zogezegde) begeleiding…. Vanaf 2021 zou ze ineens (nieuwe regelgeving) € 1000 moeten, betalen , zijnde € 800 huur en nog € 200 leefgeld (voor onkosten zoals eten (wat ze niet doet in de instelling, daar ze zelf kookt), en gebruik van allerlei gezamenlijk zaken waar ze ook geen gebruik van maakt. Dus van dag op dag zou ze ineens € 1000 zelf moeten ophoesten, en voor de rest zou het volledige budget van het VAPH weer gebruikt worden door de instelling voor de minimale begeleiding…. een schande !

  • Dany Dewulf

    Minstens 3 zaken zijn niet goed geïmplementeerd om PVF tot een succes te maken voor de hulpvrager en zijn netwerk:
    1) Geen extra middelen voor de hulpvrager en zijn netwerk om een onafhankelijke zorgprofessional in te huren die kwaliteit van zorg en ondersteuning mee helpt verhogen en borgen.
    2) Geen middelen in het PVB om het sociaal netwerk van de hulpvrager te versterken, nochtans noodzakelijk om in een sterke onderhandelingspositie te kunnen staan t.a.v. een voorziening bijvoorbeeld.
    3) Er moet voldoende zorg- en ondersteuningsaanbod zijn zodat de hulpvrager met zijn PVB voldoende keuzemogelijkheden heeft om zijn zorg en ondersteuning naar eigen wens in te vullen.
    Voor het overige wel akkoord met de verzuchtingen van de voorzieningen in Kwaito.

    • Geert D'haene

      Akkoord Dany, er moet inderdaad voldoende gedifferentieerd aanbod zijn zodat mensen met hun budget ook voldoende keuze kunnen maken en aansluiting vinden op de noden binnen hun persoonlijk plan.
      Wat betreft punt 1 en 2: hier kan ik je ook in volgen, maar wil toch onder de aandacht brengen dat mensen ook de kans kunnen grijpen om zich goed te informeren en voor te bereiden en gratis ondersteund kunnen worden via onafhankelijke diensten (i.c de D.O.P’s). Deze kunnen coachen in het sterker uitbouwen van het sociaal netwerk en faciliteren eveneens dat cliënten (en hun context) een eigen krachtgericht ondersteuningsplan opmaken. Hierdoor hebben ze meer kans om zelf aan het stuur van hun ondersteuning (en leven) te blijven en draagt er toe bij dat ze in een gelijkwaardige onderhandelingspositie kunnen komen t.a.v. (gelijk welke) zorgaanbieders.
      Spijtig dat binnen dit boeiend artikel/onderzoek van Toon niet meer aandacht gaat naar het belang van een krachtgericht en inclusief voortraject.

  • René De Ridder

    Een doelstelling van PVF was ‘maximaal’ eigen regie, hetgeen iets genuanceerder is dan 100% eigen regie. Kwaito zelf beroept zich op haar wortels in de eigen regie, en steunde nog in 2018 in een reactie op een ander artikel op sociaal.net volmondig het principe van de eigen regie. Nu zien we hier geen bocht van 180 graden, maar wel wat bijsturing en daar is niets mis mee. Ik kan best leven met een mix van x% vraaggestuurd en y% aanbodgestuurd zolang er een gezonde verhouding is tussen x en y.

  • Eva Kestens

    Deze vorm van sociaal ondernemerschap is een illusie. Stel je opent een winkel, maar er mag alleen een bepaald publiek in je winkel binnen. Die mensen moeten eerst lang in de rij staan voor ze over het geld beschikken om iets te komen kopen, maar ondertussen moet je wel je winkel openhouden. Het kan voorkomen dat iemand toen hij zijn aanvraag om iets in de winkel te kopen deed, andere wensen/noden had dan op het moment dat hij zijn geld krijgt. Je kan dan niet zomaar ineens iets ander verkopen, want daarvoor is dan geen ruimte in het budget. Tenzij je het als winkel uit goede wil wil voorschieten, want je kan toch niet iemand op zijn honger laten zitten. …. Geen ondernemer die op deze manier wil ondernemen. Als je sociaal ondernemerschap wil stimuleren, moet alles veel vlotter verlopen en moeten voorzieningen ook echt vrije keuzes kunnen maken.

    • heidi degerickx

      ik vind dit wel een heldere beeldspraak die idd doet nadenken over sociaal ondernemerschap – ook bij de kringwinkels vond ik het globaal genomen niet echt een geslaagde transitie – ook daar werd de idee van ondernemen in het sociale veld geïntroduceerd als schaamlap voor botte besparingsdrift vanuit Vlaanderen. Ik denk dat het artikel goed de spanning aanhaalt tussen het organisatorisch en pedagogisch aspect in sociaal ondernemen en hoe vermarkting het pedagogisch project echt ook kan ondermijnen. Mooi artikel, Toon!

  • Paul Jando

    Vreemd hoeveel ruzie er toch telkens weer is … wie bepaalt? Hulpverlener of client? Het antwoord, voor de beste zorg, lijkt me evident: de client.

    Zullen we ooit het einde zien van hulpverleners die erover klagen? Waarschijnlijk niet.

    • Yolande Serkeyn

      groot gelijk Paul!

    • Ronald Stevens

      Klopt Paul

    • Christine DUPONT

      Van dit soort reacties word ik ziek. En zijn ze niet de illustratie van de vaststellingen van de auteur? Als ouder, mantelzorger, netwerk van) personen met een intellectuele beperking heb ik vertrouwen, tijd, aandacht en expertise van de hulpverlening nodig. Bestaan wij wel voor jullie?

  • Emmanuel

    Het concept sociaal ondernemerschap is opgelegd, niet zo zeer vanuit een geloof in de kracht en sterkte van de vele zorgaanbieders maar eerder vanuit een besparingslogica. Jullie moeten alle ondernemers worden maw hetzelfde maar met minder. Het speelveld wordt voortdurend aangepast waardoor middellange termijndoelstellingen bijna onhaalbaar zijn, kortom een onbetrouwbare overheid.Mocht er een directe relatie zijn tussen besparingen en pvb’s zijn, dan zou je eventueel kunnen spreken van ondernemerschap. Mijn besluit: (on)gewild zet overheid zorgaanbieders en mensen met een ondersteuningsvraag tegen elkaar op maar we zijn partners.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.